In maart 1954 bezocht een journalist van het katholieke dagblad De Tijd de jonge kolonie Holambra. Hij was onder de indruk wat er allemaal was bereikt, maar liet niet onvermeld dat er nog steeds een grote schuldenlast op de kolonie rustte. Maar Ribeirão gaat een grote toekomst tegemoet, zo stelde hij vast.
Een autorit van ruim twee uur brengt ons van São Paulo naar Mogi Mirim, waar de Fazenda “Ribeirao” ligt, ” ten westen van de grote stad, bijna aan het einde van de prachtige autoweg, die 40 km verder het binnenland in halt houdt voor een weidse woestenij. We waren, zoals de lezers weten, naar São Paulo gevlogen om aldaar een festival bij te wonen, niet bepaald een daverend evenement in de reeks, die we al achter de rug hadden. En er was slechts een vaag verlangen in ons, als we dan toch in de buurt waren, eens kennis te gaan maken met de Nederlandse boeren, die de Nederlandse Fazenda bewonen, waarover in het provinciale deel van de Nederlandse pers een en ander te doen is geweest, nu enkele jaren geleden.(…)
Bezoek aan de “Fazenda Ribeirão”
Zo werd ook onze reis naar Ribeirão door tal van gesprekken bepaald en op een late avond is dan het besluit genomen. We zouden maar eens een dag uitbreken uit de drukte en de officiële werkzaamheden, zeker als we waren geworden van een boeiend avontuur. Die zekerheid was ons verschaft door de heren Voûte en de Clercq en het meest van al door de heer W. Wolthers, directeur-generaal van Philips do Brasil, wiens heldere en bondige uiteenzettingen van de historie en de huidige stand van zaken bij de Nederlandse boeren de laatste twijfels wisten weg te nemen.
Wij menen in hun aller geest te handelen door de moeilijkheden uit het verleden, de vergissingen, de achterdocht, de mislukkingen, hoe triest en tragisch ook, onvermeld te laten en vast te stellen, dat die moeilijkheden tot het verleden behoren. Zij zijn voltooid verleden tijd geworden. De Fazenda denkt nu alleen nog maar aan haar toekomst. De wonden zijn geheeld, het vertrouwen is hersteld. Geen wonder, denkt men, als men de eerste blik op de nederzetting werpt, hoe ondeskundig die blik ook is. Gij moet begrijpen, dat de man van de krant pas overtuigd kan worden, als hij met eigen ogen iets zien mag van wat anderen, hoe kundig en betrouwbaar ook, hem hebben opgedist. En daarom zijn wij op een dinsdagavond in de auto gekropen van de heer C. J. J. Hogeboom, die als Nederlands regeringscommissaris de leiding van de Fazenda heeft en iedere week naar São Paulo komt om met de commissie van toezicht te vergaderen.
Over middernacht zijn we ter plaatse. De wagen zwenkt een hobbelige zandweg op, links van de grote autoweg. In het licht van de koplampen stuiven uilen van de grond omhoog, om achter de talloze termietenheuvels te verdwijnen. Vijf kilometer rijden en de eerste kleine witte boerderij wordt zichtbaar. Ze ligt stil en blank in de nachtelijke schemer. We rijden een grasveld op en staan voor het lage huis van de directeur. De geuren van Brazilië, reeds bij de landing in Recife opgevangen, dringen tot ons door: meloen, ananas, sinaasappel, koffie? En de volgende ochtend, als de boeren al uren aan het werk zijn, zitten we te ontbijten op de veranda, waar wilde kanariepietjes ons gezelschap houden en grote blauwe vlinders rondfladderen. Daar glooit het landschap in de verte als een stukje Zuid-Limburg of Noord-Frankrijk. Het is maar een fractie van de Fazenda.
Als ik het spectaculair zeggen mag: om de zes en tachtig boerderijen met bijbehorend land rond te rijden, zou men een autotocht van ongeveer acht uur moeten maken. Een enorm gebied, waar thans die 86 boerengezinnen wonen en werken. Zij verbouwen koffie, rijst, ananas, suiker, meloen, mais, bananen, katoen, mandioca (stijfsel). Zij verzorgen een veestapel, drijven handel in meel, eieren, melk. De veestapel telt vijfhonderd stuks. De eierhandel bedraagt 8000 dozijn per maand. Het meelfabriekje heeft van 1 tot 10 Februari van dit jaar 183 duizend Cruzeiros meer opgeleverd dan in het hele jaar 1950. Ruw geschat is dat vijftienduizend gulden. De machines zijn vrijwel alle uit Nederland geïmporteerd.
Er worden ook kerkbanken getimmerd en wiegen en lang zal het niet meer duren of men zal deze meubelen ook buiten de Fazenda kunnen verhandelen. Men bouwt in 32 dagen een boerderij kant en klaar: woonhuis, grote koeienstal, varkensstal, 2 kippenhokken. een waterput. Het zijn vriendelijke, heldere, luchtige woningen en ruime stallen. En men kan dit alles doen, want de velden staan overdadig vol met gewassen. We hebben er uren rondgereden tussen de jonge en de rijpe mais, de bananenvelden, de katoen, de aanplant van ananas, het suikerriet. We hebben willekeurig boerderijen bezocht en met de bewoners gesproken. Soms was de boer thuis, soms niet, maar zonder uitzondering hebben boeren en boerinnen ons verzekerd, dat de zaken prachtig lopen, dat het vertrouwen in de toekomst eindelijk, na veel tegenslag en veel moeilijkheden, volledig is. De boeren zijn bezig volop de vruchten te plukken van een taai volgehouden koppigheid, die er wellicht niet had hoeven te zijn, maar die er nu eenmaal geweest is. En men durft de stelling aan, dat er op de Fazenda nog plaats is voor honderdvijftig boerderijen. Na alles wat er gebeurd is, lijkt dit een gewaagde stelling, maar de bloelende akkers, die exploderen van vruchtbaarheid, maken de stelling reeds op het eerste gezicht tot een oprechte verwachting.
Samenleving
Die verwachting spreekt ook uit de rust, waarin de boerensamenleving thans verkeert. Twee maal per week komen directeur en boeren in vergadering bijeen in het clubhuis of elders om de belangen van de Fazenda te bespreken. Dagelijks komen de kinderen naar hun school en zij die ver af wonen, rijden er per rossinant heen, drie op één paard of worden op andere wijze gebracht. De school telt thans drie klassen en honderd kinderen, die les krijgen van gediplomeerde zusters en van een Braziliaanse onderwijzeres. De voertaal is Portugees en de jongelui laten u in die taal hartelijk groeten. De meisjes krijgen huishoudonderwijs, de jongens volgen drie jaar lang een landbouwschool. We hebben een kijkje genomen in de kerk, waarvoor Jean Adams beelden heeft gemaakt. Er heersten orde en een vriendelijke rust in het centrum van de Fazenda, waar een geweldige katoenboom op het plein vlammende kleuren naar de hemel zendt.
In de schaduw van de veranda loopt een witte pater te brevieren. Ook hem zullen we een paar vragen stellen. Hij rekent er op en klapt zijn brevier al dicht. Pater Otto is een Brabander, die ik als streekgenoot gerust met Braziliaanse klopjes op de rug begroeten mag. Hij is vol lof over de gang van zaken (evenals de Moeder-overste van het kleine convent trouwens) en spreekt met grote verering over zijn voorganger, pater dr. Godefridus Sijen, die in de woeligste tijd van de Fazenda en naar men aanneemt ten gevolge van de woelingen overleden is. De herinnering aan die zeer geliefde pater leeft voort, niet alleen in de harten van de boerenfamilies maar ook in de bijzonder fraaie muurschilderingen die hij in de kerk heeft aangebracht. En in de woonkamer van de heer Hogeboom kan men een schilderstuk bewonderen van pater Sijen, waarop hij met veel talent een Goois landschap heeft vereeuwigd. Een ogenblik dreigt bij de herinnering van pater Sijen de oude wonde weer open te gaan, maar het gezelschap houdt het oog gericht op heden en toekomst, de harde arbeid van nu en de grote verwachtingen van later. Die verwachtingen zijn zeer groot. De boeren hebben met trots ervaren, dat de kwaliteit van hun producten de bewondering hebben gewekt van de boeren buiten de Fazenda en dat de twee protestantse Fazenda’s verderop, die zich in een grote bloei mogen verheugen, met voldoening het glorieuze herstel van de katholieke Fazenda Ribeirão aanschouwen en met de katholieke boeren in de beste verstandhouding samenwerken.
Groot vertrouwen
De conclusie na bovenstaande aantekeningen en na vele gesprekken op en buiten de Fazenda moet deze zijn: dat Ribeirão een grote toekomst tegemoet gaat. De strijd mag als gewonnen worden beschouwd, al ligt er nog een last op de kolonie. Een schuldenlast wel te verstaan, die men eveneens bezig is te overwinnen die de toekomst niet meer in de weg kan staan, hoogstens de termijn van zware arbeid nog verlengen kan. Zou die schuldenlast worden weggenomen, er zou onmiddellijk en onweerstaanbaar een periode van welvaart aanbreken, die na enkele jaren (vijf jaar, hebben belangstellende buitenstaanders ons verzekerd) een periode van rijkdom zou inluiden. Die periode van rijkdom hebben de getrouwen wel verdiend en zij zou zelfs het lot kunnen worden van hen die zich destijds hebben afgescheiden en thans tot hun verbazing zien, wat er in Ribeirão omgaat en hoe het gewas de grond uitschiet met alle abondantie, waarover de rode aarde van Brazilië beschikt.
Maar er zijn belangrijker conclusies. Zou het alleen om Ribeirão gaan, de belangen die op het spel staan, zouden beperkt zijn, zij het dan ook beperkt tot niet minder dan 86 gezinnen. Maar de harde strijd, die zoveel tegenslagen heeft overwonnen en die vermeden had kunnen worden, maakt het duidelijk, tot welke .resultaten een normaal verloop der ontginningen in Brazilië leiden moet. In een land dat groter is dan de Verenigde Staten en waar slechts 55 millioen mensen wonen, die voor een zeer klein deel de landbouw kennen: in een land, waar de aarde trilt van vruchtbaarheid en de gewassen met vaart en onweerstaanbaar de grond uitbarsten, is nog plaats voor honderden, ja duizenden boerengezinnen, voor wie een welvarende toekomst is weggelegd.
Brazilië vraagt allereerst Nederlandse boeren, want zij kennen het vak als geen ander. Zij zijn taai, rustig zelfbewust. Maar er is één waarschuwing op haar plaats. Laten alleen de jonge gezinnen emigreren, gezinnen die gemakkelijk wennen in een vreemd land, wier gezondheid beproefd is en wier eerlijkheid buiten twijfel staat. Zij zullen zich gemakkelijk aanpassen en na goede voorlichting en kundige voorbereiding een vruchtbare en dankbare grond onder de voeten krijgen. Op die voorlichting kan men thans na zoveel beproevingen wel staat maken.
Dat is de mening van deskundigen die wij hebben geraadpleegd en die in een goed geleide boerenemigratie naar Brazilië een zeer groot Nederlands belang zien, waarover zij met geestdrift en brandende belangstelling spreken. Onmetelijke gebieden liggen in Brazilië te wachten op bekwame jonge boeren en hun gezinnen.