Op weg naar Monte Alegre (6)

Na het verblijf in São Paulo begon voor de pioniers van Monte Alegre de laatste etappe van hun reis: met de trein naar Piraí do Sul en dan met de bus naar de kolonie. Bij de busreis werden ze begeleid door de Nederlandse consul in Curitiba, ds. William Muller en een vertegenwoordiger van de firma Klabín.

Het station van Piraí do Sul

Een gedeelte van de bagage werd ook hier weer bevracht en zou in de bagagewagen de reis meemaken. Met een stevige handdruk werd afscheid genomen van onze “gids” en wij waren gereed om te vertrekken. Doch voor wij vertrokken, wachtte ons nog een verrassing. Een dame kwam met snelle pas aangelopen, stak haar hoofd naar binnen en riep: ‘Zijn hier ook Hollanders in de wagen’. Dat verstonden wij en zij behoefde het geen tweemaal te vragen. In koor werd dan ook geroepen: ‘Ja, 28 in totaal’. Het was de echtgenote van de heer Van Schwartzenau. Zij was door haar man vanuit Rio opgebeld, die haar gezegd had, dat wij ons in Sao Paulo moesten bevinden en of zij nu even zien wou of wij op het station waren. Hij was de vorige dag juist per vliegtuig vertrokken naar Rio om ons te verwelkomen, maar was ons misgereisd. Mevrouw was naar het station gesneld, de eerste de beste wagon had ze uitgepikt en maar geroepen, of er Hollanders waren. Het was jammer, dat het slechts 5 minuten voor het vertrek van de trein was. Ook deze attentie werd door de groep ten zeerste op prijs gesteld. De heer Van Schwartzenau is verbonden aan de Hollandse legatie, afd. Immigratie en heeft meegeholpen aan het tot stand brengen van de contracten tussen Klabin en ons.

Om 5 uur vertrok de trein. Het zuiden in. Het station waar wij moesten uitstappen, was Piraí do Sul. Daar zouden we worden afgehaald. En als de trein geen vertraging had, dan konden wij de andere morgen om 10 uur in Piraí wezen. Ook deze treinreis was zeer vermoeiend. Geen slaapwagen. Harde banken en een lijn met onnoemelijk vele bochten. En ook deze nacht kwam niet veel van slaap. Alleen de kinderen sliepen. Trokken zich nergens wat van aan. En over ’t algemeen waren we wat blij, dat de morgen weer aanbrak. Hoe meer we Piraí naderden, hoe meer de spanning steeg. Zouden we afgehaald worden? En hoe en door wie? En hoe lang zou de reis dan nog duren? Wat wij niet verwacht hadden, gebeurde. De trein was op tijd. Dat was dus al een meevaller! Later heb ik eens meegemaakt, dat hij 8 uur over tijd was. Dat zou nu niet zo prettig geweest zijn.

Toen de trein in Piraí stopte, was het vlug uitstappen. De koffers er uit en daar stonden wij dan. We werden hier verwelkomd door Ds. Muller van Carambeí, in zijn functie van consul der Nederlanden. Na de verschillende personen aan hem voorgesteld te hebben, werden wij door hem voorgesteld aan de vertegenwoordiger van de Firma Klabin, de heer Touranie, chef van de afdeling Landbouw van de Maatschappij. De man dus, waar wij in de toekomst geregeld mee in contact zouden komen. Dr. Touranie is een Hongaar, van adellijke afkomst, die het nodig gevonden had, uit de gezichtskring van de handlangers van Stalin te verdwijnen.

Ds. W.V. Muller

Na de eerste kennismaking zouden wij even onze bagage ophalen die uit de bagagewagon gekomen was. Maar jawel, wat ook meegekomen was, geen bagage van de Hollanders. In totaal 10 grote koffers en 4 grote zeildoekpakken. Dat was niet prettig. Waar waren ze? Nog in Sao Paulo? Door consul Muller werd overleg gepleegd met de stationschef. Die zou er over bellen en als ze nog in Sao Paulo waren, zouden ze wel met de volgende trein komen. ‘Ja’, zeide Dr. Touranie, ‘dat is Brazilië, het kan ook nog wel 10 dagen duren voor ze hier zijn. Als ze tenminste komen’. Dat was alvast geen bemoedigende vertroosting. Daar waren er bij die nu maar één hemdje bij zich hadden. Een ander had zijn zondagse pak er in zitten. Toen wij met de koffers die wij nog bij ons hadden, uit het stationsgebouwtje kwamen sjokken en Ds. Muller er een film van draaide, kwam er geen serie vrolijke gezichten op de film. Maar wat zouden wij er aan doen. Het was niet anders. Wij moesten het aanvaarden of wij wilden of niet. Dus maar weer verder. Het heeft ook inderdaad 10 dagen geduurd voor wij de koffers weer hadden.

Buiten stond een autobus klaar om ons verder te brengen. Nog 100 km de bergen in. Mijn vrouw en ik met de beide kleinsten konden bij Ds. Muller en Dr. Touranie in hun luxe wagen meerijden. En daar ging het. De laatste etappe. Tenminste, dat meenden wij. Maar zover was het nog niet. Dat zouden wij ondervinden. Pas veel later maakten wij de laatste étappes. De weg die wij gingen, was een echte bergweg. Vol bochten, dan steil omhoog, dan door een dal, dan langs een geweldige diepte over een weg die in de rotsen uitgehouwen was. Maar het ging toch met een flink tempo. En hoe de zwarte buschauffeur het klaar speelde om tegelijk met ons over te komen is mij nog een raadsel. In ieder geval, chauffeuren kon hij. Of wij veel gezien hebben van het landschap? Ik geloof het niet. Wij waren te moe. Sinds de vorige middag geen eten, ’s nachts geen slaap, 18 uur in een slingerende trein, teleurstelling over verdwenen koffers; dat alles werkte niet mee, om veel aandacht te hebben voor de omgeving. Ik ben er later nog eens met een taxi langs gekomen, maar ik herkende de weg niet meer.

Na ongeveer een uur rijden, vertelde Ds. Muller dat wij aan de grens van de Fazenda waren. De Fazenda Monte-Alegre is groter dan de provincie Utrecht. Om plm. 1 uur kwamen wij bij een klein plaatsje: Lagoa. Daar moesten wij uitstappen. ‘Hier zijn we voorlopig op de plaats van bestemming’, vertelde Ds. Muller. ‘De kolonie is nog ongeveer 6 km verder’. We waren uitgestapt voor een soort pension en daar stond het eten voor ons klaar. Wij moesten erkennen, er werd boven verwachting voor ons gezorgd, en het moet voor de pensionhoudster wel een teleurstelling geweest zijn, dat er niet meer gegeten werd. Wij waren te moe en een bed was ons meer welkom geweest. Later hebben wij wel getoond, dat Hollanders ook wel eten lusten. Terwijl wij zaten te eten, waren Ds. Muller en Dr. Touranie er op uit om onderdak voor ons te krijgen. Wij konden nog niet naar onze huizen, omdat onze grote kisten met het huisraad nog in Rio stonden. Onderdak werd voor ons gevonden in een school. Een autobus was al weg naar Harmonia om bedden, vrouwen maakten de school schoon en om plm. 6 uur betraden wij de school. Dit was, naar wij hoopten, voor korte tijd, ons tijdelijk verblijf. Eten konden wij in het pension.


Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *