Wij zochten land in Brazilië (IV – slot)

De commissie-Heymeijer verontschuldigde zich in haar rapport over het feit dat niet erg vleiend voor Brazilië en de Brazilianen. Zij meende in het belang van hen ‘voor wier toekomst wij ons verantwoordelijk achten’ er goed aan te doen de situatie met een kritisch oog te moeten bezien. ‘Indien (…) een gelegenheid gevonden wordt, waar inderdaad redelijke kansen voor Nederlanders bestaan (…), dan zullen degenen, die dan toch besluiten den stap te doen en de moeilijkheden het hoofd te bieden, voor het grootste deel wel blijken te zijn gesneden uit het hout, waaruit men pioniers snijdt. En deze lieden zullen slagen. Stelt men aan den anderen kant zaken te gunstig voor en wordt over de moeilijkheden maar luchtig heengegaan, (. ..) dan zullen velen verleid worden te emigreeren, voor wie de werkelijkheid een bittere teleurstelling zal beteekenen. Dit moet tot iederen prijs voorkomen worden, niet alleen in het belang van de slachtoffers, maar in het belang van de emigratie in het algemeen.’
                In 1973, ter gelegenheid van het 25-jarig bestaan van Holambra, blikte Heymeijer terug op het werk van zijn onderzoekscommissie. Hij gaf toe Brazilië in korte tijd te hebben gezien met Nederlandse ogen en te hebben aangehoord met Nederlandse oren. ‘Bij voorbaat kon gesteld worden, dat ons oordeel wat eenzijdig en zeker niet definitief kon zijn. Wij waren ons daar van bewust en daarmede ook van onze verantwoordelijkheid ten opzichte van al te grage emigranten. Groepsemigratie zou de aangewezen wijze van emigratie zijn en dan waren er ook goede perspectieven. De candidaat-emigranten zouden goed voorbereid dienen te worden en er niet al te gemakkelijk over moeten denken om de stap te doen.’
                Het weekblad Boer en Tuinder publiceerde op 12 april 1948 de volgende conclusies van de commissie-Heymeijer:

  1. Waar voldoende arbeidskrachten zijn en redelijke transportmogelijkheden is de rentabiliteit van den landbouw in Brazilië op het ogenblik goed; in de koffie- en katoencultuur zelfs zeer goed. Dit laatste geldt ook voor den tuinbouw en de melkveehouderij in de omgeving van de groote steden. De economische toestand van Brazilië is op het moment zeer labiel; rekening moet worden gehouden met een daling van de prijzen der agrarische producten. Dit zal in mindere mate het geval zijn met sommige eerste levensbehoeften: melk, groenen, fruit, aardappelen.
  2. Voor emigratie naar Brazilië komen alleen jonge bij voorkeur gehuwde personen met een groot aanpassingsvermogen in aanmerking. De emigrant dient er rekening mede te houden, dat hij een periode van economische en sociale moeilijkheden zal moeten doormaken. De laatste moeilijkheid is in het algemeen voor de vrouwen het grootst. Vestiging als landarbeider is ten sterkste af te raden, gelet op den zeer lagen levensstandaard van den plattelandsarbeider in Brazilië. In bepaalde gevallen kunnen bekwame Nederlandsche boeren in een redelijke positie in loondienst worden geplaatst. In verband met de vrijwel in alle opzichten van de Nederlandsche sterk afwijkende toestanden en volksaard is individueele emigratie van landbouwers in het algemeen af te raden. In bijzondere gevallen of voor personen met speciale eigenschappen kan individueele emigratie succes opleveren. In alle gevallen moeten de emigranten in Nederland zoo volledig mogelijk worden ingericht en gewaarschuwd voor de moeilijkheden, die hun wachten, terwijl in Brazilië daadwerkelijke hulp en voorlichting noodzakelijk is. Emigratie op goed geluk levert de meest ernstige gevaren voor economische en maanschappelijken ondergang op. Het medenemen van vrouw en kinderen is in dergelijke gevallen misdadig te noemen.
  3. De aan individueele emigratie verbonden nadeelen kunnen grootendeels worden ondervangen door vestiging in groepsverband. Dit is mogelijk voor betrekkelijk kleine groepen als deelpachter op groote landgoederen. Grootere groepen zouden zich kunnen vestigen door aankoop of in sommige gevallen door pacht van gronden in een bepaalde streek. Aan de vestiging van grootere groepen als zelfstandige landbouwers in een streek, waar uitbreidingsmogelijkheden bestaan, is om economische en sociale motieven verre de voorkeur te geven. De groep dient dan uit zooveel mogelijk homogene elementen te bestaan en in organisatorisch verband te worden gebracht.
  4. In het algemeen is aan koop van grond de voorkeur te geven boven pacht. Onder de huidige omstandigheden kan het pachten van grond voordeelen bieden, gelet op de betrekkelijk hooge koopprijzen en de onzekerheid met betrekking tot de waarde van de nationale munt in Brazilië; bovendien zijn de moeilijkheden om de vestiging te financieren bij koop aanzienlijk grooter. Mogelijkheden om een belangrijk gedeelte van de voor de financiering benoodigde geldmiddelen in Brazilië te vinden zijn aanwezig. De rentestandaard is echter in het algemeen zeer hoog.
  5. De landbouwbedrijven zijn in Brazilië in het algemeen veel grooter en de opbrengsten per H.A. lager dan in Nederland. Gelet op de financieringsmoeilijkheden kunnen de bedrijven, die aan Nederlandsche emigranten ter beschikking worden gesteld – naar Braziliaanschen maatstaf gemeten – slechts zeer klein zijn. Om op deze bedrijven een redelijk bestaan te verdienen zal de exploitatie door vakbekwame boeren en op meer intensieve wijze dan in Brazilië in het algemeen gebruikelijk is, moeten plaats hebben. In de meeste gevallen zal de grond moeten worden verbeterd. Voor de vaststelling van de minimale bedrijfsgrootte het aangeven van de wijze van verbetering van den bodem en het inrichten van de bedrijven op de meest rationeele wijze zijn wetenschappelijke studie en practische ervaring gedurende eenige jaren noodzakelijk.
  6. Alvorens tot groepsvestiging kan worden overgegaan is een nauwkeurig en verantwoord onderzoek van de betrokken streek noodzakelijk ten aanzien van bodem en klimaat, afzetmogelijkheden en sociaal-culturele omstandigheden. Indien tot groepsvestiging wordt overgegaan is het gewenscht overeenkomstig de Braziliaansche wetgeving een “cooperativa” op te richten, die financiële en technische leiding geeft. Tegelijk dient een afzetorganisatie in het leven te worden geroepen.
  7. Aangezien de mogelijkheid bestaat, dat Brazilië een bestaan kan bieden voor duizenden Nederlanders als kleinere, maar zelfstandige land- en tuinbouwers, is een ernstige poging, om de zeer vele aan emigratie naar dit land verbonden moeilijkheden te overwinnen en het nemen van een proef op voldoend groote schaal, verantwoord. Deze proef dient een aantal van 200-300 gezinnen te omvatten; de vestiging daarvan moet worden voorafgegaan door een kleinere groep van 20-30 pioniersgezinnen. Voor het slagen van de proefonderneming is de aanstelling van een of meer landbouwkundigen voor onderzoek en voorlichting als bedoeld onder 5 en 6 noodzakelijk. De aan het nemen van een proefneming gepaard gaande kosten zijn aanzienlijk lager dan die, welke moeten worden besteed aan de stichting van bedrijven op nieuwe gronden in Nederland.

 

Bronnen: Rapport W. van Beers, J.G. Heymeijer en C. van Steen (Rio de Janeiro), 12 februari 1947, in: NA, Archief Voorlopers NED, inv.no. 121; J.G. Heymeijer, ‘Over de voorgeschiedenis van de Nederlandse boeren-emigratie naar Brazilië. Holambra, 1948-1973’, mei 1973, p. 6, [0655] in: NA, Archief Heymeijer, inv.no. 7; Boer en Tuinder, 12 april 1947.


Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *