Na de eerste publicaties in februari en maart 1952 ging het katholieke weekblad De Nieuwe Eeuw onverdroten verder met ‘onthullende’ artikelen over de misstanden op de Fazenda Ribeirão. De krant verwachtte aan het einde van dat jaar nieuwe moeilijkheden, bij de ondertekening van het nieuwe Portugeestalige contract. Om de in Nederland verantwoordelijke instanties te herinneren aan de kwestie-Ribeirão publiceerde De Nieuwe Eeuw op 30 augustus 1952 een fragment uit een brief, die het blad had ontvangen van een ‘hoogstaand, zeer betrouwbaar figuur die de toestand op de Fazenda door en door kent; hij kan bovendien niet geacht worden persoonlijke motieven na te jagen of rancunes te willen botvieren. Hetzelfde geldt voor de in de brief genoemde P.A.’
Tegen het einde van het jaar zal er op de Fazenda Ribeirão wel weer iets gaan gebeuren, denk ik. De leiding is hier namelijk druk doende met te vertellen dat de rechten van de boeren ook eens vastgelegd moeten worden, en wel op een rechtskrachtige manier. Dit zou dan moeten gebeuren in de Braziliaanse taal door een notariële acte, ondertekend door het lid en door de coöperatie. Dit klinkt zeer onschuldig, maar het zal de doodsteek zijn voor de boeren. Ik ben er van overtuigd dat de stukken, tot op heden door de boeren getekend, niet rechtsgeldig zijn. Essentiële formaliteiten ontbreken, verschillende delen zijn tegen de wet, de stukken staan niet geregistreerd, enz. De coöperatie weet dit allemaal ook zeer goed, en haar plan is nu een rechtsgeldig stuk in handen te krijgen van de boeren; de notariële acte waarover men momenteel spreekt zal dit klaarspelen. Ik heb hierover niet de minste twijfel. Daarna zijn de boeren verloren voor eens en voor altijd.
Zullen de boeren deze notariële acte tekenen? Ik schreef hierover aan P.A., een naam die u reeds bekend is, en ik ontving hierop het volgende antwoord: ‘Als het nieuwe voorstel, waarover u spreekt, het tekenen van die misdadige notariële acte, op de proppen komt, ben ik er van overtuigd dat zo goed als niemand vrijwillig zal tekenen, maar dat de boeren onder zulk een druk zullen worden gesteld, dat ze uiteindelijk tóch zullen tekenen. Het enige effectieve verzet zou “georganiseerd” moeten zijn, tegen de georganiseerde tirannie, maar voor een organisatie van het verzet hebben die goede, eenvoudige boeren practisch de middelen niet.’ Ik ben het volkomen met P.A. eens, en de toekomst zal bewijzen dat hij deze zaak goed gezien heeft.
Op het ogenblik is er weer grote onrust, ontevredenheid en clandestien verzet op de Fazenda Ribeirão. Ook P.A. heeft dit gemerkt, en hij schrijft mij: ‘Inderdaad neemt de onrust tegenwoordig weer sterk toe, en het vertrouwen dat enige maanden geleden opleefde bij althans een gedeelte van de boeren, lijkt mij nu weer hopeloos geschokt.’ Dit alles komt ook door de winter, een tijd van weinig werk, dus veel tijd om na te denken. De heer Hogenboom is zeer slim, maar het is dom van hem dat hij geen maatregelen neemt om deze wintertijd niet beter te overbruggen.
De laatste tijd heb ik met veel mensen van de fazenda gesproken, en het nieuws komt ongeveer op het volgende neer: onrust, ontevredenheid, clandestien verzet, smokkelhandel. Ik denk dat er binnenkort weer een 5-6 families zullen vertrekken, enige ondanks document no. 4. Twee families vertrekken naar Nederland en hebben een z.g. opvolger. Zij hebben practisch alles verloren, en de coöperatie betaalt alleen hun passage voor de boot.
De oogst is niet al te goed geweest dit jaar. De katoen maakt zeer slechte prijzen, en de aardappelen eveneens. Hierbij komt dat de aardappelen bovendien slecht van kwaliteit waren. Er is in grote lijnen met verlies gewerkt. Bijna alle mensen zijn over hun crediet heen. Dit zou een alarmtoestand moeten veroorzaken, maar de heer Hogenboom heeft dit onderschept door voorlopig nog iets uit te keren voor levensonderhoud. Deze bedragen zijn ongelijk, en niet voldoende. Men kan er amper van eten, maar andere behoeften zoals aanschaf van kleren kunnen er helemaal niet af. De enigen die het goed maken zijn de personen in dienst van de coöperatie, die immers een vast salaris ontvangen. In grote lijnen zijn dit de collaborateurs. Met salarissen van 4000 tot 6000 cruzeiros kunnen zij er komen.
Ik ben bang dat er nog eens een ongeluk gebeurt op de Fazenda, namelijk: dat er klappen zullen vallen. Sommige mensen dulden de toestand niet meer, en in een vlaag van waanzin zouden er ongelukken kunnen gebeuren. Ik hoop dat onze boeren verstandig zullen zijn en zich zullen beheersen, want op deze manier trekken zij natuurlijk aan het kortste eindje. Het zou mij evenwel niet verwonderen als ik eens hoorde dat er een moord gebeurd was. De heer Hogenboom en zijn collaborateurs zullen dit ook wel weten. Ik vernam namelijk, dat zij altijd met vier of vijf man samen zijn, en dat zij op sommige stukken van de Fazenda niet graag komen.
Het allergrootste deel van de boeren is het alleen “clandestien” met de leiding niet eens, maar publiek zijn zij anders. Zo hoorde ik dat sommige boeren niet meer bezocht worden door andere boeren, tenzij ’s avonds héél laat, tegen half elf of elf uur. Men is namelijk bang dat de leiding het te weten komt, en dat er dan maatregelen genomen zullen worden. Komt het een of ander niet overeen met wat men in Nederland gekend heeft tijdens de Duitse bezetting? Daar had men ook collaborateurs. Maar daarna is er ook een overwinning gekomen! Moge dit ook gebeuren op Ribeirão.