Fazenda Ribeirão in moeilijkheden (5)

Vorige keer publiceerde ik een brief van Roeland Vermeulen uit Carambeí waarin hij zijn steun uitsprak aan Geert Heijmeijer. Op dezelfde dag, 10 oktober 1950, stuurde hij met als toevoeging ‘Vriendschappelijk en vertrouwelijk’ nog een brief waarin hij die steun nogmaals onderstreepte. Hieronder de letterlijke weergave van die brief.

Beste vriend Heijmeijer,

Bijgaand stuur ik je het antwoord op je schrijven van 5 October j.l. en ik hoop, dat je hiermee geholpen zult zijn. Als bijlage voeg ik je deze aparte regels bij. Bah, wat eene intriges en vunze politiek overal!! Je kunt echter op mij vertrouwen en sta ik met volle overtuiging achter je, dat weet je wel. Het spijt me echter alleen, dat ik niet geheel op de hoogte ben van alle resultaten van jullie tot op heden verrichte arbeid. Daardoor moet ik vaak zwijgen, waar ik zou willen spreken, doch ik sta te veel buiten jullie interne aangelegenheden om een uitgesproken meening te ‘kunnen’ en te ‘mogen’ uiten. Inderdaad weet ik, dat er buitenaf zeer veel kritiek in afbrekende zin op jou persoonlijk wordt uitgeoefend, meestal door onbevoegden uit zucht tot kletsen, doch vooral naar mijn meening uit: ‘jaloezie’. Laat je niet ontmoedigen, want zonder kritiek zou je geen persoonlijkheid zijn. Dit zij je een troost. Doch vooral ook daarom had ik je gaarne terzijde gestaan, daar ik de overtuiging heb, dat dit een groote steun voor je geweest zou zijn en menig foutief oordeel in den oorsprong zou hebben gedood. Je bent tenslotte ook maar een mensch, beste kerel, en de zaak is dermate uitgegroeid en je taak wordt dermate zwaar, dat een beetje oprechte vriendschap zeker niet misplaatst zou zijn, noch iets behoeft af te doen aan jouw prestige en eergevoel.

Vergeef mijne oprechtheid, maar ik acht het eerlijk en noodig je dit in het huidige stadium te zeggen, zoodat je er voordeel mee kunt doen. Het is nooit te laat en mogelijk zul je eene beslissing nemen bij je terugkeer. Ik laat het hierbij en hoop je heel gauw persoonlijk te ontmoeten.

Met oprechte gevoelens van vriendschap,
steeds je toegenegen,

R.A.M. Vermeulen

Bron: Nationaal Archief, Archief Heijmeijer, inv.no. 6.

 

 

Fazenda Ribeirão in moeilijkheden (4)

Toen Geert Heijmeijer in 1950 in Nederland aanklopte voor nieuwe financiële steun en de regering besloot een onderzoekscommissie naar Brazilië  te sturen, verloor hij veel steun van veel mensen die hij tot dan toe tot zijn persoonlijke vrienden rekende. Ook in Brazilië had hij binnen de Nederlandse gemeenschap inmiddels veel krediet verspeeld. Een van de weinigen die hem nog bleef steunen was Roeland Vermeulen, de oud-planter die zich in 1937 vanuit Nederlands-Indië in Carambeí had gevestigd en gold als één van de leiders van deze kolonie. In een brief van 14 oktober 1950 schreef hij over het bezoek dat Van Roggen en Van Waveren twee maanden eerder aan hem hadden gebracht. De kritiek van beide heren deelde hij niet. Hieronder een weergave van deze brief.

Amice,

Roeland Vermeulen te midden van de pioniers van Carambeí

Ik heb je brief van 5 dezer gisteren hier ontvangen en met verontwaardiging nam ik kennis van den inhoud. Ik haast me dan ook onmiddellijk aan je verzoek te voldoen en ik hoop, dat mijn schrijven je nog bijtijds zal bereiken. Tijdens het bezoek van de Commissie Hrn. Van Roggen-Van Waveren in gezelschap der Heeren Schwartzenau en Ds. W.M.V. Muller ten mijne huize werd vanzelf ook over de kolonie Ribeirão gesproken en constateerde ik, dat de Commissieleden en vooral de heer Van Waveren een zeer conservatief “voorlopig” oordeel velden over jullie mooie en grootsche opzet. Ik nam daartegen onmiddellijk stelling en heb ik getracht hen duidelijk te maken, dat naar veler en ook mijne meening in korten tijd met een handjevol Nederlandsche boeren een kranig stuk werk was verzet, dat de bewondering heeft van een ieder, die eenigszins op de hoogte is van het opbouwen van dergelijke gecompliceerde organisaties in een vreemd land onder vaak moeilijke omstandigheden. Ik ben niet bevoegd de gevoerde administratie en financiering te beoordelen, omdat ik tijdens mijne diverse bezoeken uitsluitend de cultuur-technische werkzaamheden observeerde. Dat hierbij ook tegenvallers en teleurstellingen ondervonden werden is vanzelfsprekend, omdat bij een dergelijk snellen opbouw nu eenmaal leergeld betaald moet worden. Het is en blijft echter mijne uitgesproken meening, dat jij als leider en organisator de volle waardering en eer verdient van de tot op heden verkregen resultaten. De leiding en organisatie kan niet in betere handen zijn toevertrouwd, want je taak en de te overbruggen moeilijkheden waren geen sinecure, doch zoals altijd staan “de beste stuurlui aan de wal”. Elke wijziging in de leiding zou m.i. eene onherstelbare fout kunnen beteekenen. Wel zul je langzamerhand gebruik dienen te maken van adviezen van bekwame medewerkers, omdat je werk dermate veelomvattend geworden is, dat het ondoenlijk wordt voor één man alléén.
                De Heer van Roggen voelde na mijne uiteenzetting de situatie beter aan, doch van de Heer v. Waveren kreeg ik de indruk, dat hij alles uitsluitend door een ambtelijke en accountantsbril bekeek.
                Je kent mijn enthousiasme voor immigratie van Nederlandse boerengezinnen naar dit veelbiedende land en Ribeirão heeft mijne volle bewondering. Jullie zijn zoover reeds geslaagd, doch je moet nog veel verder slagen. Als rechtgeaard Nederland gevoel ik dit min of meer als een Nederlandsch en nationaal belang. Het oog van vele vooraanstaande Brazilianen is op jullie werk gevestigd en het zou een blamage voor onze naam betekenen, als de groei van dit opbouwende werk niet met volle animo en energie werd voortgezet. Zelfs een gedeeltelijke mislukking zou ook mij persoonlijk treffen, even goed als jou.
                Mij werd o.a. de vraag gesteld, waarom ik daadwerkelijk niet meer tijd besteedde aan jullie arbeid. Je kent mijn standpunt en good-will en inderdaad betreur ik het nu des te meer, dat je niet verder ingegaan bent op mijne voorstellen. Ik blijf echter ten volle bereid, want bij mij geldt uitsluitend jullie succes in het belang van nog vele Nederlandse gezinnen, voor wie het in Patria te eng wordt. Jou komt de eer toe, maar toch zou ik gaarne “onopvallendnaast je mijne medewerking willen geven.
                Je aangekondigde brief met cheque heb ik tot op heden niet ontvangen en meld je dit voor de goede orde, opdat je er werk van kunt maken, waar deze brief ergens uithangt.
                In de hoop spoedigst na je terugkeer meer van je te mogen vernemen je verder toewensend met de verdere opbouw van Ribeirão, teken ik als steeds,

Je toegenegen, w.g. R.A.M. Vermeulen

Bron: NA, Archief Heijmeijer, inv.no. 7.

Reisindrukken van een oud-planter (9)

Tijdens mijn bezoek aan Carambeí in september van dit jaar vernam ik dat de familie Vermeulen blij verrast was met de herontdekking van de reisindrukken van hun voorvader Roeland Vermeulen, die eind jaren dertig waren verschenen in het Indische weekblad De Bergcultures. Inmiddels verschijnen ook delen van dit feuilleton in De Regenboog, het maandblad van de Nederlandse kolonies in Brazilië. In het zevende deel, oorspronkelijk verschenen in De Bergcultures van 29 oktober 1938, deed Vermeulen onder meer verslag van de viering van het 40-jarig regeringsjubileum van koningin Wilhelmina in Carambeí en een bijzonder huwelijk van twee pioniers in de kolonie.

Mijn laatste reisbrief dateert van 23 Juni 1938 en ik bemerk met schrik, dat wij alweer drie maanden verder zijn. De dagen vliegen voorbij en onze steeds terugkeerende verzuchting is, dat de dag het dubbele aantal werkuren mocht tellen, teneinde den gang der werkzaamheden nog sneller te doen geschieden. Toch hebben wij geenszins reden tot klagen. Wij doen wat wij kunnen en elke nieuwe dag brengt nieuwe vreugde. Wij vestigden ons op Carambehy circa medio October 1937. Wij wonen hier dus nog geen jaar en als wij het resultaat van ons werken aanschouwen, stemt dit ons zeker tot groote tevredenheid. Onze moestuin is nu in volle productie. Dagelijks genieten wij van de zelf gekweekte groenten, welke in groot variatie op tafel verschijnen. Alle geplante vruchtboomen staan vol in blad, het is een lust voor de oogen, zóó mooi als alles is uitgeloopen. Ook de in potten gekweekte acacia, nogueira brasileira (Braziliaansche tungboom), kapok, dennen, cassia, bracatinha en andere boomjes zijn prachtig gegroeid. Nu begint het eens zoo dorre kamp reeds een geheel ander aanzien te krijgen. Van onze aardbeien genieten wij dagelijks volop, terwijl de frambozen, bramen en druiven in vollen bloei staan. Vier onzer koeien moeten eerstdaags kalven. Het zal voor ons een groote gebeurtenis zijn, als het eerste kalfje het levenslicht aanschouwt! Ook de windpaggers en schaduwboomen beginnen, nu het voorjaar hier is ingetreden, zienderoogen te groeien. De lupine staat in vollen bloei en de Aleurites fordii (tung)-plantjes staan er op de kweekbedden kerngezond bij. Kortom, wij mogen inderdaad met de verkregen resultaten tevreden zijn.

19381507-1

Ons woonhuis is gereed en past volkomen in deze omgeving ; het is inderdaad in elk opzicht geheel naar onzen wensch uitgevallen. Sinds een maand bewonen wij het nu. Zoowel mijn vrouw, ikzelf en de kinderen moeten steeds poot-aan spelen, doch in dit zonnige land, met zijn gezond klimaat, is hard werken een genot, temeer waar het den opbouw geldt van een eigen bezit. (…)

Een drukke tijd ligt achter ons; een tijd van opbouw en succes, maar als scherpe tegenstelling ook een tijd van zorg en angst. Herinneren wij slechts aan het noodweer op 22 Mei j.l., met al zijn fatale gevolgen. Wij zullen dat nooit vergeten en bij iedere opkomende onweersbui, welke zich hier in deze streken bijzonder hevig en zwaar kan ontlasten, worden wij angstig voor het eigen bezit. Op den dertienden September jl. woedde hier wederom een hevig onweer, gepaard gaande met zware regens en storm.Juist op dien dag wilden wij het 40-jarig Regeeringsjubileum onzer geëerbiedigde Koningin vieren, welk feest oorspronkelijk op 7 September zou plaats hebben, doch wegens de slechte weersomstandigheden was uitgesteld tot 13 September. Liet het weer zich op den vroegen morgen van dien dag gunstig aanzien, onmiddellijk na de plechtige opening en het uitspreken der feestrede door den Voorzitter van het Algemeen Nederlandsch Verbond, Ds. Muller, kwam een orkaan opzetten, waarna het begon te stortregenen, zoodat het buitenfeest letterlijk in het water viel. Van ons nieuwe huis en de stallen woeien ettelijke pannen af, waardoor eenige gaten in de daken ontstonden, met gevolg dat de daar beneden liggende vertrekken en ruimten onder regenden. Gelukkig viel de aangerichte schade uiteindelijk mee, doch we hopen vurig verder van dergelijke stormen bevrijd te blijven.

19381507-2
Nog een foto van de Hollandse dag tijdens de veetentoonstelling te Ponta Grossa. Links ds. Muller, naast hem dochter Muis Vermeulen. De derde vrouw van links is mevr. Muller.

Onze kolonie is echter niet achtergebleven in de rij der feestvierende landgenooten daar ginds in het eigen Moederland en elders over den aardbol verspreid. Het bestuur van het Algemeen Nederlandsch Verbond had, evenals bij het huwelijk van Prinses Juliana en Prins Bernhard en daarna bij de geboorte van Prinses Beatrix, in het 40-jarige regeeringsjubileum onzer Koningen een gelukkige aanleiding gevonden om alle Hollanders van Carambehy en omliggende contrijen samen te roepen, teneinde met elkander in vreugde en dankbaarheid dit feest te vieren en te herdenken, hetgeen die veertig jaren ons Vaderland gebracht hebben. Zoo werden dan op den 20sten September, eindelijk weer een stralend helderen dag, zooals wij dien hier zoo goed kennen, met zijn intens blauwe lucht en zonnewarmte, ten derden male de vlaggen geheschen in dit kleine stukje “Holland”, midden in de onafzienbare prairie van de Paranasche hoogvlakte. Hoe werd er feestgevierd! Een bloemencorso voor versierde karossen, wagentjes en fietsen, een ringstekerij voor paren in tweewielige karretjes, een Hollandsche kermis met diverse kermisgeneugten voor oud en jong, een defilé en behendigheidswedstrijd te paard vormden den hoofdschotel van het feestprogramma. Ondanks dan alle tegenwerkende weersfactoren, slaagde uiteindelijk deze derde poging tot feestelijk herdenken in vreugde en dankbaarheid. De liefde en trouw der Hollanders van Carambehy voor hun Vorstenhuis kwamen hierbij weer bijzonder tot uiting.

Het afdeelingsbestuur van het Algemeen Nederlandsch Verbond is dit jaar bijzonder actief geweest. Kenmerkte het jaar 1937 zich door een sterke inzinking, in 1938 mocht de afdeeling zich verheugen in een aanzienlijke vermeerdering van het aantal leden, ook uit de omgeving van Carambehy. Wij hebben reden tot dankbaarheid, daar door het toenemend aantal leden het bewijs geleverd wordt, dat de Hollanders hier begrijpen, dat een nauw aaneengesloten verband den gemeenschapszin slechts kan bevorderen. Wij spreken steeds van Holland, respectievelijk Hollanders, omdat hier in Brazilië “Nederland” en “Nederlanders” absoluut onbekende klanken zijn. Men kent hier (en wij kunnen dit met trots neerschrijven), men waardeert hier hooglijk slechts Holland als aanduiding voor Nederland en de “Hollanders” als verzamelnaam der Nederlanders. Wij passen ons derhalve geheel hierbij aan door Nederland, Holland en ons zelf Hollanders te noemen. En zoo’n stukje Holland is de kolonie Carambehy, ondanks haar Braziliaanschen naam, welke oorspronkelijk uit het Indiaansch komt en welker vertaling in het Hollandsch omschreven luidt: “uitgestrekte prairie” (campos). Hollandsch dus, ondanks ook den zeer terechten naam, dien de reeds lang verdwenen Indianen van vroeger aan deze plaats gegeven hadden. Carambehy, niet méér dan een miniatuur plekje in de grootste der Zuid-Amerikaansche Staten: Brazilië, dat ongeveer 270 maal zoo groot is als Holland. Maar dit Carambehy heeft zijn Hollandsch karakter trouw bewaard gedurende de 26 jaren van zijn bestaan als Hollandsche kolonie, ver in het binnenland van den staat Paraná op ± 1100 meter boven den zeespiegel; een stukje Holland zóó Hollandsch, dat men moeite heeft te gelooven, dat men zich niet in Holland bevindt. Veel herinnert hier aan Holland; de roode daken der naar Hollandsehen landelijken trant gebouwde en ingerichte huizen, de koeien, de boter en de kaas, de goede eigenschappen der beste Hollanders: eenvoud en soberheid, trouwhartigheid en gastvrijheid en vooral ook onkreukbare trouw en eerlijkheid. Aan Holland herinnert ook de gehechtheid aan het oude verre land aan de Noordzee, evenals het klimaat, dat, zij het in verbeterde editie, met het vaderlandsche klimaat overeenstemt. Aan Holland herinnert de verre horizon en de ontzaglijke hemelkoepel, blauw, strak en diep als een zee, bij helder stralend weer; maar even zwaar en triest als late najaarsluchten, de voorboden van regen, wind en mist, die boven ons landje aan de zee voortjagen, kunnen ook hier de dagen van “nattigheid” voorbij gaan. Het buitenwerk ligt dan wel geheel of gedeeltelijk stil, zoover het den arbeid van menschenhanden betreft. Deze zoeken dan werkzaamheden in stal of schuur en binnenshuis, of vouwen zich warmend om een dampende kop koffie, terwijl buiten de regen stroomt en het vee als onbeweeglijke schimmen samenschuilt tegen de dampende heuvels van het schrale kamp. Grijs, grijs is dan dit land van zon en wijdte. Leven dan herinneringen op ergens uit die grijsheid geroepen, de warme intimiteit van een woonkamer, de geur van de koffie, de zingende ketel, het vroege lamplicht … ? Doch, spreekt en leeft misschien nog het allermeest en toch het laatst genoemd, dit alles hier op Carambehy niet door het in stand houden door de oud-kolonisten van hun eigen mooie taal? De gehechtheid dezer rechtgeaarde Hollandsche voortrekkers verdient overal, doch zeker in het vaderland ten volle waardeering.

Sinds eenige maanden krijgen wij ook les in de Braziliaansche taal. Er heeft zich hier een gepensionneerd Zwitsersch professor gevestigd, die jarenlang verbonden was aan verschillende Gymnasia der groote steden: in Brazilië en die bereid was tegen een honorarium van 3 milreis (zegge ± 30 cent) per lesuur ons geheele gezin de moeilijkheden der BraziIiaansche taal bij te brengen. Brazilië heeft zijn eigen taal en inderdaad is Brazilië groot en beteekenend genoeg om een eigen taal te hebben. Al is oogenschijnlijk het verschil tusschen het Portugeesch en·het Braziliaansch niet groot, in werkelijkheid bestaat er een groot verschil tusschen de Braziliaansche en Portugeesche spraakkunst, vooral sinds Brazilië zijn eigen spellingsregels heeft vastgesteld. De taal is mooi en welluidend, doch men moet zeer ernstig studeeren om haar grondig te leeren. Het Braziliaansch is verre van gemakkelijk en wij ouderen vooral stuiten telkens op onoverkomelijke moeilijkheden tijdens de studie. Toch ben ik er van overtuigd, dat speciaal voor het jongere geslacht een serieuze studie dezer welluidende taal zeker de moeite zal loonen.

Alvorens dezen brief te beëindigen wil ik nog melding maken van een onlangs gevierde bruiloft hier in de kolonie. Onze oudste kolonist “Opa Los”, weduwnaar van 72 jaar, trad in het huwelijksbootje met “tante Mina Verschoor”, een weduwe van 66 jaar. Deze jonggehuwden willen trachten elkanders laatste levensjaren op te vroolijken en het was inderdaad een ontroerend moment, toen de beide oudjes, hand in hand, elkaar met hoogst ernstige en vrome gezichten voor den dominee trouw en gehoorzaamheid beloofden. U ziet, aan poëzie mankeert het hier op Carambéhy ook niet.

Wij leven thans in het tijdperk der kampbranden. Zoodra het voorjaar intreedt, beginnen de Braziliaansche fazendero’s hun oudste kampgronden (± 3 jaar oud) in brand· te steken, teneinde voor hun vee nieuw krachtig, eiwitrijk gras te verkrijgen. Dit kampbranden geschiedt zeer oordeelkundig en vereischt een groote mate van inzicht en ervaring. Duizenden hectaren worden op deze wijze gebrand en zoo ver het oog reikt ziet men·het prairievuur. De lucht is tijdens deze periode soms wekenlang bezwangerd van rook. De zon wordt er door verduisterd; onwezenlijk licht verspreidt zich over het land, welks vergezichten oplossen in een laaghangend rookgordijn, waar de wind geen vat op schijnt te hebben en dat den verfrisschenden regen tegenhoudt. De zon beschrijft haar baan, maar wat wij van haar zien is niets dan een onwezenlijke bal, zwevend in een helle lucht, die pijn doet aan de oogen, als men er in opkijkt. Zonsop- en -ondergang zijn echter phantastisch mooi en vooral het avondrood, dat ineenvloeit met de grillige vuurlijnen van brandende kampen in de verte, is zoo magnifiek, dat men slechts kan zijn, hoewel men woorden zoekt om het te beschrijven. In de zwarte, sterrenlooze nachten levert het stille schouwspel van kruipend vuur over de spanning van vele heuvels en dalen heen, den nieuweling een gevoel van pracht en verschrikking tegelijk. Grillig en ongebreideld schijnt het steeds weer anders van vorm en gloed; hoe ver ook verwijderd, zoodat men geen vlammen, doch slechts vurige rookzuilen geen boven de wit-gloeiende lijnen ziet, toch ondervindt men de ondefinieerbare aantrekkingskracht van iets allesverterends, iets, waaraan een mensch maar zelden denkt, wanneer hij ’s avonds bij kaars of olieland, lichtje zit te werken. (…)

Carambehy, 24 september 1938.

Reisindrukken van een oud-planter (8)

In het zesde deel van zijn reisindrukken, verschenen in het Indische weekblad De Bergcultures van 6 augustus 1938, vertelt Roeland Vermeulen over de laatste vorderingen van de bouw en inrichting van zijn nieuwe boerderij en de deelname van Carambeí aan de landbouwtentoonstelling te Ponta Grossa. Ook maakt hij melding van het feit dat de Nederlandse kolonie op 22 mei 1938 door een cycloon werd getroffen. In Curitiba waren die dag 23 slachtoffers te betreuren. In Carambeí bleef het beperkt tot materiële schade, maar het stenen woonhuis van de familie Borger en de bijgebouwen werden totaal verwoest.

Wij zijn weer een maand verder en ik kom volgens belofte wederom het een en ander van hier vertellen. De nachten zijn helder en frisch en de temperatuur schommelt tusschen de 5 en 10° Celsius. Werkelijke vorst hebben we nog niet gehad. Overdag is het stralend weer, met strak blauwen hemel en stijgt de thermometer tot hoogstens 10° C. Het is dan als het mooiste voorjaarsweer in Holland. De mensch gevoelt zich “fit” en gezondheid doorstraalt het lichaam. Er wordt met vreugde en groote animo gewerkt. Ook onze “opzet” groeit met den dag en men ziet alles zienderoogen vooruitgaan. Over een week trekken we naar onze eigen bezitting, d.w.z. we betrekken eerst de nieuw gebouwde knechtenwoning, welke thans geheel gereed is. Het hoofdgebouw nadert zijn voltooiing, doch het afwerken zal nog eenigen tijd in beslag nemen en het zal wel Augustus worden, alvorens we daar onzen intrek zullen kunnen nemen. De stallen zijn eveneens gereed en ons vee heeft een eigen “home” gekregen. Met mijn volgenden reisbrief zal ik eenige photo’s zenden, welke U een beeld zullen geven, hoe we thans hier in Brazilië gehuisvest zijn.

19381101-1
Vader, zoon en dochter Vermeulen in de moestuin

En zoo arbeiden we verder en bouwen op en t.z.t. zullen de diverse photo’·s U een beeld geven van hetgeen in korten tijd uit een met weinig kapitaal ontgonnen kamp in een georganiseerd, gemengd buitenverblijf herschapen werd. Trouw werd ik hierin bijgestaan door mijne vrouw en kinderen. Het was wel een groot waagstuk op onzen leeftijd naar dit vreemde land te trekken en zeker was de moed mijner eega te bewonderen, die mij hierheen met vertrouwen vergezelde. Moeilijkheden waren en zijn er nog steeds te overwinnen, maar wordt men soms al eens door treurige gedachten en herinneringen afgeleid, dan brengt het liefdevolle vrouwenhart ons weer het gareel. We hebben doorgebeten en overwonnen, al zullen zorgen niet uitblijven. Als vreemdeling betraden we dit zonnige, reuzengroote land. We moesten er ons in veel aanpassen en gewoon raken aan vele ongemakken. Doch, waar tijdens den arbeid, gedurende het geheele jaar, bij een wonderblauwen hemel meestal de zon schijnt, sterkt dit den mensch in zijn willen en kunnen. We hebben in den korten tijd van ons verblijf hier deze omgeving reeds lief gekregen en het land leeren waardeeren, dat ons in de gelegenheid stelde ons evenwicht terug te vinden. Toch vertoeven we in gedachten vaak in Indië en we zullen ons mooie Insulinde nooit vergeten en het steeds dankbaar blijven gedenken. Wij zullen het van hier uit misschien beter kunnen waardeeren, dan de meesten Uwer, die daar nog vertoeven, omdat we het kunnen herdenken zonder een zweem van kleinzieligheid.

Wij maakten in de afgeloopen maand de eerste vee- en landbouwtentoonstelling mede, welke door de Regeering in Ponta Grossa gehouden werd. Deze tentoonstelling verdient allen lof en al vielen bij de organisatie ervan nog oneffenheden te constateeren, toch was het succes groot. Wij mogen niet uit het oog verliezen, dat het de eerste maal was, dat een dergelijke tentoonstelling op touw werd gezet. Volgens onze opvattingen haperde het hier en daar, doch de tentoonstellingscommissie heeft bij deze eerste poging veel geleerd en in Februari 1939, wanneer wederom een dergelijke expositie georganiseerd zal worden, zal het succes stellig nog grooter zijn. De inzendingen lieten niets te wenschen over en overtroffen verre onze verwachtingen. Ook de voor de ingezonden dieren beschikbare stallen en gebouwen waren vakkundig en zeer modern uitgevoerd. De koeien- en varkensstallen muntten uit door keurige afwerking en waren volgens Noord-Amerikaansche opvatting tot in de puntjes en volgens de nieuwste eischen gebouwd. De permanente gebouwen waren inderdaad een sieraad voor deze tentoonstelling, terwijl ook ,de tijdelijke gebouwen in elk opzicht aan de gestelde eischen voldeden. Echter was het aantal inzendingen véél te groot voor de beschikbare ruimte en moesten vele mooie koeien en paarden onder den blooten hemel in onvoldoende afgewerkte stallen worden ondergebracht. Hier had de commissie uit onervarendheid beslist gefaald. De inzendingen waren overigens schitterend en wat er aan raspaarden en prima melkvee, rasvarkens, schapen, geiten, pluimvee enz. werd tentoongesteld, was een lust voor de oogen en diverse dieren vertegenwoordigden een kapitaal op zichzelf.

Ook onze kolonie Carambéhy was niet achtergebleven. Wij hadden nl., behalve enkele mooie paarden, een twintigtal Hollandsche melkkoeien naar de tentoonstelling gezonden. Helaas konden onze dieren, wegens te weinig plaatsruimte, geen onderdak in de permanente stallen krijgen en moesten ze onvoldoende verzorgd onder den blooten hemel overnachten. Hierdoor konden de verzorgers ook niet die zorg aan de dieren besteden, welke een tentoonstellingsinzending vereischt en werd daardoor het aanzien der dieren geschaad. Dit was wel heel jammer. We kregen een diploma met eervolle vermelding voor ons vee, doch had het betere stalling en verzorging gehad, dan hadden we zeker een zilveren of gouden medaille veroverd. Doch ook wij hebben bij deze inzending geleerd en zullen voor de volgende tentoonstelling onze voorbereidende maatregelen beter treffen, waardoor het prima Hollandsche melkvee die bekroning zal veroveren, welke het daadwerkelijk verdient. Wij hadden er groot succes met onze inzending zuivelproducten, boter en kaas, en smaakten de voldoening, dat deze inzending een gouden medaille met eerediploma in de wacht sleepte. Dat deze bekroning op deze voor het eerst gehouden tentoonstelling voor onze kolonie van veel waarde is, behoeft geen betoog. Onze marktproducten zullen daardoor nog meer in waarde stijgen en onze omzetkansen zullen zeker grooter worden.

Neerlandia1938-145
Emigranten in klederdracht op de Hollandse dag tijdens de tentoonstelling in Ponta Grossa op 1 juni 1938. Links Muis Vermeulen en naast haar mevrouw Muller. Foto uit Neerlandia, aug. 1938.

Als bijzonderheid kan ik nog vermelden, dat namens den Interventor (Gouverneur) van den staat Parana aan onze tentoonstellingscommissie (waarvan o.g. de Voorzitter was) verzocht werd, of de Hollanders van Carambehy niet een typisch Hollandsch programma ten beste konden geven, ter opluistering van de tentoonstelling. Ons jongens- en meisjes-zangkoor onder leiding van Ds. Muller en zijn echtgenoote, hebben toen een in elk opzicht keurig programma afgewerkt, allen in typisch nationaal Hollandsch boerencostuum met klompen. Zang-, muziek- en dans·nummers wisselden elkaar af en het werd een daverend succes. Een enorm publiek woonde deze uitvoering bij en het geheel werd door de Braziliaansche autoriteiten en het publiek hooglijk geapprecieerd. Tijdens de pauze serveerden enige jonge dames, in nationaal costuum, hompjes kaas aan de autoriteiten en aan het publiek, welke geste ten zeerste werd gewaardeerd. Tijdens de uitvoering namen vele photografen opnamen voor diverse couranten en tijdschriften, terwijl ook een film gemaakt werd voor de bioscoop. Een en ander is wel een bewijs, dat de Hollander hier goed staat aangeschreven, want juist in dezen tijd zijn de maatregelen, welke de Regeering treft ten opzichte der vreemde nationaliteiten, zeer verscherpt. Het was een mooi geslaagd programma en het deed ons Hollandsche hart goed, dat dit succes bereikt werd door onze jeugdige Iandgenooten.

Op 22 Mei werd deze streek geteisterd door een geweldigen cycloon. Het werd ’s avonds tusschen 8 en 9 uur zwart aan den horizon en de bliksem was niet van den hemel. De natuur was . dreigend en stemde mensch en dier angstig. Circa half negen loeide een orkaan en de nieuwsbladen van den volgenden dag berichtten vele ongelukken. Overal waren menschen en dieren gedood en verwoestingen aangericht. Vooral de hoofdstad Curityba werd zwaar geteisterd. Er vielen daar 23 slachtoffers te betreuren. Helaas werd ook onze kolonie niet gespaard en vooral de familie Borger werd zwaar getroffen. Haar massief steenen woonhuis (het mooiste huis der kolonie) alsmede alle stallen en andere gebouwen weiden practisch totaal vernietigd. Het was een ontzettende ruïne, welke zich den volgenden morgen aan ons oog voordeed. Een droevig restje van een prachtbezit, in enkele momenten totaal weggevaagd en verwoest…. Voor den bezitter een geweldige slag, zoowel -financieel als moreel. Het resultaat van drie-jarigen stuggen arbeid, weg, verdwenen in enkele minuten; het is een harde slag. Men pinkt een traan weg, slikt even en…. denkt na…. Ook andere families werden min of meer getroffen en leden materieele schade, doch vergeleken bij het door de familie Borger geleden verlies waren dit slechts kleinigheden. Den volgenden dag was het schitterend weer en was de storm uitgeraasd. Als men dan zijn oog Iaat gaan over die oneindige vlakte, treft de rust en voelt men, dat de natuur bevredigd is na het opeischen harer offers. Het leven gaat weer ongestoord verder, alleen de getroffenen blijven achter met hunne zorgen en vragen ‑ Such is life ‑. Welk een kracht zulk een cycloon kon ontwikkelen, toonde ons o.a. het hier in de buurt gelegen “wolvenbosch”, dat na den orkaan als een afgemaaid bouwland neergeveld lag. Bij zulke natuurrampen gevoelt de mensch zich wel heel klein en nietig!

Reisindrukken van een oud-planter (7)

In zijn vijfde brief, welke verscheen in De Bergcultures van 9 juli 1938, deed Roeland Vermeulen verslag van zijn reis naar Santa Catarina, welke hij samen met Jacob Voorsluys ondernam, om zich te oriënteren op de zuivelindustrie. Dit met het oog op de bouw van een nieuwe zuivelfabriek in Carambeí.

In mijn vorigen reisbrief beloofde ik een korte reisbeschrijving door den Staat Santa Catharina te geven. Door drukken landarbeid en het bouwen onzer opstallen verliep er een langere tijdsperiode dan oorspronkelijk mijn plan was. Ik zal nu echter de beloofde indrukken doorgeven en daaraan eenige beschouwingen vastknoopen, welke·U in Indië mogelijk zullen interesseeren. De Staat Santa·Catharina ligt ten Zuiden van den Staat Paraná en ten Noorden van Rio Grande do Sul. De hoofdplaats is Florianópolis. ’s Nachts om half vier vertrokken we per auto naar Ponta Grossa, alwaar we om 5¼, uur ’s morgens onze reis per trein aanvingen. Waar een treinreis hier, zooals reeds in vorige brieven werd gememoreerd, verre van een pretje is en het een warme zomerdag beloofde te worden, lokte ons dit vooruitzicht geenszins. Toch viel de reis zeer mee, dank zij het aangename gezelschap van onzen Leider, den heer Jac. Voorsluys, en den heer Leen de Geus, die voor eigen zaken i.v.m. den afzet van zijn perenoogst, deze reis met ons meemaakte. Eerst volgden we de richting naar Curityba, de hoofdstad van Paraná, tot Ingenir Bley [Engineiro Bley in Curitiba], een kleine halte, waar we moesten overstappen in den trein, welke van Curityba komend ons in Zuidelijke richting naar Santa Catharina zou brengen. Het landschap, dat zich aan ons oog ontrolt, is, wat deze reis betreft in Paraná, practisch overal hetzelfde: oneindige vergezichten, ruimte en nogmaals ruimte, schitterend zacht-glooiend heuvelland, doorsneden door ettelijke kleine stroompjes, waarvan de oevers begroeid zijn met den typischen Paraná-den (Pinheiro), welke uitsluitend in den Staat Paraná groeit. Een in elk opzicht zonnig en vroolijk landschap. Het laatste station in Parana, Rio Negro, ligt aan den Noordelijken oever van de Rio Negro en is door een lange spoorbrug annex personen- en autobrug verbonden met de Noordelijkste stad van Santa Catharina, Mafra, een kleine industriestad, doch een belangrijk kruispunt van spoorwegen naar Joinville/S. Francisco in het Oosten; Porto União in het Westen; Itayopolis in het Zuiden en naar Curityba in het Noorden. Van Mafra buigt de spoorlijn zich om naar het Oosten in de richting van het einddoel voor dezen dag: het aan een binnenzee gelegen Joinville, dat door een spoorbrug verbonden is met het kusteilandje San Francisco.

santa-catarinaOnmiddellijk na het vertrek uit Mafra begint de omgeving een geheel ander aspect te krijgen en vertoont zij meer overeenkomst met onze mooie Indische berglandschappen. Verder gaat het nu en de spoorreis door Santa Catharina biedt inderdaad veel schoons en bezienswaardigs. Weiden en bosschen wisselen elkaar steeds af en snelstroomende rivieren en beken geven aantrekkelijke uitzichten. De reis is dan ook niet alleen voor den zakenmensch te ondernemen, doch zeker ook aan te bevelen aan de bewoners der kuststreken, daar het steeds afwisselende geaccidenteerde terrein voor de noodige afleiding zorgt. We doorsneden het met de Oostkust evenwijdig loopende kustgebergte (Sierra) en waanden ons in de Preanger terug. Een oogenblik overviel ons een gevoel van heimwee, zoozeer pakte ons het landschap, dat ons in elk opzicht aan het mooie Insulinde herinnerde. Om 9 uur ’s avonds bereikten we Joinville, een belangrijke handels- en industriestad, met veel verkeer met het achterland en in de onmiddellijke nabijheid van de haven San Francisco, waar o.a. de bekende luchtlijnen der Condor en Air France Maatschappijen hun stations hebben tot opname van passagiers, post en vracht. Dank zij den

Rua das Palmeiras, Joinville
Rua das Palmeiras, Joinville

ondernemingsgeest der groote import- en exportzaken in Joinville en de vele verkeersmogelijkheden hebben import en export zich in de laatste jaren zeer ontwikkeld. Hoewel de stad nog verschijnselen vertoont van antieke opvattingen, ziet men overal dat door verjonging, verfraaiing en moderniseering veel van het oude voor het nieuwe moest wijken. De stad groeit snel en goede hotels, café’s en clubs wedijveren om ook den veeleischenden mensch in elk opzicht te voldoen.

De volgende dagen maakten we een grooten autotocht en bezochten o.a. Jaguera, Pommerada, Blumenau, Brusque en vele andere kleinere plaatsen, waar grootere en kleinere zuivelfabrieken te bezichtigen waren. Voor mij viel hier als leek zeer veel te zien en te leeren en dank zij de vakkundige toelichtingen van onzen leider, den heer Voorsluys, gevoel ik me thans reeds een heele expert op dit gebied! Het doel, waarvoor we deze reis maakten, werd volkomen bereikt en onze eigen kolonie, Carambehy, kan slechts voordeel trekken uit hetgeen we gezien en geleerd hebben. Op onze autotochten troffen ons in de eerste plaats de uitstekende wegen en prima verkeersmiddelen. Deze laatste hebben zich gedurende de laatste jaren van Oost naar West en Noord naar Zuid volkomen aangepast aan het groeiend verkeer. Het enorme goederenvervoer wordt uitsluitend bediend door enorme vrachtwagens (caminhões), terwijl groote personen-omnibussen voor het passagiersvervoer zorg dragen. Een en ander garandeert snelle verbindingen, welke den handel en den landbouw slechts ten goede komen. Volgens verkregen inlichtingen zag het er twintig jaar geleden nog heel anders uit en ging alles nog te paard of per muilezel, zooals vroeger in ons dierbare Vaderland de trekschuit het bekende vervoermiddel was. De prima toestand der wegen viel ons des te meer op, omdat in Paraná, speciaal in de omgeving van Ponta Grossa, de algemeene wegentoestand nog heel veel te wenschen overlaat.

Overigens maakt Santa Catharina overal, waar we kwamen, een overwegend Duitschen indruk. Men heeft geen oogenblik het gevoel in Brazilië te zijn, daar de Duitsche sfeer tot diep in de binnenlanden is doorgedrongen. In de steden wordt meer Duitsch dan Braziliaansch gesproken en overal zijn Duitsche hotels, restaurants, zaken, banken en winkels. Het gedeelte van Santa Catharina, dat door ons werd doorkruist, is practisch een stukje Duitschland op zich zelf en men heeft een gevoel of men door Zuid-Duitschland reist. Wat het kolonistenleven betreft, krijgt men niet den indruk van welvaart. Integendeel, de kleine boerderijtjes, welke bij honderden aan elkaar grenzen, zien er verre van welvarend uit, terwijl het vee een armelijken indruk maakt. Oorspronkelijk kregen de kolonisten slechts kleine stukken grond toegewezen (± 10 à 16 ha) en nu in den loop der jaren de gezinnen zeer zijn vermeerderd, is het grondbezit te klein geworden, zoodat van algemeene welvaart geen sprake meer is en slechts door hard werken een eenvoudig bestaan te verkrijgen is. Hiervan is door enkele geslepen zakenmenschen misbruik gemaakt en de doorsnee kolonist zit veelal in de schuld bij een en denzelfden richard. Deze verschaft dan werkkapitaal tegen hooge rente (soms 18 à 24%) aan den kolonist, doch deze is gedoemd zijn melk, zijn product en zijn vee te· verhandelen bij den geldschieter, die ook altijd een winkel heeft, waar alles op crediet, doch peperduur te verkrijgen is. Dat deze menschen daardoor rijk werden ten koste van hunne medemenschen, is te begrijpen. Deze enkelingen zijn dan ook steeds de bezitters van de groote, moderne zuivelfabrieken, slachterijen, pelmolens, spinnerijen e.d. Wij kunnen deze toestanden geenszins apprecieeren en prefereeren verre de prettige verstandhouding in de eenvoudige en gezonde omgeving van Carambehy.

De bodem in Santa Catharina is beslist beter dan die te Carambehy, daar Santa Catharina over het geheel zwaar beboscht en dus humusrijk is. Aan verbetering van den bodem wordt echter door gebrek aan fondsen weinig of niets gedaan en hier en daar zijn reeds duidelijk de verschijnselen van uitputting waar te nemen. Hier komt weer sterk tot uiting, evenals overal elders in de wereld, dat men niet ongestraft uit den bodem kan halen zonder bijtijds den bodem terug te geven, waaraan hij behoefte heeft. Een andere kardinale fout van den Santa Catharina-kolonist is, dat hij te veel vee op zijn natuurlijke weiden laat grenzen. Daardoor zien de weiden er, hoewel mooi groen, afgegraasd uit en wordt het vee mager en schonkerig, ook al, omdat het in het geheel geen krachtvoer krijgt. Kortom, Santa Catharina, hoe mooi aan natuurschoon ook, trok ons als landbouw- en veeteeltkolonie niet aan. Integendeel, persoonlijk kreeg ik absoluut een onbehaaglijk gevoel in deze contreien en reeds tijdens deze studiereis verlangde ik vaak weer terug naar de heerlijke, vrije ruimte van Carambehy. Vermoedelijk was ook de hitte debet aan dit verschijnsel, want de temperatuur was in deze dagen vaak ondraaglijk. We noteerden gedurende dien tijd soms een temperatuur van 38° C, en waren het smelten nabij. Het klimaat van de hoogvlakte van Paraná is dan ook verre te prefereeren boven dat van Santa Catharina. De “niet te warme zomers” en milde winters van Paraná trekken ons meer aan dan de snikheete zomers en vaak gure en koude winters van Santa Catharina.

Overigens hebben de Duitschers hier veel en mooi werk verricht. Inderdaad zijn ook hier helden van den arbeid aan het werk geweest. Er is hier gestreden en geleden en moeizaam hebben deze pioniers onder de meest onmenschelijke omstandigheden onder het dreigende gevaar van den doodelijken insectensteek, den giftigen slangenbeet en den pijl der Indianen, moeten kampen en lijden. Daarvoor waren menschen noodig met een vast vertrouwen in het leven en in de toekomst. Door de hoop naar een beter menschelijk bestaan werden de meesten geleid en hierheen getrokken en het waren zeker niet de slechtste zonen en dochters van daar ginds, die hier een nieuw vaderland zochten. Voor duizenden Duitschers is Brazilië een tweede Vaderland geworden en alleen in de Zuidelijke staten als: Rio Grande do Sul, Santa Catharina, Paraná, São Paulo, Minas en Rio de Janeiro wonen minstens 500.000 burgers met Duitsch bloed. Gemakkelijk was het niet voor den beginnenden kolonist, hetzij Duitscher, Italiaan, Hollander of wie dan ook. Zij vestigden zich in de wildernis en bewerkten den maagdelijken bodem en arbeidden rusteloos van den morgen tot den avond, terwijl hun gezondheid bedreigd werd door de zonnehitte en storm- en regenvlagen het dak hunner schamele hutten doordrongen. Hun bestaan werd verpest door de muskieten, vliegen, spinnen, slangen en ander ongedierte, dat in grooten getale hen steeds kwelde.

Zij, die (zooals wij nu) in vogelvlucht het land doorreizen in moderne vervoersmiddelen, zien slechts het uiterlijke der dingen. Men oordeelt dan vaak oppervlakkig en onbillijk en becritiseert ten onrechte de weinige beschaving, de platte uitspraak en de ruwheid van den doorsnee kolonist. Men doet dan den vlijtigen, braven en hardwerkenden landarbeider groot onrecht aan, want de kolonist moet werken, altijd maar werken en vaak alle levensgenot opofferen, zeker in den eersten tijd. Dit is meestal de eenige reden, waardoor de vervreemding ontstaat tusschen hem en de geciviliseerde wereld.Men moet eerst nadenken, ernstig nadenken en daarna pas oordeelen. Dit heb ik op deze reis wederom goed gevoeld en ook begrepen. Wie naar Brazilië wil komen moet flink zijn, arbeidzaam en hoofdzakelijk op eigen kracht vertrouwen. Slechts hij die Ausdauer bezit en vertrouwen in de overwinning, heeft groote kans van slagen.

Wij bezochten op onze reis ook een Italiaansche kolonie, waar in hoofdzaak de wijncultuur werd beoefend. Hoewel deze cultuur op primitieve wijze werd gedreven en de menschen oogenschijnlijk in zeer behoeftige omstandigheden verkeerden, heerschte hier, volgens bekomen inlichtingen, meer welvaart dan in het Duitsche, door ons bezochte, gedeelte. Deze Italianen verbouwen in de ravijnen ook rijst op precies dezelfde wijze als de Javaan zijn sawah’s [velden] bewerkt. De groote gezinnen verrichten hier speciaal bij den “padisnit” [rijstoogst] goede diensten en de sawah’s maakten een keurigen indruk op ons.

Hiermede gaf ik eenige indrukken van mijn Santa Catharina-reis. Wij zagen en leerden veel en waren blij weer op Carambehy terug te zijn. Vermoeid, doch wijzer kwamen we terug. Ik eindig dezen brief met de volgende opgedane ervaring: Voor degene, die evenals ik, zijn wandelstok zal opnemen om in Brazilië zijn geluk te zoeken, geldt één ding zeker, nl.: Hij vindt het niet gereed; hij moet het weten te zoeken en op te bouwen!

Reisindrukken van een oud-planter (6)

In het vierde deel van zijn reisindrukken, verschenen in De Bergcultures van 2 april 1938, gaat Roeland Vermeulen in op de ontginning van de gronden op de hoogvlakte van Paraná. Zijn advies is duidelijk. Wie zich in Brazilië wil vestigen, kan dat het beste doen op deze wijdse hoogvlakte. Hij eindigt met een korte beschrijving van de feestelijkheden naar aanleiding van de geboorte van prinses Beatrix.

Na het verschijnen mijner eerste reisindrukken in De Bergcultures, no. 52 dd. 25 December 1937 bereikten mij verschillende brieven van oud-collega’s en nog in functie zijnde planters, zoowel uit Holland uit Indië, om nadere inlichtingen. Waar me dus dat het contact gevonden is en mijn brieven de noodige belangstelling ondervinden, moedigt dit aan om nogmaals het een en ander van hier te vertellen. Intusschen neem ik aan, dat mijn vorige brieven No. 2 en 3 reeds vele gegevens bevatten, welke verschillenden Uwer gevraagd werden. Het is voor mij niet doenlijk, elken brief persoonlijk te beantwoorden, doch zal ik in briefvorm in De Bergcultures zooveel mogelijk alle vragen beantwoorden, zoodat ieder voor zich daaruit het voor hem gewenschte kan lezen.

M’n werk neemt veel tijd in beslag, daar de ontginningswerkzaamheden van het “kamp”, benevens de bouw van ons huis, benevens stallen en knechtenwoning, veel van ons vergen. Alles schiet echter langzaam maar zeker op en men krijgt een duidelijk beeld van hetgeen het worden moet. We snakken naar het moment, dat we onze “eigen” woning kunnen betrekken, doch ’t zal wel Juli worden, alvorens het zoover is. Werkkrachten zijn hier op het land nu eenmaal schaars en “paciencia” (geduld) is een woord, waaraan men hier dagelijks herinnerd wordt. Teneinde U een duidelijk beeld te geven van ons verblijf hier, stel ik me voor t.z.t. bij één mijner volgende brieven eenige photo’s bij te voegen, welke U in staat zullen stellen meer met ons mee te leven.

Ik maakte als lid van een commissie tot voorbereiding van het bouwen eener nieuwe zuivelfabriek in januari een oriëntatiereis door Santa Catherina. Deze reis was voor mij buitengewoon interessant, omdat ik profiteerde van het gezelschap van den leider dezer kolonie, den heer Jac. Voorsluys, die een ervaren vakkundige is op het gebied van kaas- en boterfabricatie. Het ligt niet in mijne bedoeling te vervelen met uitvoerige beschouwingen over kaasfabrieken en wat daarmee in direct verband staat, het zij voldoende U mee te deelen, dat wij op onzen schitterenden tocht 8 grootere en kleinere zuivelfabrieken bezochten, welke alle volgens Gouvernementsvoorschriften en op zeer moderne wijze zijn ingericht. Bedrijven, waar tot 30.000 liters melk per dag verwerkt kunnen worden, kunnen volgens den heer Voorsluys zeker den toets van vergelijking met de groote bedrijven in Holland doorstaan. Het doel, waarvoor we deze reis maakten, werd volkomen bereikt.

Voor U lijkt het me echter meer interessant het een en ander te vertellen van het klimaat, den bodem en het land zelve. Alvorens hieraan te beginnen zal ik eerst het een en ander van hier behandelen, waarmee dan tevens diverse door U gestelde vragen beantwoord zullen zijn. Om een eigen stuk grond te verwerven, staan hier twee wegen open en wel de aankoop van een reeds ontgonnen stuk land met alle zich daarop bevindende gebouwen, o.a. woonhuis, schuur, stallen; landbouwmaterialen en dikwijls ook paarden, koeien, pluimvee enz., of de aankoop van een zich nog in meer of min maagdelijken, ongecultiveerden staat bevindend landcomplex. Wat het beste is, hangt geheel af van persoonlijke inzichten, maar ook van beschikbare geldmiddelen. Gemakkelijker is vanzelfsprekend het reeds bestaande voort te zetten, want het vordert veel inspanning en energie tegeiijk met de voorbereidende ontginningswerkzaamheden, d.w.z. met het bouwklaar maken van den bodem, tevens allerlei “bouwerij” te moeten entameeren. Mij persoonlijk trekt het aan, ook uit sportiviteitsoogpunt, alles van·den aanvang af zelf op te bouwen en te doorleven, al ben ik er me ten volle van bewust, dat mijn moeite en arbeid zeker ook teleurstellingen met zich zullen brengen. Wat den koopprijs van zoo’n bestaande bezitting betreft, deze hangt in hoofdzaak af van den ouderdom van het bedrijf en van de vorderingen, welke cultuur-technisch reeds bereikt zijn op het oogenblik van verkoop. Men bood hier. o.a. te koop aan een aardige boerderij met ca. 80 ha kampland, waarvan ca. 15 à 20 ha reeds bewerkt akkerland en kunstweiden, met boomgaard en gebouwen, zonder levende have, voor 40 contos de reis (thans ± f 4000.-). Het woonhuis is echter niet veel waard en zou alleen als knechtenwoning kunnen dienen. Veel billijker is natuurlijk land, dat zich nog in zijn oertoestand bevindt en nog niet in cultuur is gebracht (oerbosch en kampland). Teneinde niet in herhalingen te vervallen, verwijs ik naar hetgeen ik o.a. over de grondprijzen e.d. vermeld heb in mijne vorige brieven.

Ik adviseer iedereen, die naar Brazilië zou willen komen, zich “hier” op deze ruime, mooie en wijde hoogvlakte van Paraná te vestigen. Al is de kwaliteit van boschgrond aanmerkelijk beter dan van het “kamp”, de klimaatsomstandigheden en het arbeidsprobleem spelen een dermate groote rol, dat de aankoop van “ploegbaar terrein” zeker is aan te bevelen. Hier·wordt veel reclame gemaakt voor het koloniseeren op boschgrond en inderdaad is er veel meer boschgrond dan·ploeggrond te koop. De ontginning der oerbosschen kan m.i., het best aan de hier geborenen overgelaten worden. Ploegbare kampgrond stijgt met toepassing van behoorlijke stalbemesting en kunstmest snel in waarde en werkt zichzelf spoedig omhoog, daar op deze mooie hoogte van ± 1050 meters, met een gemiddelde temperatuur van 16°C een jaarlijkschen regenval van 12 tot 1500 mm landbouwgewassen kunnen gedijen, terwijl het een ideaal land is voor veeteeltbedrijf. Ernstige candidaten zal ik gaarne individueel duidelijke en uitvoerige adviezen geven en elke gestelde vraag naar beste weten beantwoorden.

Liefhebbers voor Carambehy zullen zich moeten haasten, daar de beschikbare gronden snel verminderen. Zoo kocht o.a. een actief Hoofd-Officier in het Indische Leger reeds nu door bemiddeling van een medebewoner hier (eveneens gepensioneerd Hoofdofficier v.h. Ned.-Ind. Leger) 200 ha kampland voor zij zoons, terwijl de familie eerst in 1941 hier zal arriveeren. Voor meer kapitaalkrachtige gegadigden zijn in de onmiddellijke nabijheid van hier nog mooi gelegen fazenda’s te koop.Wat de mogelijkheden betreft om zich hier blijvend te kunnen vestigen, de wettelijke bepalingen zijn momenteel zeer verward en het is vrij lastig de vestigingspapieren in orde te krijgen. Er zijn echter nieuwe bepalingen in bewerking, welke binnenkort het binnenkomen van vreemdelingen aanmerkelijk zullen vergemakkelijken. De vrees voor het communisme zit er hierbij dehuidige Regeering in en het is te begrijpen, dat de immigratiemaatregelen verscherpt werden. Het verkrijgen der benoodigde papieren voor blijvende vestiging is betrekkelijk gemakkelijk, als men den weg eenmaal weet, doch dit is niet de juiste plaats hierover verder uit te wijden, daar de censuur hier eveneens zeer verscherpt is. Ik stel me echter voor iederen belanghebbende geheel disponibel om hem volkomen in te lichten en gerust te stellen.

Wat betreft het totaal aantal Hollanders in deze contrijen moge dienen, dat op het feest, dat hier te Carambehy gevierd werd ter eere van de heuglijke gebeurtenis in onze Prinselijke Familie [gedoeld wordt op de geboorte van prinses Beatrix op 31 januari 1938] zeker 200 deelnemers en deelneemsters, groot en klein, aanwezig waren. Dit handjevol vaderlandslievende Hollanders is niet achtergebleven en heeft spontaan aan zijn vreugde uiting gegeven. Het is een schitterend geslaagd feest geworden, dat zeker niet minder zal zijn geweest dan dat van andere feestvierende groepen Nederlanders in alle uithoeken der wereld. De feestrede en het dankgebed van Dominé Muller maakten diepen indruk op ons allen en toen onder het zingen van ons “Wilhelmus” onze Hollandsche driekleur naast de Braziliaansche vlag geheschen werd door den oudsten hier woonachtigen Hollander, den 80-jarigen oud-Officier der Grenadiers en Jagers, den heer Leegstra, werd het de meesten onzer te machtig en beleefden wij een diep ontroerend oogenblik. Wij voelden toen, dat we “Hollanders” zijn en ook zullen blijven.

Reisindrukken van een oud-planter (5)

In zijn derde brief aan het Indische weekblad De Bergcultures, welke op 22 januari 1938 in het blad verscheen, ging Roeland Vermeulen verder met zijn beschrijving van het leven op Carambeí. Hoewel hijzelf katholiek was en zijn dochter op een katholiek internaat in Ponta Grossa plaatste, was hij goed bevriend met de dominee van de kolonie, William Muller.

School, Kerk enz.
De kinderen der kolonisten ontvangen het hoogstnoodige Nederlandsche onderwijs in een schooltje, dat door de kolonie zelf werd gebouwd. Als leerkrachten zijn aanwezig een hoofdonderwijzer uit Nederland [1], terwijl de echtgenoote van den meester in de rechten, die vroeger onderwijzeres te Amsterdam was, eveneens les geeft. De verplichte vakken in het Portugeesch worden door eene onderwijzeres met akte Portugeesch gegeven. Aangezien wij persoonlijk wat het onderwijs betreft hoogere eischen stellen, deden we ons dochtertje van acht jaar op een R.K.-internaat van Duitsche Zusters te Ponta Grossa. Zij zal daar zeker onder Duitsche en Braziliaansche meisjes van goede familie èn het Duitsch èn het Braziliaansch grondig leeren, hetgeen hier wel een vereischte is, vooral voor de jeugd, die hier haar carrière wil zoeken. Het is voor ons ouderen een groot inconvenient [ongemak], als men geen Braziliaansch spreekt of verstaat. Dat ondervindt men telkens, als men in de steden vertoeft. Op Carambehy komt van deze studie vrijwel niets, omdat uitsluitend Hollandsch gesproken wordt en men slechts sporadisch Brazilianen ontmoet, zoodat de gelegenheid om de taal te leeren spreken practisch niet bestaat. Het R.K.-internaat te Ponta Grossa heeft een uitstekende reputatie, het is van eerste standing en er wordt goed onderwijs gegeven. De totale verpleegkosten, inclusief schoolgelden, boeken, baden, muzieklessen enz. bedragen voor ons dochtertje maandelijks slechts f 20 totaal, hetgeen dus wel heel billijk is.

Het meerendeel, der Nederlandsche kolonisten·is aangesloten bij de Ned.-Herv. Kerk-gemeenschap. De kolonie bezit een eigen kerkje·en de godsdienstoefeningen worden geleid door Ds. Muller, een humaan en hulpvaardig mensch, die zijn volle energie aan de koloniebelangen geeft, en die dan ook de algeheele sympathie geniet van zijn gemeente. Zijn houding en standpunt tegenover de andersdenkenden zijn hoogst sympathiek. Ook zijn eega verdient en geniet alle achting en is hier zeer bemind. Als oud-verpleegster staat zij iedereen en, op elk uur van den dag bij en bewijst zij groote diensten aan het algemeen belang. De Heer en Mevrouw Muller zijn een groote stuwkracht en van onschatbare waarde voor deze kolonie en het is dan ook te hopen, dat zij hunne krachten en energie nog vele jaren aan het koloniebelang zullen blijven wijden.

Het is een zeer gelukkig verschijnsel, dat de kolonie èn door de school èn door de kerk haar Nederlandsch karakter zoo zuiver bewaard heeft en zeker ook in staat zal zijn dit te blijven doen. Verscheidene jongens en meisjes komen reeds op huwbaren leeftijd en het is een verheugend feit, dat in den laatsten tijd meer nieuw bloed in de kolonie is gekomen, daar de onderlinge huwelijken der oorspronkelijke kolonisten, die veelal familie van elkaar waren, op den duur degeneratie van het ras tot gevolg zouden hebben.

Opzet voor nieuwe kolonisten, transportmiddelen enz.
Voor degenen, die van het landleven houden, is hier een rustig en tevreden bestaan te vinden, te meer, daar het klimaat zoo gezond is. Malaria noch mijnwormziekte of gele koorts komen hier voor. Wel wordt men hier in den zomer door zandvlooien geplaagd. Deze onaangename diertjes hebben de onhebbelijke gewoonte in de huid der voeten, liefst vlak bij of onder de nagels te dringen en daar hun eitjes te leggen. Gelukkig zijn ze er gemakkelijk uit te halen en krijgt men daarin snel de noodige routine. Door het dragen van hooge laarzen en het dagelijks controleeren der voeten kan men deze plaag tot een minimum beperken. Zoodra het kouder begint te worden verdwijnen de vlooien vanzelf.

Het beste transportmiddel in de kolonie is “paard” of “paard en wagen”. De kolonisten zijn in doorsnee uitstekende ruiters en kleine jongens en meisjes van 7 à 8 jaar rijden als volleerde circusartiesten. Zooals reeds werd beschreven is het land een mooi heuvelachtig grasland, afgewisseld door vlakten en doorsneden met vele grootere en kleine rivieren, waarlangs bosch groeit. De vergezichten zijn schitterend en de zonsondergang bij bewolkten hemel is inderdaad uniek.

De ervaring heeft geleerd, dat ca 50 ha voor een veehouder, die intensief wil werken (d.w.z. met aanleg van kunstweiden, voldoende bouwland voor maïs e.d., benevens groenvoer, boomgaard, groentetuin, aardappelenverbouw, pluim- en kleinvee o.a.) volkomen voldoende zijn. De werkkrachten zijn hier duur en schaarsch, vooral in vergelijking tot de normale uitgaven voor levensonderhoud. Men betaalt hier voor een boerenknecht met vrouw 300 milreis per maand, doch men is tevens verplicht voor deze menschen een eenvoudige woning te bouwen, welke op circa 4 à 5 conto’s komt te staan. Het aanbod is uiterst gering en men dient tevreden te zijn met hetgeen men krijgen kan. Dagloonen bedragen hier 10 milreis per dag. Dagelijks slaken we dan ook de verzuchting: “hadden we maar een paar onzer trouwe Javaantjes ter beschikking” en inderdaad . denken we met heimwee terug aan deze gewillige en vlijtige arbeidskrachten. Iedereen, die hier vooruit wil komen, moet zelf meewerken, zoowel de Heer als de Vrouw des huizes en dit is voor ons oud-Indischgasten wel een tegenstelling met de groote verwennerij in Indië.

Het leven hier heeft echter zijn groote bekoring en men went snel aan deze nieuwe leefwijze, welke geheel op Noord-Amerikaansche wijze is ingericht. De heerlijke “vrijheid”, welke men hier geniet, vergoedt zooveel, dat men de inconveniënten van het nieuwe bestaan gaarne op den koop toe neemt. Families met groote gezinnen zijn hier zeker op hun plaats, daar zoons en dochters door de personeelsschaarschte van groote waarde zijn. De oudste kolonisten-families tellen meestal 9 à 12 kinderen en zelfs meer en dat is in deze omgeving zeer normaal. De onderlinge samenleving is gezellig en men houdt op zijn tijd van een pretje. We maakten hier een picnic mede, waaraan oud en jong deelnamen en men amuseerde zich kostelijk.

Het Kerstfeest in de Kerk werd door oud en jong op eenvoudige, doch waardige wijze gevierd en wij hebben slechts bewondering voor hetgeen de promotors van dit mooie feest met bescheiden middelen bereikt hebben. De organisatie liet niets te wenschen over. Ook de a.s. groote gebeurtenis in ons Koninklijk Huis zal hier feestelijk worden gevierd [2]. Een feestcommissie is reeds doende het feest-programma voor te bereiden en als straks in het Moederland en in Ned.-Oost- en -West-Indië feest gevierd wordt, zal het handjevol oprechte Hollanders hier in de binnenlanden van Zuid-Brazilië zeker niet nalaten hunne beste wenschen uit te spreken en mee te jubelen ter eere der beminde Prinses en haar kindje…

Behalve de veeteelt en landbouw kunnen hier m.i. de varkensteelt, aardappelen en graangewassen en mogelijk ook de ricinuspittencultuur loonend beproefd worden. Daar de kunstmest vrijgesteld is van invoerrechten, is hij hier billijk te krijgen.

Belastingen en contributies
Wat belastingbetalen betreft, is het hier een dorado. We betalen hier geen andere directe belastingen dan uitsluitend grondbelasting, t.w. 300 reis (d.w.z. ± 4 Hollandsche centen) per ha grondbezit. That is all! Na onze ervaringen in Nederland en Ned.-Indië dus inderdaad een land van belofte.

Noten.
[1] Keimpe van der Meer.
[2] Vermeulen doelde hier op de a.s. bevalling van kroonprinses Juliana. Op 31 januari 1938 werd haar dochter prinses Beatrix geboren.

Reisindrukken van een oud-planter (4)

In zijn tweede brief in het Indische weekblad De Bergcultures beschreef Roeland Vermeulen het onstaan van Carambeí en de situatie op de kolonie, zoals hij die bij zijn aankomst aantrof. ‘Het ligt hier in het hartje van Zuid-Brazilië als een typisch stukje Holland, zóó mooi en zóó rustig en met zulke door en door kerngezonde en oprechte Hollanders, dat onwillekeurig de harten warmer kloppen,’ aldus Vermeulen.

Carambehy
In dezen brief wil ik trachten een zoo nauwkeurig mogelijk beeld te geven van de geschiedenis, den huidigen stand van zaken en de toekomstmogelijkheden van deze Nederlandsche boerenkolonie. De gegevens zijn gebaseerd op eigen indrukken, opgedaan tijdens m’n drie maanden verblijf in deze kolonie, gecombineerd met verschillende mededeelingen van den leider der kolonie, den heer Jac. Voorsluys, en tevens geput uit een rapport van den Nederlandschen consul te São Paulo van 14 November 1933.

brazilrailwaycompanyDe eerste kolonisten arriveerden circa 26 jaar geleden uit de omgeving van Dordrecht in Brazilië en kochten land van de Southern Brazil Lumber en Colonisation Company, welke tot de Brasil Railway groep behoorde [1]. Zij ondervonden vele teleurstellingen en hadden met groote moeilijkheden te kampen, doch dank zij de goede en degelijke eigenschappen van ons ras, welke juist onder zware omstandigheden het beste naar voren treden, overwon men tenslotte alles en ontstond langzaam maar zeker een mooie, bloeiende kolonie, welke thans aan een 30-tal families op eigen grond een behoorlijk bestaan geeft.

Waar de oudste kolonisten als veeboeren in hoofdzaak naar grasland zochten, vonden zij dit te Carambehy en ontwikkelde zich het melkbedrijf snel, naast landbouw voor veevoeder en voedselgewassen voor eigen gebruik. Voor het verwerken der melkproductie werd eene coöperatieve zuivelfabriek opgericht, welke reeds thans te weinig capaciteit bezit en ook niet aan de eischen van een eenigszins modern zuivelbedrijf voldoet, doordat gaandeweg de melkproductie zich in zeer stijgende lijn beweegt door het gestaag uitbreiden der kolonie en de systematische selectie van het melkvee. De afzet der geproduceerde melk, boter en kaas heeft grootendeels plaats in het nabij gelegen Ponta Grossa op ± 20 km afstand en met ca 30.000 inwoners en in de hoofdstad van den staat Parana (Curityba) met ca 140.000 inwoners.

Vooral door de verbetering van den veestapel in de kolonie is de melkproductie aanzienlijk gestegen en voldoet het min of meer primitieve gebouwtje, waarin de zuivelbereiding werd ondergebracht, niet meer aan de eischen der moderne bedrijven, te meer daar in São Paulo, Santa Catherina en Minas Geraes o.a. onder buitenlandsche leiding meerdere up to date inrichtingen voor boter- en kaasbereiding werden opgericht, welke vlotte afname van hun producten vinden op de markten van Rio de Janeiro, São Paulo, Bahia en Penambuco, groote steden met respectievelijk 3.000.000, 1.400.000, 300.000 en 400.000 inwoners.

Toch valt hetgeen door onze Hollandsche kolonisten werd bereikt alleszins te loven. De boter en kaas van Carambehy heeft een zeer goeden naam en wordt in Ponta Grossa en Curityba grif verkocht. Het zou zeker aanbeveling verdienen, dat een en ander bij de Nederlandsche Regeeringsautoriteiten werd onder het oog gebracht, zoodat meer aandacht aan deze Hollandsche kolonie werd geschonken. Het werk, verricht door een handjevol rasechte Hollanders, verdient zeker meer belangstelling, te meer daar het de bewoners dezer kolonie gelukt is in elk opzicht hunne nationaliteit hoog te houden en te bewaren. De vorige Gezant, Zijne Excellentie Mr. B.J. Hubrecht, die de kolonie persoonlijk bezocht heeft, zal dit desgevraagd zeker spontaan beamen. Het heeft ons, den heer W.F. Bisschoff, gepensionneerd luitenant-kolonel van het Indische Leger en mij, dan ook ten zeerste bevreemd, dat deze kolonie zoo weinig bekendheid geniet. Het ligt hier in het hartje van Zuid-Brazilië als een typisch stukje Holland, zóó mooi en zóó rustig en met zulke door en door kerngezonde en oprechte Hollanders, dat onwillekeurig de harten warmer kloppen en de gedachten teruggaan naar onze bakermat in ’t hooge Noorden.

Ik breng dit speciaal naar voren, omdat deze kolonie nog zoovele mogelijkheden biedt. De afzet in den vorm van consumptiemelk, boter en gepasteuriseerde kaas kan voor een ettelijke malen grootere melkproductie worden gevonden, terwijl daarnaast zeker ook de mogelijkheid bestaat van fabricatie van gecondenseerde melk en melkpoeder, waarvoor eveneens ruime afzet is. Concurrentie van het buitenland is uitgesloten, daar de invoerrechten dezer artikelen hooger zijn dan de engros-prijzen van het eigen fabrikaat. Boter en gecondenseerde melk worden dan ook niet geïmporteerd, kaas slechts in speciale kwaliteiten, welke echter peperduur zijn en uitsluitend door de meer gegoeden worden gekocht. Nieuwelingen kunnen dus met een markt rekening houden, welke meer dan beschermd is tegen buitenlandsche concurrentie, terwijl bovendien het bevolkingscijfer door den natuurlijken groei en de immigratie snel stijgt.

De kolonie ligt overigens eveneens zeer gunstig voor landbouwmogelijkheden, in een koel en aangenaam klimaat en de onmiddellijke nabijheid van de spoorlijn, welke São Paulo met Porto Alegre, de hoofdstad van den Staat Rio Grande do Sul, verbindt. Ponta Grossa breidt zich in snel tempo uit en is een middelpunt van spoor- en autolijnen. De groote moeilijkheid voor vele kolonisten in Brazilië, gelegen in de beperkte vervoersmogelijkheden hunner producten, bestaat dus voor Carambehy niet.

Ligging en klimaat
Het klimaat heeft veel overeenstemming met het Indische bergklimaat. In den zomer kan het overdag wel eens warm zijn, doch minder dan in Holland. De nachten zijn bijna steeds koel en men slaapt zelfs in den warmsten tijd practisch altijd onder een deken. Het klimaat is dan ook bijzonder aangenaam. Vriezen doet het in den winter overdag nooit. ’s Nachts kan de thermometer wel eens enkele graden onder het nulpunt gaan. De warmste maanden zijn december tot en met februari, terwijl de drie voorafgaande en opvolgende maanden even frisch zijn als in Holland de maanden april en mei. In de zomermaanden regent het veel, terwijl het in de wintermaanden Juni tot en met Augustus overdag meestal stralend zonnig weer is. In dit gezonde klimaat degenereert het Hollandsche ras dan ook heelemaal niet, hetgeen de kinderen is aan te zien. Allen zien er blozend en welvarend uit.

De hoogteligging gaat van 1000 tot 1200 meter boven den zeespiegel op ± 26° Z.B. De zeewind (Oostenwind) is overheerschend. De gronden zijn niet rijk, met name arm aan kalk, en kunnen vergeleken worden met goede geestgronden in Holland. De bovenlaag is diep en varieert van 2 tot 13 meters en meer, is goed waterhoudend en bijzonder dankbaar voor fosforbemesting. De bodemanalyse luidt: 40% grof zand, 7% fijn zand, 41% klei of leem en 12% humus. De gemiddelde verzadigingsgraad is 26, kaligetal 10 en fosforzuurgetal 0. Met kunst- en stalmest is alles van dezen grond te maken. Het terrein is één uitgestrekte, onafzienbare, glooiende hoogvlakte.

Op de koloniegronden groeien momenteel peren, pruimen, appels, perziken, sinaasappelen, citroenen, kaki- en vijgeboomen, verder aardbeien, moerbeien en bramen, welke ’t over het algemeen alle goed doen. Voor eigen gebruik worden verschillende groenten en aardappelen verbouwd. Tot op heden was echter de melkerij steeds de hoofdbron van bestaan en werd aan landbouw slechts weinig gedaan, daar het benoodigde veevoer zeer goedkoop kon worden ingekocht. Nu dit niet meer het geval is, verkeert de kolonie in een overgangstijdperk (meer landbouw), met alle daaraan verbonden moeilijkheden.

De heeren H. Borger (oud Java-rubberadministrateur) en J. van Raaij (gewezen Deliplanter) hebben een begin gemaakt met een tung (Aleurites fordii) aanplant en het ligt in hun bedoeling later een oliefabriek te bouwen ter bereiding der Chineesche houtolie. In hoeverre de tung het hier zal doen, zal de toekomst moeten leeren, daar “wind” hier een fatale factor is, welke vooral aan de jonge boompjes veel schade berokkent. Toch hebben beide planters het volste vertrouwen in de toekomst.

Beschikbaar land
De familie de Geus, de pioniers der voortrekkers, thans bestaande uit Arie, Leen en Jan de Geus en hunne zwagers, Hendrik Harms en Jacob Voorsluys, den huidigen leider der kolonie, bezitten behalve hunne eigen hoeven met bijbehoorend land helaas nog slechts een paar honderd ha grasland; dat nog voor verkoop bestemd is. Een aaneengesloten complex van ruim 5000 ha land werd indertijd gekocht door hun inmiddels overleden vader, respectievelijk schoonvader, wijlen den heer Aart de Geus. Met de weinige nog beschikbare gronden kan de kolonie zich nog maar weinig uitbreiden, hetgeen naar mijne meening zeer te betreuren is. Wel ligt in de onmiddellijke nabijheid dezer kolonie en aansluitend aan dit areaal de eveneens zeer gunstig gelegen fazenda “Areiao”, groot 5.697 ha netto en behoorende aan Dr. Altivo Leite te São Paulo, welke fazenda een schitterend geheel zou vormen met onze bestaande kolonie en nog gelegenheid te over zou bieden tot vestiging van diverse Hollandsche en/ of Indische families. Deze fazenda werd mij te koop aangeboden voor ± 350 contos de reis of ± f 42.000.- in Hollandsch geld. Dit zou zeker een mooie geldbelegging zijn voor een kapitaalkrachtig lichaam of persoon, die de fazenda in ± 100 deelen zou kunnen verkavelen en te koop aanbieden, waarbij zeker een mooie winst te boeken zou zijn. Ook deze aangelegenheid verdient m.i. de volle aandacht der Nederlandsche autoriteiten in het direct belang der landgenooten in deze kolonie en mede in verband met eventueele immigratiemogelijkheden hierheen.

Ik voeg hieraan toe, dat de tegenwoordige Gouverneur van Paraná, Zijne Excellentie ManueI Ribas, met volle sympathie en in elk opzicht het streven onzer kolonisten steunt. De eigendomspapieren zijn volkomen in orde. De Southern Brazil Lumber en Colonisation Company verkreeg haar landbezit bij den aanleg van den spoorweg rechtstreeks van de Regeering. De kolonisten op Carambehy zijn dan ook volkomen zeker van hun bezit.

Bewoners
Er wonen hier bijna uitsluitend Hollanders en nog enkele Duitschers, de meesten eenvoudige, doch oprechte menschen. In den laatsten tijd zijn er diverse nieuwe kolonisten bijgekomen, waaronder van zeer goede familie, o.a. een meester in de rechten, een oud-inspecteur van Onderwijs, een eigenaar eener kweekerij en hoenderpark in Holland, diverse oud-administrateurs, een oud-commissaris van Politie en een oud-hoofdofficier uit Ned.-Indië, terwijl nog enkele gepensionneerden t.z .t. uit . Indië verwacht worden. Over het algemeen belijden de kolonisten den gereformeerden godsdienst, doch men is zeer verdraagzaam tegenover andersdenkenden.

De meeste oudere kolonisten wonen in bescheiden huizen, behalve een, die zich een mooi steenen huis heeft laten bouwen, terwijl een ander met den bouw eener steenen boerderij doende is. De komst der meer intellectueele nieuwkomers heeft als gevolg gehad, dat er verschillende mooie huizen bijgekomen zijn.

Een bestaan is op Carambehy zeker mogelijk, mits men over voldoende kapitaal beschikt. Het leven is hier goedkoop, vooral als men veel, wat voor eigen gebruik noodig is, zelf gaat verbouwen. Echter dient men hiermee geduld te hebben, daar het land eerst ontgonnen en bemest moet worden en men dus pas in het tweede jaar resultaat mag verwachten. Liefhebbers van rust en natuur vinden hier een dorado. Men moet echter alle luxe opzij kunnen zetten, tenzij men over een ruimere beurs beschikt, want dan bieden de groote steden dezelfde geneugten en verleiding als overal elders in de wereld.

Verschenen in De Bergcultures van 8 januari 1938.

[1] De Brazil Railway Company, opgericht in 1906, die de pioniers van Carambeí land verschafte, had verschillende werkmaatschappijen. Eén daarvan was de Southern Brazil Lumber & Colonization Company. Toen de spoorwegmaatschappij in 1917 in bezit kwam van de Braziliaanse overheid, ging de Lumber & Colonization Company verder als zelfstandige onderneming, totdat ook dit bedrijf in 1938 werd genationaliseerd door de regering van Getúlio Vargas.

Reisindrukken van een oud-planter (3)

In het laatste deel van zijn eerste brief aan de Bergcultures gaf R.A.M. Vermeulen zijn eerste indrukken weer van de kosten van levensonderhoud in zijn nieuwe vaderland Brazilië.

Brazilië
Brazilië als land trekt ons geenszins aan. Noch ’t land zelf, noch zijn bewoners kunnen ons bijster bekoren. Op onzen leeftijd past men zich niet zoo gemakkelijk aan. We kwamen echter niet voor Brazilië, doch voor Carambehy en dan is er slechts één loflied. ’t Is hier zóó rustig, zóó eenvoudig en zóó mooi, met een verrukkelijk klimaat, dat we onmiddellijk bij onze eerste kennismaking hier aanvoelden, dat we den juisten weg gekozen hadden. Indië bracht ons veel moois, doch ook veel tegenslag. Hier zullen we na 35 jaar ingespannen arbeid de verdiende rust zeker vinden.Voor kapitaalkrachtige menschen zijn er hier vele mogelijkheden. Wij zullen straks met een eenvoudig opgezet vee- en landbouwbedrijf, annex groenten- en vruchtentuin met mogelijk nog een klein areaal tung (aleurites fordii) zeker een volkomen –bevredigende eindperiode van ons bestaan vinden.

Men moet in Brazilië een groot onderscheid ·maken tusschen eigen fabrikaat (nacional) en ingevoerde goederen (importade). Men constateert direct, dat ’t eerste zeer goedkoop en het tweede even duur is als in Europa en overal elders in de wereld. In de groote zaken der groote steden ziet men bijna uitsluitend geïmporteerde goederen, welke als regel van veel betere kwaliteit zijn dan ’t eigen fabrikaat. Een uitzondering hierop is het bier, dat zeker gelijkgesteld kan worden met het beste Duitsche bier en bovendien zeer billijk in prijs is. Uit het bovenstaande kunt U direct concludeeren, dat de tourist in dit land meestal duur uit is, terwijl degenen, die zich hier blijvend willen vestigen, zeer goedkoop kunnen leven. Een Hollander, gewezen Deli-administrateur, woont met z’n vrouw en twee kinderen reeds eenige jaren in Curityba, de hoofdstad van den staat Paraná. Curityba is een aardige stad, welke vergeleken kan worden met b.v. Haarlem of Leiden. Hij bewoont er in de buitenwijken een aardige villa. Z’n zoon bezoekt het gymnasiurn en z’n dochtertje een uitstekende zustersschool. Volgens z’n mededeelingen leeft hij daar gemakkelijk van conto per maand, dat is dus in Hollandsch geld ± f 180.-. De bewoners te Carambehy besteden ongeveer f 60.- à f 100.- per maand om te kunnen leven. Men mag dan echter niet uit ’t oog verliezen, dat zij veel zelf planten en verbouwen, eigen vee bezitten en practisch niets uitgeven aan uitgaan. Hoogstens gaan ze éénmaal per maand naar Ponta Grossa 30 km) per wagen of per fiets. De onverharde Gouvernements-hoofdwegen zijn volgens onze begrippen in de regenmaanden echter slecht.

Voor kleine renteniers zijn de levensomstandigheden hier bijzonder gunstig, daar de rentevoet hoog is. Vele banken geven direct opneembaar meestal reeds 5% en veilige staatspapieren meestal 8% rente.- In de kolonie zelf wordt, naar ik vernam, zelfs onderling geld uitgeleend tegen 10% rente. Met een kapitaaltje van 15 mille heeft men gauw een jaarlijksch inkomen van ± 10 conto’s per jaar, van welk bedrag men in de kolonie reeds eenvoudig en zorgenloos leven kan. Daarbij komt dan echter nog de reis van Indië hierheen, welke met de K. P. M. (1ste kl. tot Singapore) aansluitend op de Zuid-Amerikalijn der Osaka Shosen Kaisha Line (1ste kl.) tot aankomst op Carambehy op rond f 1000.- per volwassene gesteld dient te worden. Een eenvoudige en geriefelijke woning bouwt men van 15 tot 25 conto’s, terwijl de aankoop van eigen grond, inclusief overschrijvingskosten en omrastering op ± f 15.- per ha gesteld moet worden. Voor vele menschen zonder pensioen is dit m.i. een uitkomst. Het oprichten eener boerderij van ±50 à 60 ha, inclusief een degelijke houten woning met steenen fundament (8 X 12 m oppervlakte), houten schuur, stallen· en ’t noodige vee en kleiner gedierte (varkens, geiten, kippen, e.d.), komt op ± f 8000.- te staan. Daarbij is dan een reserve-kapitaal van f 2000.- gewenscht. Heeft men pensioen, dan is alles natuurlijk veel eenvoudiger. Richt men alles op meer bescheiden schaal in, dan zal, volgens mijne inzichten, toch minimum 5 mille benoodigd zijn. De oudste ingezetenen hier noemen lagere bedragen, doch voor oud-Indischgasten lijken me mijn cijfers meer aan den veiligen kant. T.z.t. als ik uit eigen ervaring meer juiste gegevens ter beschikking heb, zal ik deze gaarne volledig doorgeven.

Thans vangt de nieuwe taak aan en zal ik vooral in de eerste maanden veel in beslag genomen worden. U kunt echter binnen afzienbaren tijd m’n volgenden brief tegemoet zien met uitvoerige mededeelingen over ’t kolonie-leven, hare bewoners, het vee- en landbouwbedrijf, de tung (houtolie) -kansen en andere eigen bevindingen. Heden eindig ik. Wij hebben ’t hier zeer naar onzen zin.

Verschenen in De Bergcultures van 25 december 1937.

Reisindrukken van een oud-planter (2)

In de tweede helft van zijn eerste brief in het weekblad De Bergcultures beschrijft Roeland Vermeulen de reis door Brazilië vanaf zijn aankomst in Rio de Janeiro tot en met zijn ontvangst in Carambeí.

Rio de Janeiro
Bij het binnenvaren van de haven van Rio de Janeiro komt de mensch geheel onder den indruk, daar de entree werkelijk schitterend is. Eerst ziet men een bergachtige met bosch begroeide kustlijn, waarin diverse rotsachtige eilandjes, hetgeen ons doet terugdenken aan de kust bij Emmahaven (Padang); dan draait ’t schip plotseling in de richting van de haven en treden, waar de groene bergen het blauwe water raken, talrijke wolkenkrabbers te voorschijn. Normaal duurt ’t dan nog wel een uur, alvorens men aan de kade ligt.

Rio de Janeiro beslaat een oppervlakte van ca 60 vierkante mijlen en bestaat uit meerdere gedeelten, welke gescheiden zijn door een tot aan de zee doorloopenden bergrug en door een kanaal. Waar we eerst ’s namiddags om 5 uur aan wal kwamen en den volgenden dag om 2 uur zouden vertrekken kregen we slechts een vluchtigen indruk van Rio, doch deze was alleszins gunstig. In kleur en opzet kan misschien geen tweede stad ter wereld met Rio vergeleken worden en inderdaad is ’t voor iederen passagier een uniek gezicht de haven van deze fameuze Braziliaansche hoofdplaats binnen te stoomen.

Direct trof ons na het debarkeeren aan ’t einde der enorme havenkade een in alle opzichten model clubgebouw, waar een tolk, die vele talen spreekt, den vreemdeling alle gewenschte inlichtingen geeft. Een keurig ingericht lokaal noodigt den bezoeker lokkend uit om; gratis een geurig kopje koffie te drinken, ten einde kennis te maken met dit voornaamste Braziliaansche uitvoerproduct. Zeer smakelijk gezet en netjes opgediend is deze wijze van reclame wel zeer origineel en zou o.i. ook op Java aanbeveling verdienen. Smakelijk gerangschikt ziet men in groote glazen bokalen alle soorten koffie, welke Brazilië oplevert, gesorteerd naar kwaliteit en grootte, als een kleine overzichtelijke tentoonstelling met duidelijke statistieken, zoodat iedere bezoeker onmiddellijk een idee krijgt van den enormen omvang dezer cultuur. Iedereen drinkt in Brazilië koffie en in groote hoeveelheden. Op de meeste plaatsen is ’t usance minstens 4-maal per dag koffie te drinken. Zou op Java en de buitenzittingen op dezelfde wijze en in dezelfde mate koffie gedronken worden, dan zou de koffiecultuur waarschijnlijk geen crisis· doormaken. De geringe populatie van Brazilië heeft vanzelfsprekend weinig invloed op de koffiemarkt hier, daar de verhouding van het totaal aantal inwoners tot de totale koffieproductie minimaal is. M.i. zou dat in Indië een ander geval zijn. We zouden deze populaire wij ze van reclame maken onder de aandacht van het Bestuur van het Koffiefonds willen brengen.

De straten in Rio evenals de gebouwen doen de reputatie der stad alle eer aan. Evenwijdig met de zee loopt een promenade van wit marmersteen, ongeveer 5 mijlen lang. Vele gebouwen zijn geconstrueerd als paleizen. Imposante pleinen, opgeluisterd door grootsche monumenten, fonteinen en liefelijke bloemenrijke parken werken mede om het aanzien van de stad op te vroolijken. Deze snelgroeiende stad met bijna 2½ millioen inwoners met hare feërieke verlichting, comfortabele hotels, luxueuze casino’s, sprookjesachtige beaches, unieke race-terreinen en onvergetelijke panorama’s zal zeker meer en meer bezocht worden. Door den internationalen tourist. De avondverlichting der stad is meer dan schitterend, als één unieke illuminatie, en Rio moet wel een der best verlichte steden der wereld. zijn. We wisselden onmiddellijk geld bij Cook en al dadelijk bleek, dat het Engelsche bankpapier hier de meeste waarde heeft. Het Engelsche Pond wordt naar verhouding het hoogst gewaardeerd en alle wisselkantoren, o.a. Cook, geven voor bankpapier meer dan de Banken voor wissels uitbetalen. .Amerikaansche dollars zijn eveneens goed, doch ook hiervoor geldt, dat men voor bankpapier meer ontvangt dan voor een wissel. Toekomstige Rio-bezoekers kunnen dezen tip onthouden.

We lieten ons door een taxi de stad rondtoeren tegen een tarief van 20 milreis per uur. 1 Milreis was op dat moment ongeveer 12 Hollandsche centen. 1 Milreis = 1000 reis en 1000 milreis = 1 conto de reis. We bezochten o.a. de eetgelegenheden “Taberna Carioca” en “Brahma”. De maaltijden waren goed en billijk, hoewel ’t moeilijk viel uit de Braziliaansche namen op het menu wijs te worden. Een Duitsch sprekende kelner helpt den vreemdeling echter wel op weg. Het viel ons onmiddellijk op, dat in Brazilië zooveel Duitsch gesproken wordt en in het Zuiden speelt deze taal een dermate belangrijke rol, dat b.v. in den Staat “Santa Catharina” zelfs de negers, afstammelingen der vroegere slaven, Duitsch verstaan.

Het bier in Rio, doch ook in de andere staten, welke we bezochten, is prima. Een glas vatbier, “chopp” genaamd, kost slechts 1 milreis en ’t zijn flinke groote glazen “duplo” genoemd. Bierliefhebbers kunnen hier hun hart ophalen. We bezochten ook een bioscoop, doch Java staat, wat de film betreft, zeker bij deze wereldstad niet ten achter.

CorcovadoWe beklommen per auto, respectievelijk tandradbaan, den top van de “Corcovado”, waar ’t wereldberoemde 35 m hooge Christusbeeld, hier “Christo Redemptor” genoemd, een machtigen indruk maakt en den bezoeker tot stilzwijgen dwingt. Van hieruit ontrolt zich aan het oog één der schoonste panorama-uitzichten der geheele wereld. Ook het uit granietsteen bestaande suikerbrood (Sugar-Ioaf-mountain) ziet men overal heinde en ver te voorschijn treden. We hebben aan Rio een mooie en dankbare herinnering bewaard.

Santos
Nadat we Rio verlaten hadden voeren we na één nacht varen bij het aanbreken van den dag de haven van Santos binnen, waar we de .boot zouden verlaten. Na Rio maakte Santos op ons den indruk van een kampong en vooral bij het langzaam binnenvaren krijgt men een armoedigen indruk. Langs de kust liggen overal hutten verspreid, welke ons sterk herinnerden aan onze kamponghuisjes. Vanzelfsprekend is de stad zelf veel beter, hoewel er alles op een rommelige havenstad wijst. De reusachtige goedangs [pakhuizen] langs de kade bewijzen, dat de handel hier belangrijk is. Santos is de grootste afscheephaven van koffie.

Voor het eerst gedurende onze reis maakten we kennis·met de douaneambtenaren en deze kennismaking was verre van aangenaam. Alle koffers en kisten moesten zonder uitzondering opengemaakt worden en de wijze, waarop dit geschiedde, was meer dan ergerlijk. Keurig verpakte en gespijkerde kisten werden zonder eenige égards ruwweg opengebroken. Dankzij de hulp van een door het Consulaat te São Paulo gezonden Hollander, die ons met zijne kennis der Portugeesche taal door vele moeilijkheden heen hielp, ledigden we dezen beker en konden we om 3 uur ’s namiddags met een keurige char-à-bancs naar São Paulo vertrekken, terwijl alle bagage per vrachtauto volgde.

São Paulo
Hotel Suisso Sao Paulo
De weg van Santos naar São Paulo stijgt snel tot boven 800 m boven den zeespiegel en biedt schitterende vergezichten. São Paulo telt ± 1.300.000 inwoners en is een groote industriestad en zakencentrum in Zuid-Amerika. We namen onzen intrek in hotel Suisso, waar we per persoon en per dag 20 milreis betaalden. De kamers waren eenvoudig gemeubileerd, doch de maaltijden waren overvloedig en smakelijk. De lunch en het diner werden door een goed strijkje opgevroolijkt. Toen we met andere Hollandsche reisgenooten den eersten avond aan het diner zaten, speelde de muziek het Wilhelmus, dat natuurlijk staande door ons werd aangehoord. Deze sympathieke geste van den Zwitserschen eigenaar van het hotel werd vanzelfsprekend naar waarde geapprecieerd. We vertoefden 5 dagen te São Paulo voor bezoeken bij den Nederlandschen Consul en diverse paperassenrompslomp en maakten ter eere van de onafhankelijkheidsverklaring van Brazilië o.a. een parade mee.

São Paulo breidt zich in enorm snel tempo uit. Oude huizen en gebouwen worden overal afgebroken en vervangen door wolkenkrabbers. Straten en bruggen liggen opgebroken om opnieuw te worden geplaveid en geconstrueerd. Door al deze bouwerij ziet de stad er ongeacheveerd en rommelig uit. Over enkele jaren zal Sao Paulo zeker een zeer moderne wereldstad zijn. We bezochten o.a. de beroemde Butantan-slangenfarm, waar serums bereid worden tegen alle slangenbeten. Het geeft een griezelig gevoel tusschen al die verschillende gif- en niet-gifslangen en vooral de monsterlijke gifpadden waren zeer onooglijk. Het klimaat van dit centrum van ’s werelds grootste koffiezaken is zeer aangenaam in dit jaargetijde, hoewel ’t in de zomermaanden januari en februari wel eens warm kan zijn. Tijdens ons verblijf echter waren de dagen met hun blauwe luchten en veel zon koel en was ’t er heerlijk.

Treinreis
Van São Paulo naar Ponta Grossa reisden we in een luxe slaapwagen. We vertrokken om 4 uur ’s namiddags en arriveerden den volgenden dag om 2 uur te Ponta Grossa. Deze slaapwagon is in twee helften verdeeld. In de eene helft zijn de slaapcoupé’s, terwijl de andere helft ingenomen wordt door verplaatsbare rieten fauteuils. Per volwassene betaalden we nog geen f 10.- Hollandsch geld, ’t geen voor 22 uren sporen, inclusief slaapcoupé, toch zeker zeer billijk is. Deze spoorlijn behoort aan eene particuliere Braziliaansche Maatschappij, terwijl de totale aanleg voor een vast bedrag per km door een Engelsch concern werd aangelegd. Het gevolg was natuurlijk, dat er duizenden bochten ontstonden, daar voor de geringste oneffenheid in het terrein de lijn werd omgelegd om een kunstwerk of grondverzet te vermijden. De baan ligt slecht, terwijl de veering der wagons eveneens abominabel is. Een treinreis in dit land is dan ook bij lange na geen pretje. Bij de vele onbewaakte overwegen vindt men borden met ’t volgende opschrift: “Pare – olhe – escute – passe”, wat beteekent: “Sta stil – kijk uit – luister en passeer”.

Ponta-Grossa
De hotels in Ponta-Grossa zijn primitief, doch uiterst billijk. De wegen in ’t stadje (35.000 inwoners) zijn slecht geplaveid. In de buitenwijken zijn de wegen zelfs nog niet verhard. Ook de verlichting laat nog zeer veel te wenschen over. Door het stadje trekken vele huifkarren door 8 à 12 muilezels getrokken, terwijl fazendero’s (grondbezitters) of hunne geëmployeerden op met schapenvachten gezadelde paarden met fantastische shirts en dassen en breedgerande hoeden een Far-west-sfeer scheppen. Trouwens zeer veel hier in het binnenland herinnert ons aan de Cowboy-films, welke we zoo nu en dan in Indië bezochten. We werden afgehaald en begroet door verschillende leden der Hollandsche kolonie Carambehy, waaronder o.a. de leider en de dominee. De spontane hartelijkheid en geboden hulp deden warm aan, en we accepteerden deze met graagte, daar de eerste indrukken van dit primitieve stadje verre van vroolijk stemden. Integendeel, onze eerste kennismaking met ’t hotelleven in Ponta Grossa viel geweldig tegen en met zeer gemengde gevoelens werd de eerste nacht doorgebracht.

Carambehy
Reeds den volgenden dag bezochten we Carambehy op ± 1 uur met de auto van Ponta Grossa verwijderd en onmiddellijk verbeterde de stemming, daar Carambehy een alleszins vroolijken en prettigen indruk maakte. Het land is lichtglooiend met schitterende vergezichten en men waant zich in een stukje mooi Holland. Het is de bewoners ten volle gelukt hun nationaliteit volkomen te behouden. U kunt U dus voorstellen een stukje uitgesproken mooi Nederland met ’t verrukkelijk klimaat van Zuid-Italië.

We huurden een eenvoudige leegstaande boerenwoning voor de luttele som van 80 milreis per maand, inclusief een groot erf met schuren en stallen en een mooie boomgaard. We besloten zoo spoedig mogelijk hierheen te verhuizen tot we t.z.t. na aankoop van eigen grond ons eigen huis zullen bouwen. In m’n volgenden brief zal ik U uitvoerig over ’t ontstaan dezer Hollandsche nederzetting, het leven en · alles, wat·daarmee direct verband houdt, vertellen.

Verschenen in De Bergcultures van 25 december 1937.