In augustus 1950, net op het moment dat op de Fazenda Ribeirão in opdracht van de Nederlandse regering een onderzoeksteam bezig was om de economische situatie van de jonge emigrantengemeenschap in kaart te brengen – hetgeen leidde tot een vernietigend rapport over de leiderscapaciteiten van Geert Heymeijer – verscheen in Nederland een themanummer van Ontginning, het maandblad voor de katholieke jonge boeren. De bedoeling was duidelijk: in Brazilië werd iets groots verricht en daarbij kon men gerust nog wat jonge kerels die konden aanpakken gebruikten. Daarnaast was het blad bedoeld om negatieve sentimenten, waaraan de emigranten in hun brieven naar het thuisfront uiting gaven, te weerspreken.
Illustratief voor het van bovenaf opgelegde positivisme om onderhuidse onlustgevoelens te neutraliseren is het artikel ‘Overschat Uzelf niet!’ van de geestelijk leider van de Fazenda Ribeirão, pater Godfried Sijen OPraem. Volgens Sijen hing de kans van slagen van emigranten vooral af van de sterke en gezonde geest. Hij herhaalde daarbij de woorden die Heymeijer tijdens de voorbereiding had gebruikt: ‘als wij slagen, zal dat zijn door de krachten van de geest, die ons bezielt.’ Ook hield hij de lezers voor om vertrouwen te houden in de leiding, ook al begreep men niet alles van het gevoerde beleid. Ook hield hij de emigranten voor doof te zijn voor stokerij en roddelpraatjes, die vriendschap verstoorde en die in een vreemde omgeving een nog betere voedingsbodem zou vinden. ‘Zult ge ertegen kunnen als anderen u trachten mee te slepen in afbrekende kritiek en uw goede geest ‑ zij het onbedachtzaam en ongewild ‑ verstoren?’ Gezien de grote vertrouwenscrisis, die de jonge kolonie van 1951 tot en met 1953 totaal verscheurde, hadden deze wijze woorden een grote voorspellende kracht. Ook Sijen slaagde er niet in om de geest goed te houden. Op zondag 21 december 1952 kwam hij niet opdagen voor de H. Mis. Hij werd dood aangetroffen op zijn bed.
De man, die in Nederland rondloopt met het plan om te emigreren, heeft enige gelijkenis met de bestuurder op een legerwagen in de dagen der bevrijding. Hij draagt de verantwoordelijkheid voor een kostbare vracht naar een onbekend land. In die dagen dan, toen de autocolonnes van de geallieerde bevrijders door ons land raasden, werden niet zonder reden langs de wegen speciale borden geplaatst, die waarschuwden tegen het gebruik van sterke drank. Een dronken chauffeur ziet niet goed de weg, die yóór hem ligt en is daarbij de beheersing kwijt over eigen hoofd en hand. Het gevaar bestaat, dat vele van onze boeren en tuinders, op zoek naar nieuw land in een nieuwe wereld, te werk gaan als in .een roes, gelijk aan die dronken chauffeurs. In één punt komen ze er in ieder geval mee overeen: ze zien de weg niet goed,.die voor hen ligt en ze kunnen die ook niet overzien .. Niemand in Nederland, die het niet heeft ondervonden, beseft ten volle wat dit is: emigreren. En ook kan iemand, die het zelf heeft meegemaakt, dit niet precies vertellen aan een ander. Dagelijks ontvangen wij en onze mensen brieven uit het vaderland met vragen om inlichtingen en raad. De beantwoording van die vragen kan de doorslag geven voor de levenskwestie:zal ook ik emigreren met mijn gezin of niet? Maar niemand onzer, die nu werkelijkheid ondervindt, durft het aan: te vertellen wat het is. De weg die de emigrant voor zich heeft, is niet duidelijk te beschrijven. En raad geven is zeer moeilijk en gevaarlijk. Het zal, als ge in het nieuwe land zijt, telkens anders zijn dan anderen U vertellen kunnen.
Zonder een goed beeld te krijgen van zijn toekomst, moet de emigrant zich toch een oordeel vormen; waarop een verstandig besluit kan volgen. En uit eigen ervaringen van nu en vroeger is het vanuit Nederland even onmogelijk om goed te oordelen. Ge kunt de weg niet overzien, die ge af zult moeten leggen. In dit punt lijkt ge dus op een chauffeur, die door het grote bord moet worden gewaarschuwd.
Maar de omstandigheden in Nederland brengen ook nog gevaar mee de beheersing te verliezen over eigen hoofd en hand, zoals de roes doet bij de dronkeman. De nood benevelt het verstandig oordeel en doet eigen krachten overschatten. Dit laatste misschien nog wel het meest. En als het zo is, wordt emigreren een uiterst gevaarlijke onderneming. Want de kans tot slagen bij emigratie hangt op de eerste en voornaamste plaats af van een gezonde en sterke geest. Wantrouw gerust de macht van uw handen, de degelijkheid van uw vakmanschap, de kracht van uw machines, wantrouw vooral ook de macht van uw kapitaal! Maar overtuig u van de adel en de sterkte van uw geest. Ir. Heymeyer heeft het destijds telkens weer herhaald op de bijeenkomsten in De Steeg: als wij slagen, zal dat zijn door de krachten van de geest, die ons bezielt. We beseften toen ook niet geheel wat dat betekende. Nu weten wij het en kunnen wij zijn woorden slechts herhalen voor degenen, die na ons komen willen.
Als ik nu trachten zal dit even nader voor u uit te werken, denk ik verder slechts aan emigratie naar dit onmetelijke land, Brazilië, met zijn ‑ zoals wij hier zeggen ‑ grote mogelijkheden en even grote onmogelijkheden. Elk land vraagt van de vreemdeling een eigen geesteskracht: de eenzaamheid van Canada, de jeugd van Australië, de tradities van Z. Afrika, Ribeirão in Brazilië vraagt van ieder onzer en van ieder die komen zal, een eigen geesteskracht en een eigen geestesadel.

Aan niemand zal ‑ dat vertrouwen we ‑ die geest van Geloof en trouw aan God en Kerk ontbreken, die allen juist deze vorm van emigratie in groepsverband kiezen doet. Voor henzelf en voor hun kinderen achten zij die geestelijke waarden zo het best gewaarborgd, die ons dierbaar zijn vóór alle andere belangen. Voordat men dan het grote besluit neemt, is vóór alles wijs en voorzichtig beraad noodzakelijk. Daarbij moet ge goed bedenken, dat alle inlichtingen voor uzelf van zeer betrekkelijke waarde zijn, dat de toekomst anders zijn zal dan ge u in verbeelding voorstelt, anders het leven in de nieuwe gemeenschap, anders de kerk waarin ge bidden zult, de school ,waarin uw kinderen worden opgevoed, het kleine huis, waarin ge wonen zult, het voedsel dat ge eet, anders de gewoonten op het werk, met het vee en met het land, dat ge bebouwen zult. Vooral van de ouderen zal een aanpassingsvermogen worden gevraagd, dat op hun leeftijd meer dan normaal is. Onderzoek, wat de motieven zijn, die U uiteindelijk bewegen. Is het vooral de zorg voor uw geld, dat ge met zoveel vlijt gespaard hebt, blijf dan thuis. Zijn het vooral uw kinderen, waarvoor gij alles over hebt, bedenkt dan, dat dit offers vraagt, niet gedurende enkele dagen, maar gedurende enkele jaren, misschien heel uw verder leven: offers, die ge niet zelf kiest, maar die U worden opgedrongen en waarvan ge de zin niet altijd begrijpen zult. Overschat uzelf niet!Onderzoek, of ge bereid zijt mee te bouwen aan iets groots, dat verder reikt dan uw eigen belangen en die van uw gezin, want ook deze zijn uiteindelijk alleen gediend, wanneer ge standvastig mee wilt werken ‑ let op “werken” ‑ aan de opbouw van deze gemeenschap. Die gemeenschap moet sterk zijn, voordat ge eraan denken moogt zelf sterk te kunnen worden. Zult ge daarvoor afstand kunnen doen van uw zelfstandigheid, die aan uw boerenhart zo dierbaar is en die ge hier nooit zo verlangen kunt zoals. voorheen? Zult ge vertrouwen kunnen hebben in hen, die leiding geven, ook wanneer ge niet alles begrijpt in hun beleid? Zult ge geen smaad werpen op de goede naam van mensen, die niet denken en niet leven zoals gij? Zult gij hen niet verdenken verkeerd te zijn, terwijl ze slechts anders zijn dan gij ? Zult gij dan doof zijn voor stokerij, die vriendschap verstoort, voor de kleine roddelpraatjes, die ook onze dorpen in het vaderland zo ontsieren, maar die in een nieuwe vreemde omgeving nog een betere voedingsbodem vinden? Zult ge tien keer kunnen zwijgen, wanneer ge spreken wilt en als ge éénmaal spreekt, zal het dan altijd een wijs woord zijn, altijd verhelderend en verheffend? Hoe staat uw vrouw met deze eis. Zij heeft een grote rol te spelen en moet hier vooral de steun zijn voor uw geest. Maar zij zal zich eenzamer voelen dan gij en behoefte hebben om zich uit te praten. Zal ze het gebrek aan werkelijk nieuws niet vervangen door opgeblazen nieuwtjes of nieuws in haar verbeelding, waarvan andere mensen het slachtoffer worden ? Dan zoudt gij schuldig zijn aan wanbegrip en twist en afbreuk aan de liefde, die ook hier de band is onzer gemeenschap. Als ge werkelijk kritiek meent te hebben, zult ge die uiten op de juiste plaats en op de juiste toon? Zult ge ertegen kunnen als anderen u trachten mee te slepen in afbrekende kritiek en uw goede geest ‑ zij het onbedachtzaam en ongewild ‑ verstoren? Zullen dit ook de beproevingen niet doen, die langdurig zullen zijn ? Jarenlang zult ge u ook behelpen moeten met– primitieve middelen, terwijl ge in Nederland met vele dingen zo verwend zijt. Hebt ge aanleg tot droefheid en neerslachtigheid, waaraan ge te gronde kunt gaan, tot tobberij waarmee ge uw geestkracht verliezen kunt?
Als ge, na dit alles met zorg te hebben onderzocht, meent toch temoeten emigreren, laat dan uw besluitstandvastig zijn. Durf dan de konsekwenties aan van uw besluit, de konsekwenties, die ge kent en .die ge niet kent, maar die U hier verrassen zullen. Wees dan grootmoedig, begeesterd voor de grote taak, waaraan ge mee wilt werken, gewapend met vertrouwen en met geduld, sterk door verdraagzaamheid en door volharding.
Wanneer ik nu tenslotte nog uw begrijpelijke nieuwsgierigheid voldoen moet naar het antwoord op de vraag: hoe staat het in werkelijkheid met dit alles op Ribeirão, dan kan ik U geruststellen. En met u allen, die in Nederland wellicht verward zijn in geruchten en halve berichten. Een emigrant ‑ en zeker een boerenemigrant ‑ is nu eenmaal geen briefschrijver. En als hij behoefte heeft om zich te uiten, is hij als ieder mens geneigd om langer bij zijn moeilijkheden stil te staan dan bij zijn geluk. Hij drukt de bedoeling niet uit, waarmee hij schrijft, evenmin als hij de fantasieën zal beseffen, die hij kan oproepen bij de grage lezers. De geest op Ribeirão is goed! Maar die goede geest is bescheiden en niet spraakzaam; hij spreekt zich uit in het werk en in de prestaties, die hier in één jaar tijds verricht zijn. Hij spreekt vooral tot degenen, die ons jonge dorp hier persoonlijk bezoeken kunnen en vol bewondering weer vertrekken. Hij spreekt zich weinig ‑ te weinig ‑ uit in brieven naar Nederland. Al wat ge anders hebt gehoord, verdenk dat van eenzijdigheid of ondoordachte geruchtmakerij.