Mijn posts betreffende de geschiedenis van Holambra beslaan tot dusverre de periode 1946-1954. Daarin komen de voorbereiding, de eerste jaren en de crisis in de jaren 1951-1953 aan bod. Dankzij de digitalisering van kranten duiken steeds meer artikelen op over de beginjaren. In het navolgende keren we terug naar 1949. Het katholieke dagblad DE TIJD besteedde op 23 februari van dat jaar aandacht aan het vertrek van de tweede grote groep emigranten naar Holambra. Ze maakten de zeereis met de “Alphard”, dezelfde boot die later dat jaar ook de eerste emigranten van de gereformeerde kolonie Monte Alegre vervoerde.
Nederlandse boeren stichtten een coöperatie op Fazenda Ribeiro
Kath. gemeenschap in Brazilië
Wanneer morgen, 24 Februari, de ”Alphard” wegvaart van de Lekhaven in Rotterdam, heeft zij een groep van zestig Nederlanders aan boord, die wij niet zonder een schriftelijk uitgeleide mogen laten vertrekken. Zij, de pioniers, die hun vooraf gingen en de honderden, die nog na hen zullen komen, schrijven met hun arbeid en hun wil om van de toekomst iets goeds te maken ten stuk historie, waarop onze kindskinderen wellicht ooit met dromerig verlangen zullen terugblikken, gelijk het ons vergaat wanneer wij lezen over Jan van Riebeek en zijn Kaapkolonie.
Wij dachten, dat over emigratie nu niet zo veel nieuws meer te vertellen viel: elke emigrant getuigt van ondernemingszin, voor elk geval is er de breuk met het oude, vertrouwde leven en het opnieuw beginnen in een onbekende wereld – in die zin lopen alle emigratiekwesties parallel. Maar het project “Fazenda Ribeiro” valt buiten de tot nu toe getrokken lijnen; daarom moeten wij U vertellen van deze grootscheepse onderneming, opgezet door de Katholieke Nederlandse Boeren- en Tuindersbond.
Als in de tijd van Jan van Riebeek
Ir. J. G. Heijmeijer is de man, die zich persoonlijk door een zorgvuldig onderzoek ter plaatse op de hoogte beeft gesteld van de mogelijkheden voor een groepsemigratie naar Brazilië. Zijn keuze viel op de “Fazenda Ribeiro”, 5000 hectare groot, waarop men hoopt voor twaalf- tot vijftienhonderd Nederlanders een plaats te vinden. Maar meen niet, dat Jan en alleman even op het bureau aan de Badhuisweg te Den Haag kan binnenlopen en er daar meteen een enkele reis Brazilë gereed ligt.
Er heeft plaats gevonden en er vindt nog steeds plaats een zorgvuldige selectie van de gegadigden naar liefde voor het vak, naar geloofsovertuiging en gemeenschapszin. Daar, 40 K.M. van de stad Campinas, moet een zelfstandige maatschappij worden opgebouwd, die vooral de eerste jaren veel persoonlijke offers en een groot aanpassingsvermogen van haar leden zal vergen. Alle leden van deze gemeenschap staan in dienst van een coöperatie op basis van de Braziliaanse wetten en men behoeft geen rijke fantasie te hebben om zich voor te stellen dat er wel het een en ander komt kijken om deze onderneming landbouw-technisch, fin.-economisch en maatschappelijk van Nederland uit voor te bereiden en te bereiken, dat zij ook inderdaad volgens de opgezette plannen draait.
Ir. Heijmeijer, de ontwerper van het plan, laat het niet bij de theorie alleen. Hij bracht in januari nog een kort bezoek aan de Fazenda en vertrekt op 10 Maart a s. zelf ook met zijn gezin om definitief de leiding van deze Nederlandse “kolonie” in Zuid-Amerika op zich te nemen. Met hem gaan dr. Sijen, die door het Hoogwaardig Episcopaat als geestelijk leidsman van de parochie is aangewezen en vier zusters van het H. Hart [Kannunikessen van het H. Graf], die voorlopig voor onderwijs en verpleging zullen zorgen.
Er is zoiets als een school, waar een Braziliaanse onderwijzeres in het Portugees les geeft, en de veranda van het hoofdhuis der Fazenda doet dienst als noodkerk – nu reeds op Zondagen voor 150 man, onder wie meer dan de helft Brazilianen uit de omgeving. Natuurlijk moet er ook een monteur, een timmerman en een smid mee en straks waarschijnlijk ook een dokter. Het bestuur van deze Nederlandse maatschappij wordt uit de boeren gekozen.
Wij waren een ogenblik op het bureau van de K.N.B.T.B., waar de adspirant-emigranten in- en uitlopen met hun formulieren en duizend-en-een beslommeringen. Dat zijn de alledaagse moeilijkheden, die de buitenstaander het eerst een indruk geven van wat er zo allemaal bij een dergelijke instelling omgaat, doch gecompliceerder en veel verder reikend is het hoofdprobleem, dat hier aan de orde is: hoe deze unieke onderneming van de groepsemigratie tot een succes kan worden gemaakt.
Daarvoor moeten de grote lijnen worden uitgestippeld: de emigranten komen platzak in hun nieuwe vaderland, de Braziliaanse staat geeft een soort subsidie; hoe moet gemanoeuvreerd worden om het crediet niet te hard aan te spreken; de basis van het bedrijf is de melkveehouderij – heeft een eigen zuivelfabriek kans van bestaan; welke mogelijkheden liggen er voor tuinbouwproducten; hoe kan na verloop van tijd de verkaveling der gronden worden geregeld?
Stuk voor stuk vragen, die de kern van de bedrijfsvoering raken; daarnaast vereist een vooruitziend beleid echter ook aandacht voor de meest uiteenlopende details: de inventaris der Nederlandse boerderijen mag worden meegenomen, maar met een tractor, waarvoor in Brazilië geen onderdelen te koop zijn, valt weinig te beginnen en als er boerenwagens meegaan, moeten alle banden van dezelfde maat zijn.
Vergeten wij ook niet het probleem van de mensen zelf. Zij blijven voorlopig verstoken van veel comfort, dat hier te lande voor vanzelfsprekend gold, zij leiden er de eerste jaren stellig een sober bestaan, waarbij – om een voorbeeld te noemen – bier zelfs tot de luxe wordt gerekend, zij moeten op de Fazenda hun eigen ideeën aanpassen bij de richtlijnen, die voor de gehele gemeenschap gelden.
Morgen varen er weer zestig man naar Brazilië, onder wie vier families met kinderen; in maart volgen er nog eens zeventig. Zij zullen er straks met de maïscultuur experimenteren en misschien met pinda’s, ze zullen er ontdekken. dat tulpenbollen in Zuid-Amerika kweken iets anders is dan in Hillegom; ze zullen er in een katholieke Nederlandse gemeenschap werken voor de toekomst van hun kinderen, aan wie ons overbevolkt land geen redelijk bestaan meer kan garanderen. Maar hun reis naar de “Fazenda Ribeiro” is geen onbezonnen gooi naar het avontuur; ir. Heijmeijer geeft zijn emigranten het devies mee: “Hard zijn voor jezelf en hart hebben voor de evenmens!”