Bij de start van de jonge nederzetting, die later beter bekend werd als Holambra was initiatiefnemer Geert Heymeijer vol vertrouwen. Vertrouwen in God en vertrouwen in de capaciteiten van de pioniers en vertrouwen in de mogelijkheden die Brazilië te bieden had. In het artikel dat Boer en Tuinder op 18 december 1948 – kort voor het vertrek van de eerste grote groep emigranten – publiceerde, bekende hij dat hoewel hij oog had voor de moeilijkheden, steeds meer de mogelijkheden was gaan zien. ‘Onze kracht ligt in de kwaliteit!’, zo besloot hij dit verslag van de werkzaamheden van de pioniers van de Fazenda Ribeirão.
Vertrouwen.
Dat zijn zo de kleine moeilijkheden van het begin, maar dat betekent niets tegenover de grote mogelijkheden die wij zien, en tegenover datgene wat wij nu al hebben. Want ik zei toch, dat wij niet helemaal zonder zitten. We hebben een kleine steenbakkerij, we hebben een waterval en tal van kleine rivieren, die bevloeiing in de droge tijd mogelijk maken. We hebben een meer met krokodillen er in, en we hebben een bos met apen. En niet te vergeten: we hebben Willem Miltenburg met zijn onverwoestbaar optimisme en met zijn jeep, die de meest onwaarschijnlijke terreinhindernissen neemt. We hebben ook nog de onderwijzeres van het Fazendaschooltje, dat op het ogenblik nog maar weinig leerlingen telt, hoofdzakelijk van de “buren”. Die onderwijzeres, een vlotte Braziliaanse, geeft iedere avond Portugese les aan de Hollanders.
Maar wat wij bovenal hebben is: vertrouwen. Vertrouwen op de eerste plaats in Gods onmisbare zegen. Een paar weken geleden hebben wij onder het afsmeken daarvan de eerste spade in het Ribeirãoland gestoken. Een dezer dagen hebben wij bezoek gehad van drie Hollandse zustertjes, die al een half jaar in São Paulo zijn om te acclimatiseren en zich straks, met nog enkele andere en een pater, op de kolonie komen vestigen. Zij hebben gebeden en wij met hen, en zij hebben het eerste zaad aan de aarde toevertrouwd.
Met Nederlandse vakkennis en Nederlandse energie.
Vertrouwen hebben wij ook in de capaciteit van onze pioniers en in de mogelijkheden, die dit land onder bepaalde omstandigheden biedt. Het is de derde maal, dat ik hier voor enkele maanden rondtrek, en ik heb mijn ogen en oren goed de kost gegeven. De eerste keer waren mijn indrukken nogal gemengd en was ik meer onder de indruk van de moeilijkheden dan van de mogelijkheden, die Brazilië oplevert. Op mijn tweede reis en thans ook op mijn derde reis zie ik de moeilijkheden niet minder, maar de mogelijkheden duidelijker. Wanneer men zie wat hier en daar, al is het slechts sporadisch vooral door Italianen en andere vreemdelingen op allerlei gebied is bereikt, dan begrijpt men, wat prima vakkennis, gepaard aan doorzettingsvermogen en organisatietalent waard is. En over deze capaciteiten zal de keurbende van onze emigranten ongetwijfeld beschikken. Een krachtige organisatie zal de inderdaad vele en grote moeilijkheden, die er te overwinnen zijn, uit de weg ruimen, al zal het in den beginne dan ook langzaam gaan. Maar op den duur moeten wij het winnen. Wij zullen ook veel moeten experimenteren en ook dat zal oorzaak zijn van een betrekkelijk langzaam vooruit gaan. Op tegenslagen en mislukkingen moeten wij dus rekenen, maar zijn wij daaroverheen, dan zullen de pioniers dankbaar kunnen neerzien op het grootste werk, wat tot stand is gebracht.
Wanneer Miltenburg en ik het terrein doorkruisen, dan zien wij al die boerderijen daar liggen, tussen de zacht glooiende heuvels in de schitterende natuur, het verbeterde land en de verbeterde wegen, het Hollandse vee, dat hier met een goede behandeling best wil gedijen, de kerk, het klooster en de zuivelfabriek, de magazijnen en de monteurswerkplaats, de steenfabriek en wie weet wat nog meer. We zien de vrachtauto’s rijden naar São Paulo over de grote weg, die al voor bijna de helft een brede betonbaan heeft, om de melk weg te brengen, die daar goede prijzen oplevert, de varkens, de slachtkippen en de eenden, de groenten en wellicht ook de bloemen en het fruit. Wij zijn er ons van bewust, dat wij dan iets gemaakt hebben, wat Brazilië nog niet heeft gezien, en evenzeer dat dit moet kunnen en zal kunnen. Maar wij staan met beide benen op de grond en weten in alle nuchterheid, dat het nog niet zo ver is, nog lang niet, en dat er nog menige zweetdruppel zal vallen op de Braziliaanse grond en dat nog menige zucht geslaakt zal worden.
Onze kracht ligt in de kwaliteit! Kwaliteit van de pioniers, van de mannen en – niet minder, zo niet meer – van de vrouwen. Er zal veel van hen geëist worden. Van het karakter op de eerste plaats: godsdienstzin en eenvoudig Godsvertrouwen, doorzettingsvermogen en optimisme, een grote saamhorigheid, verdraagzaamheid en bereidheid om eigen wensen en verlangens aan het belang van anderen of van de gemeenschap op te offeren, soberheid en eenvoud, en ten slotte harde en gestage arbeid. Op de tweede plaats aan de kennis en het technische kunnen. Veel en veelsoortig werk zal moeten worden gericht en wij zullen daarvoor allround kerels nodig hebben. Er is nog heel veel te doen, maar het werk zal beloond worden.