Wegbereiders: Geert Heijmeijer (1903-1973)

In de reeks ‘Wegbereiders’ wil ik wat dieper ingaan op personen die een rol hebben gespeeld bij de totstandkoming en opbouw van de Holambra’s. De keuze van personen zal het eerste oog wat willekeurig lijken. Behalve de rol die iemand heeft gespeeld in de (voor-)geschiedenis van Holambra I en II moet ik over meer gegevens beschikken dan enkel over de periode dat iemand bij de groepsemigratie naar Brazilië betrokken is geweest. We beginnen de reeks met de stichter van Holambra: Geert Heijmeijer.

Johannes Gerardus (Geert) Heijmeijer werd op 21 april 1903 geboren in Amsterdam als de jongste zoon van Bastiaan Heijmeijer (1859-1938) en Maria Margaretha Johanna Schermer (1865-1936). Zijn vader was als graanhandelaar firmant van C.P. Heijmeijer en zoon, een door Geerts opa Cornelius Pieter Heijmeijer opgerichte groothandel in granen en levensmiddelen te Amsterdam. De familie kwam oorspronkelijk uit Westfalen totdat een voorvader zich in 1764 in Kampen vestigde.
                Na zijn middelbare school ging Geert Heijmeijer in 1921 Landbouwkunde studeren aan de Landbouwhogeschool in Wageningen. In 1926 studeerde hij af op de scriptie De emigratie van Nederlandsche landbouwers naar Frankrijk, die vanwege het belang van het onderwerp door de Katholieke Nederlandse Boeren- en Tuindersbond (KNBTB) werd uitgegeven. Nog datzelfde jaar trad hij in dienst van de R.K. Diocesane Land- en Tuinbouwbond (LTB) – een regionale bond van de KNBTB – om de oprichting van de R.K. landbouwwinterschool te Voorhout voor te bereiden. Van 1927 tot 1935 was hij directeur van deze school.
                Op 12 september 1928 trad Geert Heymeijer in het huwelijk met Julia Oswaldina Maria (Lia) Hencke (1903-1974). Lia Hencke’s vader, Johannes Maria Hencke (1864-1928) was afkomstig uit Lüdighausen in Westfalen en was boekhouder (en later rentmeester) op Huis Bergh. Daar werd Lia in 1903 geboren. Geert en Lia kregen zes kinderen, drie zonen en drie dochters
                In 1935 vertrok Geert Heijmeijer naar Brabant, waar hij rentmeester was van het Staatsdomein Niervaart te Klundert. In 1939 redigeerde hij samen met F.F.X Cerutti hierover het boek Niervaart. Een beschrijving van de ontwikkeling der heerlijkheid Niervaart en van den huidigen toestand der Staatsdomeinen.
                Op 1 september 1939 trad Heijmeijer aan als algemeen secretaris van KNBTB. Na de Duitse inval op 10 mei 1940 stond hij voor de ondankbare taak om de bond en zijn economische instellingen uit handen van de Duitse bezetter te houden. Toen in augustus 1941 de NSB-er O.F.J. Damave tot commissaris bij de KNBTB werd benoemd onderhandelde hij met deze over de verzelfstandiging van de instellingen. Na de opheffing van de KNBTB en zijn gewestelijke boerenbonden begon Heijmeijer een eigen landbouwkundig ingenieursbureau. Onder deze vlag publiceerde hij in 1941 het boek Wij boeren met artikelen van uiteenlopende auteurs, waarin getracht werd de boerenbevolking bewust te maken van haar tradities en haar eigen karakter. Met de vertegenwoordigers van de andere opgeheven landbouw- en landarbeidersorganisaties werkte hij gedurende de bezettingsjaren aan de oprichting van een publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie in de landbouw. Als opmaat tot deze organisatie, die in 1954 onder de naam Landbouwschap van start ging, werd op 2 juli 1945 de Stichting voor de Landbouw opgericht. Omdat hij echter bij het KNBTB-bestuur onvoldoende gehoor vond voor zijn opvattingen over de publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie, nam Heijmeijer in 1946 ontslag als algemeen secretaris en concentreerde zich op het voorzitterschap van de afdeling Sociale Zaken van de Stichting voor de Landbouw. Daarnaast was hij vice-voorzitter van de Stichting Landverhuizing Nederland (SLN), een semi-overheidsorgaan dat initiatieven op het gebied van de emigratie coördineerde.
                De groeiende belangstelling voor emigratie in het naoorlogse Nederland en het overschot aan jonge boeren voor wie geen boerderij beschikbaar was, waren voor Heijmeijer de aanleiding om in november 1946 in opdracht van de KNBTB samen met Wim van Beers en Chris van Steen naar Brazilië te vertrekken om de mogelijkheden van een kolonisatieproject te onderzoeken. De moeilijkheden in Nederland en in Brazilië werden ondervonden om dit project te realiseren beschreef Heijmeijer in 1973 in Over de voorgeschiedenis van de Nederlandse boeren-emigratie. Holambra, 1946-1973[1]. De zoektocht naar ‘land in Brazilië’ resulteerden in 1948 in de aankoop van de Fazenda Ribeirão. Voorafgaand aan de aankoop, die mogelijk gemaakt was door een lening van de Braziliaanse overheid, was op 5 juni 1948 door in Brazilië aanwezige Nederlanders (waaronder enkele emigranten) de Cooperativa Agro-Pecuária do Nucleo Holandês Riberão opgericht, twee maanden later omgedoopt tot Coõperativa Agro-Pecuaria Holambra. Heijmeijer was op dat moment in Nederland voor het verzorgen van voorlichtingsbijeenkomsten.
                Met het vertrek van het schip de ms ‘Algenib’ op 18 december 1948 vanuit de haven van Antwerpen begon de feitelijke emigratie. De boeren die zich op de Fazenda Ribeirão vestigden, traden in dienst van de coöperatie. Heijmeijer achtte dit noodzakelijk om de opbouw van de jonge nederzetting op gang te brengen. Hiermee wilde hij ook bereiken dat kleinere boeren een kans van slagen konden krijgen, doordat zij via de coöperatie krediet zouden krijgen van de grote boeren. Dit coöperatief systeem was nodig voor de ontginning van de grond en de bouw van huizen. Zodra het mogelijk was zouden de boeren een eigen bedrijf kunnen beginnen. Heymeijer vertrok met zijn gezin op 12 maart 1949 met de ss ‘Alhena’. Het KNBTB-weekblad Boer en Tuinder gaf hoog op van Heymeijers missie: ‘Want dit ideaal dat hem van kop tot teen bezielt, laat hem dag noch nacht met rust, hiervoor leeft hij, hiervoor werkt hij. Niet voor zich zelf maar voor de toekomst van de uit Nederland gedrukte boeren ging ir. Heymeijer heen.’[2] Na de aankomst nam hij het voorzitterschap van de coöperatie op zich.
                De jonge nederzetting kreeg de nodig tegenslagen te verduren. Zo werd het uit Nederland meegenomen stamboekvee getroffen door veeziekten, zoals mond- en klauwzeer en kampte de kolonie met een tekort aan liquide middelen. Onverantwoorde aankopen door Heijmeijer en diens weinig standvastige beleid verergerden de zaak. Hierdoor kwam de samenwerking binnen de coöperatie steeds meer onder druk te staan en zakte het werktempo. Eind 1949 zag Heijmeijer zich reeds genoodzaakt om in Nederland aan te kloppen voor een nieuwe lening. Een Nederlandse onderzoekscommissie kraakte in oktober 1950 harde noten over zijn beleid. Zij stelde vast dat ‘voor het in productie brengen en het geven van de zakelijke leiding, ‘de heer Heijmeijer niet de juiste persoon blijkt te zijn.’[3] Redding was wel mogelijk, maar dan was een lening nodig van 2,5 miljoen gulden en moest de leiding vervangen worden door een leiding met meer organisatorisch en commercieel inzicht. Zonder Heijmeijer in de besluitvorming te betrekken, besloot de Nederlands regering eind 1950 deze lening mogelijk te maken. In overleg met de KNBTB werd C.J.J.(Charles) Hogenboom aangesteld als regeringscommissaris om toezicht te houden op de besteding van het crediet.
                Hogenboom zette zich op Holambra aan een saneringsbeleid waaraan Heijmeijer aanvankelijk loyaal meewerkte. Een aantal grote boeren weigerden met “die koeliedrijver” – Hogenboom had eerder in Nederlands-Indië gewerkt – in zee te gaan. Ze zegden in juni 1951 hun lidmaatschap van de coöperatie op en vertrokken daarna naar Não Me Toque in de deelstaat Rio Grande do Sul. Op 28 januari 1952 trad Heijmeijer terug als coöperatievoorzitter ten gunste van Hogenboom. Hij bleef Hogenbooms saneringsbeleid saneringsbeleid steunen, maar merkte in de loop van 1952 dat hij niet meer betrokken werd bij coöperatiezaken. Voorts voelde hij zich persoonlijk en financieel in zijn bestaan bedreigd. Hij sloot zich in oktober van dat jaar aan bij emigranten die weigerden een nieuw, in het Portugees opgesteld contract te ondertekenen. Het coöperatiebestuur gaf te kennen dat Heijmeijer er met zijn gezin beter aan deed Holambra te verlaten en terug te keren naar Nederland. Nadat pogingen om in Brazilië een andere functie te verwerven op niets waren uitgelopen, sloot hij in maart 1953 een overeenkomst met de coöperatie die zijn terugkeer naar Nederland mogelijk moest maken. Op 19 maart 1953 verliet Heijmeijer Brazilië, om op 13 april in Nederland te arriveren. Zijn oudste zoon Geert Jan bleef achter en werd later in Brazilië financieel directeur van het geneesmiddelenconcern MSD.
                Eind juni slaagde hij erin een nieuwe betrekking te vinden: consulent Grond- en Pachtzaken. Deze functie, aanvankelijk te Zwolle en later in Arnhem, zou hij tot zijn pensionering in 1968 blijven vervullen. Na zijn vertrek van Holambra in 1953 bezocht hij nog twee keer Brazilië: in 1966 om onderzoek te doen naar ervaringen met ontginning van gronden en in 1973 bij de viering van het 25-jarig bestaan van Holambra. Bij die laatste gelegenheid werd hij geëerd als de stichter van de kolonie. Tijdens dit laatste verblijf in Holambra kreeg hij te horen dat zijn dochter Eveline was verongelukt in Denemarken. Enkele maanden later, op 30 oktober 1973 overleed hij zelf  in Vught. Vijf maanden na Geert Heijmeijer overleed ook zijn vrouw Lia. Beiden liggen begraven op de R.K. begraafplaats te Doorwerth.

Bronnen:
http://nl.wikipedia.org/wiki/Heijmeijer
www.berghapedia.nl/index.php/Hencke,_Johannes_Maria
www.online-begraafplaatsen.nl
Mijn boeken over Holambra en de KNBTB
Nederlands Patriciaat, no. 79.
Het Archief Heijmeijer (toegangsnummer 2.21.364) in het Nationaal Archief.


[1] Manuscript in: Archief-Heijmeijer.
[2] Boer en Tuinder, 19 maart 1949.
[3] Rapport Van Roggen/Van Waveren (oktober 1950), in: Archief-Heijmeijer.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *