Twee Nederlandse nederzettingen in Brazilië

Ribeirão begon waar Carambei na veertig jaar eindigde!

Emigrantenwoning in Ribeirão

In het najaar van 1952 verbleef de Utrechtse sociologiestudente M. Muntz in Brazilië voor het doen van onderzoek voor haar afstudeerscriptie. Zij bezocht Carambeí en Holambra en deed daarvan uitvoerig verslag in de Nieuwe Rotterdamsche Courant. Een half jaar later deed zij dit op 21 maart 1953 nog eens dunnetjes over in De Nieuwe Eeuw. In haar uitvoerige artikel zette zij de opgedane ervaringen van Carambeí op een rij vergeleek die met de beginnersfouten van Holambra. Muntz, die sterk onder invloed stond van de oppositiegroep die in 1953 Holambra verliet, spaarde de nieuwe leiding van de kolonie niet.

De enige Nederlandse nederzetting die in aanmerking komt voor een vergelijking met de Fazenda Ribeirão is de 40-jarige kolonie Carambeí in de Braziliaanse staat Paraná. Ook hier wordt, evenals in Ribeirão, coöperatief gewerkt en was de opzet een veekolonie.

Een van de hoofdoorzaken van de moeilijkheden der emigranten op de Fazenda Ribeirão was de grote sterfte onder het vee in het eerste halfjaar. Niemand was bekend met de behandeling die hoogwaardig Nederlands stamboekvee in Brazilië vraagt! De koeien kwamen in plaats van in een goede wei, zoals zij in Nederland gewend waren, in een soort “bush” terecht. De struiken en het gras stonden hier manshoog. Bovendien werden zij tezamen met inlandse koeien ’s nachts in de koraal gedreven, waardoor zij veel besmettelijke veeziekten opliepen. De emigranten waren niet bekend met de karpattenbestrijding, waardoor de melkproductie snel terugliep. (Een karpat is een klein soort bloedzuiger die in hoog gras veel voorkomt). De dieren verwondden zich aan doornig hout en kregen dan zware infecties, omdat in Brazilië altijd maden komen in een open wond. Deze eten in twee dagen al het vlees weg tot op het bot. Bij een spoedige deskundige behandeling kunnen de maden echter makkelijk bestreden worden. Door het gebrek aan voldoende schaduwplekken en onwetendheid omtrent de noodzaak hiervan, stierven vele dieren aan een zonnesteek.

Ook de emigranten in Carambeí waren in de aanvang niet op de hoogte van de Braziliaanse veeverzorging. Zij zijn echter met inlands vee begonnen, dat steeds met Hollands vee gekruist werd. Dit inlandse vee had bijna geen verzorging nodig en indien er fouten gemaakt werden, had dit lang niet zulke fatale gevolgen als bij het vee op Ribeirão. De emigranten op Ribeirão zijn begonnen met het vee, waarmee de boeren in Carambeí na jarenlange ervaring geëindigd zijn.

De grond in Ribeirão en Carambeí was niet erg vruchtbaar, door de verkeerde Braziliaanse behandelingswijze van de bodem. Men brandde de grond steeds af, gemest werd er niet. Was de bodem uitgeput, dan begon men weer verderop. Hierdoor was de grond in beide nederzettingen organisch dood en slechts met grote onkosten kon deze voor de landbouw geschikt gemaakt worden. Carambeí heeft tijdig ingezien, dat het bij de aanvang niet rendabel was grote terreinen ten bate van de akkerbouw te ontginnen. Men had er ook geen geld voor. Er wordt in Carambeí alleen aan de akkerbouw gedaan om te voorzien in de voeding van mensen en dieren in de kolonie zelf.

Pionierswoning in Carambeí

Toen men in het begin in Ribeirão met het vee zoveel tegenslag had, begon men over te schakelen op de akkerbouw, waardoor men een zeer grote kapitaalsinvestering kreeg in het ontginningswerk. Eerst op den duur zal deze grond de belegde gelden met veel rente terug kunnen geven. Toen het ontginningsproject halverwege uitgevoerd was, had men geen geld meer en kreeg men met veel moeite een lening uit Nederland, die om het hele project uit te voeren waarschijnlijk toch nog onvoldoende zal zijn, terwijl de lasten op de schouders neerkomen van de kolonisten. In Carambeí was de individuele emigrant slechts verantwoordelijk voor zijn eigen grond! Om nu zo gauw mogelijk over wat contant geld te kunnen beschikken, heeft men op Ribeirão een aantal gemengde bedrijven gesticht, variërende van 20 tot 25 H.A. Er worden vooral veel kippen en varkens gehouden, daar deze ook het snelste renderen. Ook in Carambeí houdt men zich met het fokken van kippen en varkens bezig, hetgeen zeer goede resultaten afwerpt.

Zowel Ribeirão als Carambeí heeft een coöperatieve zuivelfabriek. Het verschil is, dat de boeren in Carambeí vrij zijn zich hierbij aan te sluiten óf zelfs hun producten te verwerken en te verkopen. Bijna iedereen is hierbij aangesloten, omdat het veel rendabeler is.
Het begrip cooperativa strekt zich bij Ribeirão verder uit dan in Carambeí. Alle gebouwen en grond waren in Ribeirão bij de aanvang coöperatief bezit. De vergelijking met Carambeí gaat pas goed op na de uitsplitsing der eigen bedrijven. In Carambeí is ieder bedrijf van de aanvang af zelfstandig geweest en is elkeen verantwoordelijk voor zijn eigen bedrijf. De cooperativa is hier ontstaan, doordat er behoefte aan kwam. In Ribeirão was alles in het begin eigendom van de cooperativa en begon men gemeenschappelijk de grond te ontginnen en de dieren te verzorgen. De verantwoording voor alles had de cooperativa en niet de boer zelf, hetgeen hier een groot verschil gemaakt heeft.

Fazendahuis in Ribeirão

De Hollandse boer is een te grote individualist om op deze wijze te kunnen werken. Bovendien werden er grote psychologische fouten gemaakt, waardoor veel ruzie en andere narigheid ontstond. Oudere boeren, die in Holland een eigen bedrijf hadden gehad, moesten b.v. met de knapzak op de rug naar het werk, onder leiding van veel jongeren die nooit een bedrijf hadden gehad en zelf niets bij de cooperativa inbrachten. De boeren begrepen niet goed, dat al het werk dat zij voor de cooperativa deden, uiteindelijk voor henzelf was. Als gevolg hiervan werd er dikwijls lang niet zo hard gewerkt als noodzakelijk zou zijn geweest. Ook de verzorging van het vee liet toen de koeien nog gemeenschappelijk bezit waren, nog al eens wat te wensen over. De uitsplitsing van eigen bedrijven heeft in Ribeirão grote verbeteringen gebracht. Bij deze uitsplitsing zijn er echter naar de mening der kolonisten nog al eens onrechtvaardige dingen gebeurd. Volgens de oorspronkelijke afspraak zou er grond gekozen worden in de volgorde van aankomst der kolonisten. Hier werd echter niet de hand aan gehouden, en geschiedde dikwijls nogal willekeurig. De grond in Carambeí was oorspronkelijk van de Brasil Railway Company. Iedere kolonist kon zelf de grond kiezen, die hij wilde kopen.

De ligging van Ribeirão en Carambeí beide is zeer gunstig ten opzichte van het vervoer naar de betrekkelijk dichtbij gelegen grote stad. Wat de watervoorziening betreft, ligt Ribeirão gunstiger. Men zou daar zelfs de aanwezige waterval kunnen gebruiken om elektriciteit op te wekken of land te bevloeien. Dit zou echter weer kapitaalsinvestering vergen en dat is helaas onmogelijk.
De grootte der bedrijven in Carambeí verschilt aanmerkelijk met die van Ribeirão. Een veebedrijf in Carambeí is 150 tot 200 HA. groot en de boeren hebben ieder 150 tot 200 koeien. Men berekent voor iedere koe een HA. De grond wordt voor de veeteelt gebruikt op dezelfde wijze als de Brazilianen doen: men brandt eenvoudig het gras af als het te lang wordt, verder geeft men geen cent uit om de grond te verbeteren. Door het slechte gras heeft men zoveel grond per koe nodig.De boeren op Carambeí zijn eerst met een klein stuk grond en weinig koeien begonnen en hebben hun bedrijf langzamerhand in de loop van 40 jaren uitgebreid tot de huidige grootte.

Ontginning op Holambra. Heijmeijer (met bril) kijkt toe.

Op Ribeirão beginnen de boeren direct op een bedrijf van 20 tot 25 HA., terwijl zij nog weinig ervaring hebben opgedaan met de Braziliaanse akkerbouw en veeteelt, die op vele punten zeer verschillend is van die in Nederland.Bovendien waren de meeste van deze boeren in Holland maar een zeer klein bedrijf gewend van ongeveer 5 HA. of waren voordat zij naar Brazilië emigreerden boerenknecht. Het valt niet mee dan ineens zo’n veel groter bedrijf te moeten voeren. Bovendien waren er een groot aantal boeren bij die van de veeteelt in Holland niets afwisten en vroeger uitsluitend op akkerbouwbedrijven hadden gewerkt.
De boeren op Carambeí waren vroeger ook geen veeboeren; zij zijn echter met een paar dieren en heel klein begonnen en hebben op deze wijze eerst de bedrijfsvoering geleerd. Carambeí heeft voor alles wat er gedaan werd, in het begin advies gevraagd aan de Brazilianen en profiteerde in ieder opzicht van de goede Braziliaanse voorlichting. Ribeirão was in dit opzicht bij de aanvang erg eigenwijs en wist zelf alles veel beter. Men handelde dikwijls dwars tegen de adviezen van het wereldberoemde proefstation in Campinas in, met als natuurlijk gevolg een misoogst. Tegenwoordig wordt er echter weer met dit proefstation overlegd.

Het bestuur van de Cooperativa in Carambeí wordt door de leden gekozen, en heeft de volle verantwoording voor de gang van zaken. Dat geen der bestuursleden in rang voor de ander wil onder doen, blijkt wel uit de grappige toevoeging “directeur” achter iedere bestuursfunctie. Bv. de secretaris-directeur. Wanneer de ledenvergadering het met het beleid van een bestuurslid niet eens is, treedt deze af en wordt er iemand in zijn plaats gekozen. Dit is onlangs nog gebeurd, toen men het met de conservatieve opvattingen van een ouder bestuurslid oneens was. Verantwoording voor de verdere gang van zaken heeft men in Carambeí slechts ten opzichte van de Braziliaanse regering.

In Ribeirão had men oorspronkelijk ook een onafhankelijk bestuur, dat door de leden der Cooperativa werd gekozen. Hoewel men hier de zaak omdraaide, en de leden rekening en verantwoording af moesten leggen ten opzichte van het bestuur. Dit trad van het begin af aan vrij dictatoriaal op. Bij de komst van de Regeringscommissaris, de heer Hogenboom stond, die absolute volmacht had van de Nederlandse regering ten opzichte van de onder haar garantie verstrekte credieten en de verdeling hiervan onder de boeren. Daar juridisch de positie van de heer Hogenboom ten opzichte van de Braziliaanse regering zeer zwak was, werd besloten hem i.p. van de heer Heijmeijer voorzitter van de cooperativa te maken. De laatste had erin toegestemd om als voorzitter af te treden, vermits zijn financiële positie gegarandeerd werd. Mondeling werd dit wel toegezegd. Men vergat echter dit te notuleren.

Momenteel tracht men de heer Heijmeijer, door hem af te snijden van zijn crediet, uitsluiting van de veevoedervoorziening en de coöperatieve winkel en hem opzettelijk buiten alle bestuurszaken houdend, te dwingen de Fazenda te verlaten. Er zijn onder zijn leiding inderdaad grote fouten gemaakt; deze zou echter iedereen gemaakt hebben die niet op de hoogte was met de Braziliaanse akkerbouw en veeteelt.
Toen de heer Hogenboom met zijn absolute financiële volmachten voorzitter der cooperativa was geworden werd het hele bestuur een wassen neus, daar ieder lid van dit bestuur voor zijn crediet van hem afhankelijk was. Men kreeg nu een dictatuur, die in strijd was met elke democratische opvatting van de hedendaagse samenleving. Bovendien was het verenigen van de functie van Regeringscommissaris en voorzitter der cooperativa in één persoon naar mijn opvatting met zichzelf in strijd. Het is onder de huidige omstandigheden zeer denkbaar dat de belangen van de Nederlandse credietgevers en die der cooperativa tegengesteld zijn.

Het bestuur in Ribeirão gaat zelfs zover, dat het zich mengt in de geestelijke zaken der emigranten. Vorig jaar ging er een verzoekschrift der boeren naar Holland om een andere pater; men had nl. liever een echte plattelandspastoor in plaats van de zeer intellectuele, overigens voortreffelijke geestelijke herder van Ribeirão. De boeren begrepen hem niet en koesterden wantrouwen omdat hij steeds op zeer goede voet stond met het huidige bestuur. Toen dit verzoek om een andere pater bij het bestuur der cooperativa bekend werd, gingen verschillende bestuursleden bij de boeren rond met een verzoekschrift om de pater te handhaven. De boeren tekenden hier toen weer allemaal op, uit angst van hun crediet afgesneden te zullen worden. De boeren die ik hierover sprak, zeiden getekend te hebben “omdat het zeer onverstandig zou zijn om niet te tekenen.” Dit schetst naar mijn mening wel de onmogelijke toestand, en de volledige onderdrukking van iedere wilsuiting der boeren.

Het wantrouwen van de boeren ten opzichte van het bestuur en omgekeerd is een der hoofdoorzaken van de onmogelijke toestand op de Fazenda. Toen onlangs de nieuwe contracten getekend moesten worden, die in de plaats kwamen voor de oude overeenkomst van het vorige jaar, ontstond bij de boeren een felle oppositie. Bij het bestuur werd een verzoekschrift ingediend, ondertekend door 52 van de omstreeks 80 leden, dat nadere studie van de inhoud en overleg met de Nederlandse regering misschien een oplossing zou kunnen brengen ten opzichte van de onaanvaardbare voorwaarden van het contract.
Hoewel dit contract zogenaamd eender was als het oorspronkelijke document, kwam er o.a. de volgende afwijking in voor. De boeren mochten hun bedrijf 11 jaar lang niet verlaten, tenzij men een opvolger vond, die alle verplichtingen van deze boer overnam. Bovendien stond in dezelfde bepaling dat deze opvolger goedgekeurd moest worden door het bestuur der cooperativa. Hiermede werd de mogelijkheid tot grote willekeur geschapen. Bij vertrek van de fazenda zou men dan voor de keus kunnen komen te staan òf zijn bezit voor een appel en een ei aan en der combinaties op de fazenda (hierin zitten ook bestuursleden) over te doen, òf zonder een cent te vertrekken.
Men kan zich de grote oppositie hiertegen indenken. Men tracht nu de boeren te dwingen te tekenen door hen van alle crediet af te snijden, de coöperatieve winkel voor hen te sluiten en te weigeren hun veevoeder te leveren. Uiteindelijk zullen de boeren, door grote nood gedwongen, deze contracten wel tekenen. In Holland zal dan wel weer de indruk gewekt worden dat alle boeren het ermee eens zijn!

Uit het bovenstaande blijkt wel zeer duidelijk het grote verschil in vrije meningsuiting op Fazenda Ribeirão en Carambeí. Ik moge nogmaals naar voren brengen, het grote contrast tussen de democratische bestuursvorm van Carambeí en de zogenaamde democratische maar feitelijk dictatoriale bestuursvorm op Ribeirão.

Een groot verschil tussen Ribeirão en Carambeí is de wijze waarop beide nederzettingen tot stand gekomen zijn. Carambeí is op natuurlijke wijze gegroeid, terwijl Ribeirão het resultaat is geweest van een kunstmatige planning. Op Carambeí begon men oorspronkelijk met zes boerengezinnen, afkomstig van de mislukte kolonie in het Braziliaanse oerwoud, Iraty. Hier had dus een zeer scherpe natuurlijke selectie plaats gehad en men had een kern gekregen van de meest sterke standvastige kolonisten. Deze gezinnen zijn op natuurlijke wijze met hun bedrijven meegegroeid en hebben gemiddeld ieder weer 12 kinderen. Deze kinderen werden met de meest harde kanten van het Braziliaanse leven vertrouwd gemaakt. Alles werkte op de bedrijven mee naar vermogen. Kleine kinderen moesten ’s morgens om 5 uur een groot aantal koeien melken voordat zij naar school gingen. De vrouwen werkten de hele dag mee op het veld, kortom het gehele gezin was productief. Men werkte bijna geheel met eigen arbeidskrachten. Om deze kern groepeerden zich andere Nederlandse emigranten, die later uit Holland kwamen, o.a. veel Friezen. De kolonie telt nu ongeveer 500 inwoners.
De instanties die zich belastten met de planning van Ribeirão, hebben hiermede een zeer grote verantwoordelijkheid op zich geladen. Het is wel heel erg dat het lot van 500 R.K. boeren van een dergelijke gebrekkige planning afhankelijk gesteld werd. Hoewel deze kolonie met veel tegenslag te kampen heeft gehad, had men een dergelijk project nooit mogen beginnen zonder een behoorlijke reserve aan kapitaal. Bovendien beschikken wij in de tegenwoordige tijd over zoveel goede deskundigen op financieel en landbouwgebied, dat men niet dan na zeer nauwkeurige kostenberekeningen deze emigrantenkolonie in het leven had mogen roepen. Men tracht nu alle schuld hiervoor af te schuiven op de vorige leiding, maar met evenveel recht kan men ook de verantwoordelijke instanties in Holland hier schuldig verklaren.

Vee in Carambeí

In vergelijking met Carambeí kon men wederom zeggen, dat wat samenstelling der bevolking betreft, Ribeirão begint waar Carambeí mee eindigt. De kolonie bestaat hoofdzakelijk uit zeer kinderrijke gezinnen, die nog grotendeels improductief zijn. Vrouwen- en kinderarbeid komt hier zo goed als niet voor. Grote gezinnen met oudere jongens komen voor grote problemen te staan, daar deze laatsten graag zelf een eigen bedrijf willen beginnen, en willen trouwen. Daar de ouders nog te kort in Brazilië zijn om hun hierbij steun te geven, moet dit alles voor een jaar of tien uitgesteld worden. Bovendien heeft de regeringscommissaris onlangs medegedeeld, dat het geenszins zeker is dat deze kinderen later in de gelegenheid gesteld zullen worden een bedrijf op Ribeirão te krijgen. Dit bracht de ouders nogal in opstand, daar zij tenslotte voor hun kinderen geëmigreerd waren. De emigranten van Carambeí zijn momenteel financieel in staat al hun kinderen op eigen bedrijven te zetten. Op Ribeirão moet men wel van vreemde arbeidskrachten gebruik maken, daar anders een goede bedrijfsvoering niet mogelijk is.
Wanneer men de eerste huizen van Ribeirão en Carambeí met elkaar gaat vergelijken, valt direct op dat de huizen op Ribeirão veel kostbaarder waren dan te Carambeí. Ook de bouw der boerenbedrijven is verschillend. De Carambeiaan bouwt zijn huis op een behoorlijke afstand van de zeer grote stal. Op Ribeirão bouwt men de stallen vast aan het woonhuis. Dit laatste is in het hete Braziliaanse klimaat zeer onverstandig en onhygiënisch. Alle huizen waren op Ribeirão bijna onbewoonbaar door de vele vliegen, uit de stallen afkomstig. Er zijn zeer kwaadaardige vliegen bij, zoals bijv. de bernie. Deze blauwe vliegen leggen eieren in de huid van dieren of mensen. Er ontstaat een gezwel, waaruit na enige weken een grote larf tevoorschijn komt. Ik heb diverse kinderen met deze gezwellen gezien. Zelfs het eenvoudige bestrijdingsmiddel flit was voor de meeste boeren te kostbaar. Bijna nergens trof ik vliegenhorren aan. In Carambeí vindt men geen huis zonder hor. De merkwaardige gang van zaken waarbij reeds gebouwde huizen afgebroken worden en elders weer opgebouwd, pleit ook niet voor de organisatie op Ribeirão!

Een ander probleem waarmede Ribeirão evenals Carambeí geconfronteerd zal worden, is dat de Hollandse emigranten steeds onder elkaar trouwen en niet met Brazilianen. In Carambeí heeft men inteelt weten te voorkomen door er vlakbij de nieuwe Nederlandse kolonie Castro te stichten. Hoe zal men dit probleem naderhand op Ribeirão kunnen oplossen? Bij de selectie heeft men over het hoofd gezien, dat hier veel boerengezinnen nauw familie van elkaar zijn.
Eén punt hebben zowel Carambeí als Ribeirão gemeen, nl. een vast geloofsvertrouwen en de kerk als middelpunt der gemeenschap, hoewel Ribeirão Rooms-Katholiek en Carambeí streng gereformeerd is.

M. Muntz

Bewaren


Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *