De vrouw op de Fazenda

Vorig jaar overleed in Nijmegen op 96-jarige leeftijd Ans van den Besselaar-Van der Kallen. Ans was in Nijmegen vooral bekend als oud-wethouder. Zij was de weduwe van Jef van den Besselaar, voormalig hoogleraar Portugese taal- en letterkunde aan de Katholieke Universiteit Nijmegen. Vóór hun politieke, respectievelijk wetenschappelijke loopbaan in Nijmegen verbleven zij tien jaar lang in Brazilië. Begin 1950 werd Jef van den Besselaar door Geert Heijmeijer naar de Fazenda Ribeirão gehaald om er een gymnasium van de grond te tillen. Toen een jaar later bleek dat er voor hem geen werk meer was op de Fazenda, ging hij werken aan Braziliaanse universiteiten. In het themanummer van Ontginning van augustus 1950 schreef Ans van den Besselaar een bijdrage over de vrouw als emigrant. Zij schetst hierin de klassieke rol van een boerin die haar echtgenoot volgt bij het realiseren van zijn emigratieplannen en de gevolgen voor haar van de veranderingen die zich in 1950 op de nog jonge emigrantennederzetting voltrokken.

 

Zelden gaat het plan om met een boerengezin te emigreren, uit van de vrouw. Dat is niet alleen omdat het meer tot de man behoort om toekomstplannen te maken. De vrouw is ook meer dan de man gehecht aan haar eigen vertrouwde omgeving. Haar familie, haar bekenden vormen voor haar een hechtere band. En zijn de kinderen nog klein, och dan is zij tevreden als ze goed zijn verzorgd en met blozende gezichtjes rond de tafel zitten. Wel gaan haar gedachten uit naar later, als ze groot zijn, maar zorgen maakt zij zich er nog niet over. Ze geniet van het geluk van nu. En dan komt de man, de sterke werklustige boer ineens voor de dag met emigratieplannen en nog wel naar Brazilië. Dat geeft haar een schok, want het leven waarmee zij zo vertrouwd is, komt in gevaar.

Vrouw Fazenda

En wil die vrouw dan emigreren? Soms kan ze de vreemde plannen niet geloven. Ze neemt ze niet au sérieux. En blijkt het dan toch ernst te zijn, dan heeft zij dikwijls moeite om haar wil met die van haar man in overeenstemming te brengen. Niet omdat zij niet in staat is te emigreren, maar omdat zij zich zo veilig en gelukkig voelt in het leven van nu en niet verlangt naar het onbekende. De vrouw moet die gedachte in zich laten rijpen. Dan gaat ze beseffen, voordat ze naar Brazilië vertrekt, dat daar een mooie toekomst ligt voor haar kinderen en dat het geluk van een eigen bedrijf hun daar ten deel zal vallen. Heeft zij dat ingezien, dan zou het geen echte vrouw zijn als ze·niet met ’n opgewekt humeur en vol frisse moed haar jonge krachten zou willen geven. En dan is dezelfde jonge vrouw in staat om zich vrijwillig los te maken uit haar milieu en haar familie zo ver achter te laten. En dit enthousiasme heeft zij ook nodig, want zij zal hier allerlei moeilijkheden aantreffen, die zelfs voor iemand, die vol goede moed vertrekt, niet altijd gemakkelijk zijn op te lossen.

Waar liggen dan die moeilijkheden? Natuurlijk zijn deze ook niet voor ieder hetzelfde, maar sommige ervaringen zijn wel algemeen. Voor hen, die in Holland een gerieflijke, degelijke boerderij achterlaten, vormt de overgang naar de pionierswoning op de Fazenda wel een groot contrast. Misschien is het contrast nog niet groot genoeg. Soms heeft men de indruk, dat het gemakkelijker is van het ene uiterste naar het andere over te gaan, als te wennen aan het betrekkelijke comfort, waarin men zich toch in veel dingen moet aanpassen. Want zijn onze woningen nog wel pionierswoningen in de strikte zin van het woord? Kwam de aanpassing in het begin, toen de emigranten in de “pau-a-piches” terecht kwamen, misschien niet vlugger tot stand dan nu? Want een vergelijking van deze hutten met een, volgens Nederlandse begrippen, bewoonbaar huis, was eenvoudig onmogelijk. Maar ook de tegenwoordige pionierswoning heeft nog zijn ongemakken, want de huizen hebben hier geen plafonds, wat in de warme tijd heerlijk koel is, maar in de wintertijd dikwijls koud. Bovendien waait het stof door de pannen binnen, zodat het kraakheldere en stofvrije Hollandse huis hier een onbereikbaar ideaal is. Ook is het in de natte tijd als de modder; hier “barro” genoemd, de wegen vervangt, een bijna onmogelijke taak het huis schoon te houden. Dan maar eens een keer meer schrobben en je er voor de rest niet druk over maken.

De natuur is hier prachtig en voor opgroeiende kinderen is het hier een paradijs. Ze kunnen er op uittrekken te paard. Ze rijden mee op trucks en leven op jongensachtige manier mee met de opbouw van de Fazenda. Maar het is weer aan de vrouw om de juiste maat van die vrijheid te bepalen en de huishoudelijke discipline te handhaven. Want de vrijheid mag geen verwildering betekenen. Daarom moet de emigrantenmoeder bij het opvoeden van haar kinderen de ;,sterke vrouwvan het evangelie zijn en haar huis besturen en de tucht bewaren.

Het eten kan niet geheel Hollands blijven en de eerste weken wordt de vrouwelijke vindingrijkheid zwaar op de proef gesteld. De emigrante, die hier aankomt, zal eerst niet weten, wat klaar te maken en hoe. De rijst ,b.v. die veel goedkoper is dan de aardappelen, zal eerst als dagelijks gerecht niet smaken. Van de vrouw hangt het af, hoe zij dit probleem aanpakt, want een goed gevoed gezin is de basis·voor een goed humeur.

De boeren werken nu nog in een straf georganiseerd coöperatief verband en voor de meesten staan de huizen nog in het centrum van de Fazenda. De boerin is niet gewend in het centrum van het dorp te wonen. Liefst woont ze in het centrum van haar bedrijf. De vrouw, die het meest thuis is, heeft hier weinig gelegenheid om kennis te maken met het grote bedrijf, en de buren wonen vlakbij. Zij zien alles van·elkaar en soms zal het ook nog een heel ander soort mensen zijn dan die waaraan zij gewend zijn. Treft zij het zo, dan is het moeilijk elkaar te waarderen; maar pakt het wel, dan zal het niet moeilijk zijn elkaar door de eerste moeilijkheden heen te helpen.

Sommige vrouwen zeggen, dat je het hier lang niet zo druk hebt als op de boerderij in Nederland. Dan moeten zij oppassen dat het praatduiveltje haar geen parten speelt, want daarmee maken zij zichzelf niet gelukkiger en de geest, die door de vrouw gemaakt moet worden, zouden zij hierdoor bederven. Want de vrouw moet verzachten ook de tegenslagen, die zijzelf en haar man zullen ondervinden van mensen en dingen.

Maar het samenwonen in het centrum van de Fazenda zal niet blijvend zijn. In september beginnen vele boeren een eigen bedrijf en de boerderijen, die nu gebouwd worden liggen soms al ver uit elkaar. In Holland zijn de afstanden zo klein, dat een kwartier gaans al een afgelegen boerderij betekent. Maar in dit grote land met zijn uitgestrekte gronden is er nog plaats genoeg en de boeren zullen dus steeds verder van het dorp aftrekken. De vrouw, die houdt van de stilte der natuur, de schone vergezichten en het vee om haar huis, zal dit niet zwaar vallen. Maar hoeveel vrouwen houden niet van wat gezellige kout met hun buurvrouw? Voor haar zullen er misschien wel eenzame ogenblikken komen.

Paarden Fazenda

Iedere vrouw moet deze dingen beseffen, maar zij moeten ook weten, dat je hier God voelt in de natuur, dat er een kerk is waar je echt devoot kunt bidden en dat je hier als vrouw een werkzaam en gelukkig leven kunt hebben. Want dan wacht haar de grote voldoening van een zichtbaar resultaat. Niet door boerderijen, machines of bebouwd land wordt een nieuwe maatschappij opgebouwd, maar door mensen en kinderen, die mensen moeten worden. En die kinderen zijn haar kinderen en die moet zij opvoeden, aangepast aan de nieuwe levensomstandigheden.

Er wordt hier van iedere vrouw gevraagd een sfeer te scheppen, die de geest van de jonge gemeenschap zal bepalen en zij moet dus alle kleinzieligheid, jaloezie en kortzinnigheid van te voren uit haar hart bannen om te genieten van “het scone ende het goede”.


Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *