Op weg naar Monte Alegre (7 – slot)

In het laatste deel van zijn reisverslag beschrijft Rinke Slump sr. de aankomst in de kolonie en zijn eerste indruk van de nieuwe woning. Het artikel verscheen op 4 april 1950 in het Gereformeerd Gezinsblad. Amper vijf weken later eindigde het pioniersleven van Rinke Slump op noodlottige wijze. Hij liep ernstige brandwonden op toen hij bezig was de tractor bij te vullen met benzine. Op vrijdag 12 mei overleed hij. Daarmee verloor de nog jonge en kleine kolonie zijn leider.

Wie had daar op gerekend, dat er zo voor ons gezorgd zou worden. Wij hoopten dat we daar maar een korte tijd zouden verblijven, maar dat is ons tegengevallen. Het was 16 december toen wij in de school kwamen. Wanneer zouden wij de school weer verlaten? Dat wij die avond niet laat naar bed gingen, lag voor de hand. En dat wij spoedig insliepen, kunt ge ook gerust aannemen. Slapen als marmotten, zegt het spreekwoord.

Er was afgesproken, dat wij de volgende dag de kolonie zouden bezichtigen, met de huizen die voor ons klaar stonden. U kunt zich voorstellen, dat wij des anderen daags met spanning de dingen tegemoet zagen. Wij zouden de plaats, waar wij een nieuw bestaan zouden leiden, in ogenschouw nemen. Zou het mee- of tegenvallen? Wat wij onderweg gezien hadden, had wel enigszins ons de moed ontnomen, maar de ontvangst gaf ons weer wat hoop. Maar rustig afwachten. Om goed 8 uur verscheen de auto. Een vrachtwagen, die geregeld in dienst was van de kolonie. “Instappen” behoefde geen twee keer tegen ons gezegd te worden. Een paar moeders, die nog zeer vermoeid waren van de reis, bleven bij de kleintjes achter. En daar ging het dan. Eerst al maar langs de hoofdweg. Nog een paar flinke “bulten” over, vlak bij Lagoa. De weg was behoorlijk goed. Het was een verharde weg. Na nog een “bultje” genomen te hebben, draaide de auto een zijweg in. Een modderweg. De hoofdweg door de kolonie. Hier bevonden wij ons dus op de voor ons aangewezen woonplaats. Plotseling zwenkte de auto weer een zijweg in. Reed van een helling naar beneden, een hek door en stopte voor een huis. Het leek ons niet zo gek. Maar het huis was nog bewoond. Dus dat kon geen woning zijn voor één van onze groep. Inderdaad was dat ook niet het geval. Wij bevonden ons bij de woning van de opzichter van de kolonie. Dus de man waar wij dagelijks mee in aanraking zouden komen.

Na door consul Muller en Dr Touranie voorgesteld te zijn, werd de reis vervolgd naar de eerste woning van de kolonisten. Die stond hier vlakbij. Alleen lag er een flinke “bult” tussen deze beide woningen. De auto beklom de berg, daalde aan de andere kant er weer bij neer. Onderwijl steeg de spanning. Wat zou het zijn? Een “huis” zoals men ons schreef of een “krot”, zoals wij onderweg zoveel gezien hadden? Nog een bocht en ja, daar kwam de eerste woning te voorschijn. Het leek niet slecht op het eerste gezicht.

Maar wij waren voorzichtig. Nog niet juichen. De opzichter maakte de deur open en een nieuwsgierig troepje drong naar binnen. Door consul Muller werd mij medegedeeld, dat de Firma dit huis ons gezin toegedacht had, omdat deze het dichtst bij de opzichter stond, wat in de toekomst wel het gemakkelijkst was. Het lag dus voor de hand, dat het een en ander door ons daarom wel even goed opgenomen werd. Dus hier zouden in ’t vervolg wij moeten wonen en werken. Nu, werk lag er genoeg, dat zagen wij direct wel en wonen zou na enige veranderingen en verbeteringen ook wel gaan. De slotsom was: hier is wel iets van te maken.

Daar alle woningen ongeveer gelijk zijn, zal ik ons huis wat nauwkeuriger beschrijven. Eén woning is wat groter maar de anderen zijn even groot als de onze. Wij zullen eerst een wandeling om het huis maken. Daar gaan we dan. Zoals wij van de auto afgestapt zijn, staan wij voor het huis. Het is geheel gebouwd van hout met een afdekking van dakpannen. Amsterdam is gebouwd op palen, maar ons huis ook. Daar het gebouwd is op de helling van een berg, ligt het voor de hand dat, als men de vloer waterpas legt, hij op één zij op de grond kan liggen, terwijl hij op het andere eind een heel eind vrij ligt. Zo ook ons huis. De onderslagbalken liggen bij de voorgevel op de grond, of liever op een zware balk, die op de grond ligt. Bij de achtergevel liggen ze ongeveer 1,80 m vrij van de grond. Daar heeft men nu een boomstammetje onder gezet, en zo in het midden ook nog een paar. Ons huis is 10,50 m lang en 10,50 m breed. In de brieven over de woningen stond 12,50 m x 12,50 m. Dus een paar meter verschil, maar zo nauw moet men het in Brazilië niet nemen. Wat is 2 meter in zo’n groot land.

Als men nu in aanmerking neemt, dat de vloer vóór op de grond ligt en op 10,50 m (bij achtergevel) 1,80 m vrij ligt, dan kunt U zich wel een voorstelling maken van de berghelling waarop wij wonen. De wanden van het huis zijn van gewone kantrechte delen (planken). Niet met groef en messing in elkaar, maar gewoon koud tegen elkaar aan. Over de naden heeft men een “tengellat” gespijkerd. Dus ongeveer zoals men in Holland een houten varkensschuur maakt. Dit alles heeft men een lichte kleur gegeven. Niet met lakverf, maar een soort saus. Men moet het niet te zwaar afwassen, want dan blijft er niets op zitten. Zoals de buitenwanden zijn, zijn ook de binnenwanden. U zult er geen behang vinden. Alleen ruwe planken met tengels over de naden. Aan de deuren, gewone opgeklampte deuren, vindt U ook geen krukken, niets. Ik heb voor nood er eerst een eindje matrasketting aangemaakt, waar wij ze even mee vastzetten, en aan de andere kant een doodgewone “krap” net als op een konijnenhokdeurtie.


3 gedachten over “Op weg naar Monte Alegre (7 – slot)

  1. Heiko Slump Beantwoorden

    Voor ons als jongen was het een mooie avontuur, maar voor de moeders waas het een hele verandering, in het begin hebben ze vaak gedacht waar zijn we aan begonnen , er zijn nog een paar mooie foto’s van het begin die staan allemaal in het boek wat ik geschreven heb, later ging het beter we hadden al heel gauw een bestaan op gebouwd maar na vier maanden kreeg mijn vader een ongeluk en is daar aan overleden, dat was een heel moeilijke tijd , daar most je eerst over heen dat heeft lang geduurd
    de Nederlandse regering heeft nog aangeboden dat als wij weer terug wilden zouden zij alles betalen de overtocht en dergelijke , maar moeder en de Compajon die bij ons in huis was Theo Veldman hebben besloten daar te blijven en samen het bedrijf verder op te bouwen.

    1. jenny slump Beantwoorden

      Ik kom dit verhaal tegen op internet. Mijn opa was roelof slump, een broer van rinke slump sr.
      Mijn vader is Rinke Slump en mijn moeder lidy Roode.
      Ik ga dit verhaal eens goed lezen.
      Gr. Jenny Slump

  2. Jan Dijk Beantwoorden

    Mijn naam is Jan Dijk. Ik ben een neef van Menno en Pieter Dijk. Zij waren getrouwd met Henderika (Rika) en
    Maria Pietronella Slump. Beide vrouwen zijn overleden.

    Omdat ik met mijn stamboom bezig was ik nieuwsgierig naar de familie Slump. Zo kwam ik via Delpher.nl op advertenties en artikelen,
    waaronder de aankomst van o.a. de familie Slump in Monte Alegre. Nu kwam ik dit boek tegen op internet.
    Het geeft een inkijkje bij het wel en wee van emigranten.
    ( mijn stamboom staat op geneanet.org )

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *