In zijn tweede brief in het Indische weekblad De Bergcultures beschreef Roeland Vermeulen het onstaan van Carambeí en de situatie op de kolonie, zoals hij die bij zijn aankomst aantrof. ‘Het ligt hier in het hartje van Zuid-Brazilië als een typisch stukje Holland, zóó mooi en zóó rustig en met zulke door en door kerngezonde en oprechte Hollanders, dat onwillekeurig de harten warmer kloppen,’ aldus Vermeulen.
Carambehy
In dezen brief wil ik trachten een zoo nauwkeurig mogelijk beeld te geven van de geschiedenis, den huidigen stand van zaken en de toekomstmogelijkheden van deze Nederlandsche boerenkolonie. De gegevens zijn gebaseerd op eigen indrukken, opgedaan tijdens m’n drie maanden verblijf in deze kolonie, gecombineerd met verschillende mededeelingen van den leider der kolonie, den heer Jac. Voorsluys, en tevens geput uit een rapport van den Nederlandschen consul te São Paulo van 14 November 1933.
De eerste kolonisten arriveerden circa 26 jaar geleden uit de omgeving van Dordrecht in Brazilië en kochten land van de Southern Brazil Lumber en Colonisation Company, welke tot de Brasil Railway groep behoorde [1]. Zij ondervonden vele teleurstellingen en hadden met groote moeilijkheden te kampen, doch dank zij de goede en degelijke eigenschappen van ons ras, welke juist onder zware omstandigheden het beste naar voren treden, overwon men tenslotte alles en ontstond langzaam maar zeker een mooie, bloeiende kolonie, welke thans aan een 30-tal families op eigen grond een behoorlijk bestaan geeft.
Waar de oudste kolonisten als veeboeren in hoofdzaak naar grasland zochten, vonden zij dit te Carambehy en ontwikkelde zich het melkbedrijf snel, naast landbouw voor veevoeder en voedselgewassen voor eigen gebruik. Voor het verwerken der melkproductie werd eene coöperatieve zuivelfabriek opgericht, welke reeds thans te weinig capaciteit bezit en ook niet aan de eischen van een eenigszins modern zuivelbedrijf voldoet, doordat gaandeweg de melkproductie zich in zeer stijgende lijn beweegt door het gestaag uitbreiden der kolonie en de systematische selectie van het melkvee. De afzet der geproduceerde melk, boter en kaas heeft grootendeels plaats in het nabij gelegen Ponta Grossa op ± 20 km afstand en met ca 30.000 inwoners en in de hoofdstad van den staat Parana (Curityba) met ca 140.000 inwoners.
Vooral door de verbetering van den veestapel in de kolonie is de melkproductie aanzienlijk gestegen en voldoet het min of meer primitieve gebouwtje, waarin de zuivelbereiding werd ondergebracht, niet meer aan de eischen der moderne bedrijven, te meer daar in São Paulo, Santa Catherina en Minas Geraes o.a. onder buitenlandsche leiding meerdere up to date inrichtingen voor boter- en kaasbereiding werden opgericht, welke vlotte afname van hun producten vinden op de markten van Rio de Janeiro, São Paulo, Bahia en Penambuco, groote steden met respectievelijk 3.000.000, 1.400.000, 300.000 en 400.000 inwoners.
Toch valt hetgeen door onze Hollandsche kolonisten werd bereikt alleszins te loven. De boter en kaas van Carambehy heeft een zeer goeden naam en wordt in Ponta Grossa en Curityba grif verkocht. Het zou zeker aanbeveling verdienen, dat een en ander bij de Nederlandsche Regeeringsautoriteiten werd onder het oog gebracht, zoodat meer aandacht aan deze Hollandsche kolonie werd geschonken. Het werk, verricht door een handjevol rasechte Hollanders, verdient zeker meer belangstelling, te meer daar het de bewoners dezer kolonie gelukt is in elk opzicht hunne nationaliteit hoog te houden en te bewaren. De vorige Gezant, Zijne Excellentie Mr. B.J. Hubrecht, die de kolonie persoonlijk bezocht heeft, zal dit desgevraagd zeker spontaan beamen. Het heeft ons, den heer W.F. Bisschoff, gepensionneerd luitenant-kolonel van het Indische Leger en mij, dan ook ten zeerste bevreemd, dat deze kolonie zoo weinig bekendheid geniet. Het ligt hier in het hartje van Zuid-Brazilië als een typisch stukje Holland, zóó mooi en zóó rustig en met zulke door en door kerngezonde en oprechte Hollanders, dat onwillekeurig de harten warmer kloppen en de gedachten teruggaan naar onze bakermat in ’t hooge Noorden.
Ik breng dit speciaal naar voren, omdat deze kolonie nog zoovele mogelijkheden biedt. De afzet in den vorm van consumptiemelk, boter en gepasteuriseerde kaas kan voor een ettelijke malen grootere melkproductie worden gevonden, terwijl daarnaast zeker ook de mogelijkheid bestaat van fabricatie van gecondenseerde melk en melkpoeder, waarvoor eveneens ruime afzet is. Concurrentie van het buitenland is uitgesloten, daar de invoerrechten dezer artikelen hooger zijn dan de engros-prijzen van het eigen fabrikaat. Boter en gecondenseerde melk worden dan ook niet geïmporteerd, kaas slechts in speciale kwaliteiten, welke echter peperduur zijn en uitsluitend door de meer gegoeden worden gekocht. Nieuwelingen kunnen dus met een markt rekening houden, welke meer dan beschermd is tegen buitenlandsche concurrentie, terwijl bovendien het bevolkingscijfer door den natuurlijken groei en de immigratie snel stijgt.
De kolonie ligt overigens eveneens zeer gunstig voor landbouwmogelijkheden, in een koel en aangenaam klimaat en de onmiddellijke nabijheid van de spoorlijn, welke São Paulo met Porto Alegre, de hoofdstad van den Staat Rio Grande do Sul, verbindt. Ponta Grossa breidt zich in snel tempo uit en is een middelpunt van spoor- en autolijnen. De groote moeilijkheid voor vele kolonisten in Brazilië, gelegen in de beperkte vervoersmogelijkheden hunner producten, bestaat dus voor Carambehy niet.
Ligging en klimaat
Het klimaat heeft veel overeenstemming met het Indische bergklimaat. In den zomer kan het overdag wel eens warm zijn, doch minder dan in Holland. De nachten zijn bijna steeds koel en men slaapt zelfs in den warmsten tijd practisch altijd onder een deken. Het klimaat is dan ook bijzonder aangenaam. Vriezen doet het in den winter overdag nooit. ’s Nachts kan de thermometer wel eens enkele graden onder het nulpunt gaan. De warmste maanden zijn december tot en met februari, terwijl de drie voorafgaande en opvolgende maanden even frisch zijn als in Holland de maanden april en mei. In de zomermaanden regent het veel, terwijl het in de wintermaanden Juni tot en met Augustus overdag meestal stralend zonnig weer is. In dit gezonde klimaat degenereert het Hollandsche ras dan ook heelemaal niet, hetgeen de kinderen is aan te zien. Allen zien er blozend en welvarend uit.
De hoogteligging gaat van 1000 tot 1200 meter boven den zeespiegel op ± 26° Z.B. De zeewind (Oostenwind) is overheerschend. De gronden zijn niet rijk, met name arm aan kalk, en kunnen vergeleken worden met goede geestgronden in Holland. De bovenlaag is diep en varieert van 2 tot 13 meters en meer, is goed waterhoudend en bijzonder dankbaar voor fosforbemesting. De bodemanalyse luidt: 40% grof zand, 7% fijn zand, 41% klei of leem en 12% humus. De gemiddelde verzadigingsgraad is 26, kaligetal 10 en fosforzuurgetal 0. Met kunst- en stalmest is alles van dezen grond te maken. Het terrein is één uitgestrekte, onafzienbare, glooiende hoogvlakte.
Op de koloniegronden groeien momenteel peren, pruimen, appels, perziken, sinaasappelen, citroenen, kaki- en vijgeboomen, verder aardbeien, moerbeien en bramen, welke ’t over het algemeen alle goed doen. Voor eigen gebruik worden verschillende groenten en aardappelen verbouwd. Tot op heden was echter de melkerij steeds de hoofdbron van bestaan en werd aan landbouw slechts weinig gedaan, daar het benoodigde veevoer zeer goedkoop kon worden ingekocht. Nu dit niet meer het geval is, verkeert de kolonie in een overgangstijdperk (meer landbouw), met alle daaraan verbonden moeilijkheden.
De heeren H. Borger (oud Java-rubberadministrateur) en J. van Raaij (gewezen Deliplanter) hebben een begin gemaakt met een tung (Aleurites fordii) aanplant en het ligt in hun bedoeling later een oliefabriek te bouwen ter bereiding der Chineesche houtolie. In hoeverre de tung het hier zal doen, zal de toekomst moeten leeren, daar “wind” hier een fatale factor is, welke vooral aan de jonge boompjes veel schade berokkent. Toch hebben beide planters het volste vertrouwen in de toekomst.
Beschikbaar land
De familie de Geus, de pioniers der voortrekkers, thans bestaande uit Arie, Leen en Jan de Geus en hunne zwagers, Hendrik Harms en Jacob Voorsluys, den huidigen leider der kolonie, bezitten behalve hunne eigen hoeven met bijbehoorend land helaas nog slechts een paar honderd ha grasland; dat nog voor verkoop bestemd is. Een aaneengesloten complex van ruim 5000 ha land werd indertijd gekocht door hun inmiddels overleden vader, respectievelijk schoonvader, wijlen den heer Aart de Geus. Met de weinige nog beschikbare gronden kan de kolonie zich nog maar weinig uitbreiden, hetgeen naar mijne meening zeer te betreuren is. Wel ligt in de onmiddellijke nabijheid dezer kolonie en aansluitend aan dit areaal de eveneens zeer gunstig gelegen fazenda “Areiao”, groot 5.697 ha netto en behoorende aan Dr. Altivo Leite te São Paulo, welke fazenda een schitterend geheel zou vormen met onze bestaande kolonie en nog gelegenheid te over zou bieden tot vestiging van diverse Hollandsche en/ of Indische families. Deze fazenda werd mij te koop aangeboden voor ± 350 contos de reis of ± f 42.000.- in Hollandsch geld. Dit zou zeker een mooie geldbelegging zijn voor een kapitaalkrachtig lichaam of persoon, die de fazenda in ± 100 deelen zou kunnen verkavelen en te koop aanbieden, waarbij zeker een mooie winst te boeken zou zijn. Ook deze aangelegenheid verdient m.i. de volle aandacht der Nederlandsche autoriteiten in het direct belang der landgenooten in deze kolonie en mede in verband met eventueele immigratiemogelijkheden hierheen.
Ik voeg hieraan toe, dat de tegenwoordige Gouverneur van Paraná, Zijne Excellentie ManueI Ribas, met volle sympathie en in elk opzicht het streven onzer kolonisten steunt. De eigendomspapieren zijn volkomen in orde. De Southern Brazil Lumber en Colonisation Company verkreeg haar landbezit bij den aanleg van den spoorweg rechtstreeks van de Regeering. De kolonisten op Carambehy zijn dan ook volkomen zeker van hun bezit.
Bewoners
Er wonen hier bijna uitsluitend Hollanders en nog enkele Duitschers, de meesten eenvoudige, doch oprechte menschen. In den laatsten tijd zijn er diverse nieuwe kolonisten bijgekomen, waaronder van zeer goede familie, o.a. een meester in de rechten, een oud-inspecteur van Onderwijs, een eigenaar eener kweekerij en hoenderpark in Holland, diverse oud-administrateurs, een oud-commissaris van Politie en een oud-hoofdofficier uit Ned.-Indië, terwijl nog enkele gepensionneerden t.z .t. uit . Indië verwacht worden. Over het algemeen belijden de kolonisten den gereformeerden godsdienst, doch men is zeer verdraagzaam tegenover andersdenkenden.
De meeste oudere kolonisten wonen in bescheiden huizen, behalve een, die zich een mooi steenen huis heeft laten bouwen, terwijl een ander met den bouw eener steenen boerderij doende is. De komst der meer intellectueele nieuwkomers heeft als gevolg gehad, dat er verschillende mooie huizen bijgekomen zijn.
Een bestaan is op Carambehy zeker mogelijk, mits men over voldoende kapitaal beschikt. Het leven is hier goedkoop, vooral als men veel, wat voor eigen gebruik noodig is, zelf gaat verbouwen. Echter dient men hiermee geduld te hebben, daar het land eerst ontgonnen en bemest moet worden en men dus pas in het tweede jaar resultaat mag verwachten. Liefhebbers van rust en natuur vinden hier een dorado. Men moet echter alle luxe opzij kunnen zetten, tenzij men over een ruimere beurs beschikt, want dan bieden de groote steden dezelfde geneugten en verleiding als overal elders in de wereld.
Verschenen in De Bergcultures van 8 januari 1938.
[1] De Brazil Railway Company, opgericht in 1906, die de pioniers van Carambeí land verschafte, had verschillende werkmaatschappijen. Eén daarvan was de Southern Brazil Lumber & Colonization Company. Toen de spoorwegmaatschappij in 1917 in bezit kwam van de Braziliaanse overheid, ging de Lumber & Colonization Company verder als zelfstandige onderneming, totdat ook dit bedrijf in 1938 werd genationaliseerd door de regering van Getúlio Vargas.