De vestiging op de Fazenda Bela Vista
Na zijn bezoek aan de Fazenda Ribeirão besloten twee emigranten die geweigerd hadden het nieuwe contract met de coöperatie te tekenen met pater Strooband mee te gaan naar Castro. Dit waren Jos Sleutjes en Jan Lamers. Zij kochten direct een stuk grond op de aan Castrolanda grenzende Fazenda Bela Vista. Negen andere boeren volgden hun voorbeeld, waarna op 26 april 1953 de eerste familie arriveerde in de nieuwe kolonie.
Niet iedereen was enthousiast over deze voortvarendheid van Strooband. Met name de Nederlandse diplomatieke vertegenwoordiging in Rio de Janeiro en bij de Nederlandse consul in Paraná, dominee William Muller werkten tegen. In het derde en laatste deel van zijn uitvoerige brief aan het weekblad De Nieuwe Eeuw doet Strooband hiervan uitvoerig verslag.
We werden het eens en we gingen aanstonds met een groepje afgevaardigden de volgende dag terrein zoeken in Castro. En hier begint een nieuw deel van de historie. De mogelijkheden in Castro werden uitstekend bevonden. Na enig zoeken vonden we een fazenda, die op twee kilometer van de stad begint en zich twaalf kilometer ver uitstrekt. Ruimte voor wel honderd families. De eigenaars wilden wel verkopen, tegen redelijke prijs. Het klimaat uitstekend, de grond goed en zeer gemakkelijk te ontginnen, de streek mooi, voldoende bos ook voor houtvoorziening, vlakbij de stad, aan de grote weg, de spoorlijn loopt langs de fazenda, grote afzetgebieden, bovendien als buren de goede Duitse kolonie, waar al vriendschap mee gesloten is en die helpen met raad en daad.
Er ging natuurlijk enige tijd overheen vóór we het eens konden worden over de keuze van de fazenda en de condities van de eigenaars. Daarbij kwam een zeer speciale moeilijkheid, de financiering van de zaak. Was daar niet aan gedacht? Jawel, natuurlijk. Maar de zaken gingen wat anders dan werd verwacht.
Waarom naar Castro?
Eerst was ik met mijnheer Hogenboom naar Rio gegaan. We spraken met drie leden van de Hollandse legatie, speciaal met de immigratiechefs. We spraken ook met het bestuur van de Braziliaanse immigratie. Dat de mensen weg zouden trekken uit Ribeirão was best en zo zouden ze mooi samen kunnen blijven als ze in groep naar Paraná gingen. En er waren vage beloften gedaan van financiering, zowel in Rio als in Curitiba, door de regering van de Staat Paraná.
Maar al gauw ook kwamen er stemmen, ja, maar waarom naar Castro? Wel, zei ik aan de gezant, die dat ook vroeg, daar is het goed, dat is bewezen. Dus waarom niet? Misschien ik mij een beetje voor de domme.
Intussen reisde ik maar op en neer van Castro naar Curitiba en van Rio naar Ribeirão. En de mensen probeerden alvast kopers te vinden voor hun bedrijven. Een enkele vond een Braziliaan, die betaalde. De meesten verkochten aan de blijvers, die kochten voor familie in Holland en dat geld zou dan wel eens komen. Hierover enkele opmerkingen. De schatting van de bedrijven, oogst, vee en grond en werktuigen mocht alleen gebeuren door het bestuur.
Dit lijkt mij niet juist, als dit de partij is, die erbij gebaat is, dat de schatting zo laag mogelijk gebeurt. Let wel, ik zeg alleen dat deze regeling niet juist is, en ben niet bevoegd om te oordelen of er inderdaad te laag geschat is, hoewel dit wel mijn indruk is. Daarbij kreeg dus ieder zijn deel van de lasten. Resultaat is, dat ze allemaal zo goed als alles kwijtraakten zonder dat er iets noemenswaards aan hen betaald werd. Terwijl bovendien dat beetje dat ze dan nog moeten ontvangen nog maar steeds niet uit Holland is aangekomen. Intussen moeten die mensen weg trekken, leven en iets nieuws beginnen. Geen eenvoudige zaak. Ook niet leuk om een behoorlijk bedrag aan geld uit Holland mee te brengen, vier jaar hard te werken en dan straatarm weg te trekken. Toch deden ze dat liever dan blijven.
Helemaal niet leuk
In Rio werd toen voor ’t eerst gezegd: ja, maar, zou ’t wel goed zijn, ze naar Castro te sturen, want zij zijn katholiek en in Castro zitten al protestantse Hollanders. Dit werd eerst aarzelend gezegd, dit werd later nadrukkelijk gezegd, dit werd tenslotte de reden om te zeggen, ze mogen niet naar Castro en: als je ze naar Castro stuurt, dan helpen we niet. Niet leuk, als je zo met dertig families zit in een vreemd land, zonder geld en ze zeggen dan dat ze niet willen helpen.
Minder leuk is het als ze je dan ook positief gaan tegenwerken. Nog minder leuk is het dan, als die tegenwerking gebeurt door officiële personen, die heten de Hollandse regering te vertegenwoordigen. Nog minder leuk is het als ze dat doen op onwaardige manier en door laster. Ik kan niet heel de geschiedenis vertellen, het is een lange geschiedenis en het is een lijdensgeschiedenis voor mij en voor deze mensen.
Ik had mijn motieven om deze mensen in Castro te willen hebben. Het is er in alle opzichten goed en dan was het plan goedgekeurd door de bisschop, door de kardinaal en verder door verschillende Braziliaanse regeringspersonen. Moest dat dan tegengewerkt worden omdat er hier al protestanten wonen? Nee natuurlijk niet. Op de eerste plaats mag dat niet gezegd worden, want dan ben je ondeugend en onredelijk en bovendien willen zij dat ook niet zeggen, want dat zou zo gek staan.
Dus werden ineens alle mogelijke redenen gevonden van economische aard. Die redenen waren natuurlijk gemakkelijk te weerleggen met de vraag, maar waarom hebben jullie dan wel Castrolanda daar pas gesticht en waarom wil je daar nog meer “andere” kolonies stichten?
Ik kon natuurlijk ook zeggen, maar waarom keurt de regering van de staat in Curitiba het plan dan wél goed? Die kunnen het toch het beste weten. Evenwel waren de aangehaalde redenen in zich wel zo onzinnig, dat ze zich zelf duidelijk als voorwendsels kenbaar maakten.
Tenslotte zeiden ze in Rio, nu goed, ga dan maar je gang en beloofden te helpen wat ze konden. Ik heb tot aan de dag van vandaag nog wel geen hulp gehad, maar het schijnt dat dat niet kon. Ook daar kan ik niet over oordelen, ik kan niet in hun brandkast kijken. Ik kan alleen maar verbaasd zijn dat ze niets konden doen, ook niet proberen een of andere lening daar voor elkaar te krijgen. Dat doet er overigens niet toe en daar wil ik mij niet over beklagen. Dit wil ik ook uitdrukkelijk zeggen dat ik over het personeel in Rio niets te zeggen heb.
Hollandse consul
Maar nu ga ik mij wel beklagen en wel over de houding van de Hollandse consul in Paraná, dominee Muller, organisator van de Hollandse kolonie Castrolanda hier. De regering in Paraná beloofde mij te helpen. Waarom moest de Hollandse consul hier zeggen dat hij nooit zal toestaan dat deze nieuwe mensen in Castro komen? Waarom moest hij herhaalde malen naar Curitiba gaan om te proberen de regering ervan af te brengen om te helpen? Waarom moest hij proberen, áls de regering beloofd heeft met een flinke som te helpen, de regering ertoe te brengen deze som niet uit te betalen? Waarom moest hij daartoe zijn toevlucht nemen tot beweringen dat deze mensen niet deugen en zeggen dat die pater dit organiseert om een handeltje te drijven en zo zijn eigen zak te spekken? Dergelijke dingen zeggen is niet mooi als het niet waar is. Dit zeggen tegen regeringspersonen is nog minder mooi en beslist lelijk vind ik het, als hij daarmee wil bereiken, dat deze Nederlandse boeren in Brazilië daardoor niet geholpen zullen worden.
Intussen heeft deze geschiedenis natuurlijk gevolgen gehad. Het geld kwam maar niet en dus kon er maar niets gebeuren. Dus is de groep uiteengevallen. De mensen konden niet blijven wachten. Verschillenden zijn naar het zuiden vertrokken, anderen zijn hier of daar in São Paulo als pachter gaan werken.
Toch klaar gekomen
Gelukkig heeft een behoorlijke groep volgehouden. Op het eind is alles nog voor elkaar gekomen. We hebben onze mooie fazenda in Castro kunnen betrekken. De eerste families zijn hier al en zijn heel tevreden en hard aan het werk. Verschillende andere families komen nu regelmatig aan. Zo is de nieuwe Hollandse kolonie in Paraná nu gevormd. Zij heet de “Cooperativa Santo António” en de fazenda heet “Bela Vista” wat zoveel wil zeggen als “Mooi uitzicht”. Met Gods zegen hopen we hier een bloeiende nieuwe gemeenschap te stichten die plaats en toekomst zal bieden aan nog veel nieuwe Hollandse gezinnen. Met de Franse boot Charles Tellier hoop ik nu 2 juni vanuit Rio naar Le Havre te vertrekken om dan door te reizen naar Holland. Er zijn al verschillende kandidaten die meewillen. De families die hier al zijn hebben in de afgelopen jaren veel geleerd. Zij weten wat goed en wat niet goed was op Ribeirão en zij hebben van deze les hun voordeel getrokken bij deze nieuwe organisatie.
Wij hopen dat het de mensen op Ribeirão goed zal gaan, dat zij de grote moeilijkheden die daar nog zijn goed te boven kunnen komen. Hopelijk zullen de opengevallen plaatsen daar worden aangevuld. Wij hopen ook dat er zullen zijn die mee willen komen werken aan de opbouw van onze nieuwe gemeenschap hier in Paraná. De toekomst van Paraná ligt in de immigratie. Er zijn plannen voorbereid op grote schaal voor op verschillende andere punten nog. Ik zou graag zien dat veel goede katholieke families kwamen, dan leveren zij niet alleen brood aan de mensen, maar zij zullen er ook voor zorgen dat ook deze staat katholiek zal zijn en blijven.