Met God op avontuur! De eerste emigranten naar Brazilië.

Het vertrek van het eerste contingent Nederlandse emigranten naar de Fazenda Ribeirão in Brazilië op 18 december 1948 vond plaats onder grote belangstelling in met name de katholieke pers in Nederland. We hebben hier al eerder over gepubliceerd. Ook het katholieke dagblad De Maasbode publiceerde kort voor het vertrek van de Algenib een uitgebreid artikel over de feitelijke start van het nieuwe emigratieproject in Brazilië. Volgens de krant begonnen de emigranten aan een nieuw avontuur met een religieuze opdracht.

Tekening van een de Kanunnikessen van het H. Graf, aangetroffen in het archief van het Aartsbisdom Utrecht.

meer “Met God op avontuur! De eerste emigranten naar Brazilië.”

Holambra (2): A viagem

A viagem de imigração era, na maioria dos grupos, feito em navios de carga, com limitação de espaços para os passageiros, deixando-as comprimidas umas às outras e sem privacidade. O numero de cada grupo, variava até sessenta pessoas por viagem. E foi assim que eles estabeleceram seus primeiros contatos com os demais imigrantes, fazendo amizades durante as longas três semanas de travessia do Atlântico. A ajuda mútua era necessária nos momentos difíceis, pois muitos sentiram enjoos e estavam enfraquecidos pela fome. Após a primeira semana, a alimentação já se tornara pouca ou estragada.

meer “Holambra (2): A viagem”

Op weg naar Monte Alegre (4)

In zijn vierde bijdrage aan het Gereformeerd Gezinsblad – nu gepubliceerd onder de titel “Gereformeerde pioniers in Brazilië” – vertelt Rinke Slump sr. over de gang van zaken bij de aankomst in Rio en de gang van zaken met de bagage. En hij wordt geconfronteerd met een zakkenroller. meer “Op weg naar Monte Alegre (4)”

Op weg naar Monte Alegre (3)

Na Recife legde de “Aphard” aan in Barra een voorstad van Salvador de Bahia. Daar gingen enkele pioniers aan wal en kochten ze op de markt een grote tros bananen. Ook kregen de kolonisten van Monte Alegre te horen dat hun reisplannen waren gewijzigd. In Rio zou de zeereis eindigen en niet in Santos, zoals de bedoeling was. Ook hier keken de pioniers hun ogen uit.

Salvador de Bahia

meer “Op weg naar Monte Alegre (3)”

Op weg naar Monte Alegre (2)

In het tweede deel van zijn reisverslag vertelt Rinke Slump over de belevenissen tijdens de bootreis met de Alphard vanuit de Golf van Biskaje naar het noorden van Brazilië. In Recife maken de landverhuizers voor het eerst kennis met hun nieuwe vaderland.

Tijdens ons verblijf in de Golf van Biskaje waaide er een storm met wind, kracht 11-12. Woeste zeeën grepen de ‘Alphard’ beet, smeten hem heen en weer en zetten het schip soms bijna op zijn kop, zodat de schroef geheel boven water kwam. Zelfs ervaren schepelingen verzekerden, dat ze nog nooit zoiets ergs hadden beleefd. De ‘Alphard’ moest pal tegen de wind invaren. Ze worstelde met alle kracht, maar lag soms bijna stil. En in de kooien lagen de ‘pioniers’ te worstelen. Ze kreunden en zuchtten en ‘offerden’ in de grote bussen, die voor dit doel in de hutten stonden. De gevreesde zeeziekte was aan boord gekomen en maakte vele slachtoffers. Enkelen slechts bleven op de been, maar voelden zich toch ook allesbehalve lekker. De zeeziekte is een vreselijk ding. Vooral met zo’n storm als deze. Het ene ogenblik glijdt men met de benen naar voren, zodat de voeten stijf tegen het voeteneind botsen, dan richt de stampende boot zich weer snel op en het slachtoffer bonkt met zijn hoofd tegen het boveneinde van de kooi. Maar intussen heeft een golf de boot al weer een heel eind in de hoogte getild en het volgend ogenblik zakt het schip met een vaart in een golfdal neer, zodat men zich voelt zweven. Dat is een akelig gevoel, want door die val komt dan de maag als het ware voor de keel, en de gevolgen laten zich denken. meer “Op weg naar Monte Alegre (2)”

Op weg naar Monte Alegre (1)

Na enkele jaren van voorbereiding begon op zaterdag 19 november 1949 voor vijf gezinnen uit Noord-Groningen het emigratieavontuur. De groep werd geleid voor de voormalig secretaris van de emigratievereniging van Schildwolde, Rinke Slump sr.. In zeven afleveringen deed hij in het Gereformeerd Gezinsblad verslag van de zeereis met de ms “Alphard” en de aankomst van de groep in Monte Alegre. In het eerste deel van zijn reisverslag beschrijft hij de busreis vanuit Groningen naar Rotterdam, het inschepen en het begin van de zeereis.

meer “Op weg naar Monte Alegre (1)”

De zeereis met de Algenib

Op 19 december 1948 vertrok de eerste grote groep emigranten met de ms Algenib naar Brazilië om zich te vestigen op de Fazenda Ribeirão, ofwel Holambra. Onder de reizigers bevond zich ook de familie Teunissen uit Diessen. Onlangs ontving op mijn website een bericht van Ans Peijnenburg. Haar vader was bevriend met Gerrit Teunissen, de oudste zoon van de familie. Gerrit Teunissen, die helaas in 1950 op Holambra is verdronken, schreef aan de familie Peijnenburg een verslag van de zeereis, die ik hieronder publiceer. Later stuurden de zussen van Gerrit vanuit Não Me Toque brieven naar Nederland met daarin de belevenissen van de familie. Ans zou graag deze brieven willen overdragen aan de familie Teunissen. Naar verluidt zou één van de dochters Zus (Rika) in Nederland wonen. Indien u meer weet, laat dan een bericht achter op het reactieformulier.

Ms Algenib

meer “De zeereis met de Algenib”

Vier opa’s naar Brazilië (2)

In de vorige bijdragen kwamen vier Noord-Limburgse opa’s aan het woord voorafgaand aan hun bootreis naar Brazilië om daar hun kinderen en kleinkinderen te bezoeken. Het katholieke dagblad De Tijd publiceerde 16 januari 1953 een impressie van hun reis en hun aankomst in Brazilië.

Op 27 november zijn ze aan boord van de “Alioth” gegaan, een vrachtboot met accommodatie voor dertig passagiers. Met goede moed werd de reis ingezet, doch in de Golf van Biscaje was de zee echter zó ruw, dat toch enige benauwde ogenblikken werden doorgemaakt. Slechts één van de vier heeft last gehad van zeeziekte, terwijl de overige passagiers allen ziek in hun kooi lagen.

1Alioth201950a

De tijd brengen ze grotendeels door met kaarten onder het genot van een goede sigaar en borrel. De eerste zondag aan boord was voor de vrome opa’s wel een vreemde gewaarwording, daar er geen gelegenheid was Mis te horen in plaats van twee keer, zoals ze gewend waren. Ze lieten daarom de kralen van de rozenkrans maar een keer vaker door hun vingers glijden.

In Las Palmas hadden ze een dag oponthoud voor het verladen van goederen en de volgende dag werd koers gezet naar Rio de Janeiro, de hoofdstad van Brazilië, waar ze 13 december aankwamen en begroet werden door twee Limburgse missionarissen, pater Thielen en pater Goumans. Na Rio bezichtigd te hebben, werd de volgende dag de reis voortgezet naar Santos, waar ze opgewacht werden door pater Van der Sterren en enkele medebewoners van de fazenda, het eigenlijke doel van de reis.

Geen paradijs.

De Nederlandse emigratie naar Zuid-Amerika, 1858-1940

In 1998 hield de Nederlands-Amerikaanse emigratiehistoricus Robert P. Swierenga onder de titel ‘A Paradise that never was’ tijdens een internationaal historisch congres een voordracht over de Nederlandse emigratie naar Argentinië in de jaren 1888-1890. Hij concludeerde dat deze emigratiebeweging een individuele beweging was die werd ingegeven door een zoektocht naar werk en handel en werd aangemoedigd door het ontvangende land. Dit in tegenstelling tot de veel omvangrijkere emigratiebeweging naar Noord-Amerika die samenhing met familiebanden en de mogelijkheid om land te verwerven en waarbij religieuze overwegingen vaak een rol speelden bij de beslissing om te emigreren. Swierenga’s conclusies zijn ook van toepassing op de emigratie die zich eerder in de jaren 1858-1862 en later tussen 1908 en 1913 heeft voorgedaan en die zich richtte op Brazilië. De drie emigratiegolven die zich vóór 1940 hebben gericht op Zuid-Amerika, hadden enkele gemeenschappelijke kenmerken.

– Georganiseerde propaganda vanuit het land van bestemming, al dan niet ondersteund door lokale agenten die emigranten ronselden met de belofte van een gratis overtocht en de belofte van land onder gunstige afbetalingsvoorwaarden;
– De start van rechtstreekse bootverbindingen naar Zuid-Amerika;
– Individuele emigratie, zonder familiebanden en kerkelijke leiders;
– Overgeleverd zijn aan de grillen van lokale grondeigenaren en koloniedirecteuren. Veel misstanden;
– Slechte voorzieningen ter plaatse (zelf woning moeten bouwen en grond ontginnen);
– Onvoldoende capaciteiten als landbouwer.

Zeeuwen in Espírito Santo
De emigratiegolf van 1858-1862 was vooral manifest in Zeeland. In totaal 774 landverhuizers uit Schouwen-Duiveland, Zuid-Beveland en West-Zeeuws-Vlaanderen trokken in die jaren naar Brazilië. De emigratie werd aangemoedigd door de in 1855 opgerichte Associação Central de Colonização (ACC), die met behulp van het Antwerpse emigratiekantoor Steinmann & Co. Propaganda maakte op het Zeeuwse platteland. In een wervingsfolder werd gesproken over een vrije overtocht, een stuk ontgonnen grond van bijna 10.000 vierkante meter, een comfortabel huis, een kleine koffieplantage, er was maïs, maniok en bonen geplant, kippen en varkens aanwezig om een veehouderij te beginnen, en alle andere producten die nodig waren voor de eerste oogst. De opbrengst kon men vervolgens gebruiken voor het afbetalen van de verstrekte voorschotten. De voorgespiegelde vooruitzichten wakkerden in de Zeeuwse dorpen de ‘Braziliaanse koortsen’ aan. Landarbeiders zonder grond zagen een schitterende mogelijkheid voor zich om boer te worden en eigen grond te verwerven.

A Espirito SantoOp 20 mei 1858 kwam de eerste groep emigranten uit Schouwen-Duiveland en Zuid-Beveland aan in Rio de Janeiro. Zij werden overgebracht naar Pau d’Alto in het zuiden van Espírito Santo. Het aan hen toegewezen land was nog oerwoud en de hen voorgespiegelde comfortabele woningen waren niet meer dan hutjes met palmbladeren als dak. De kolonisten werden bovendien geteisterd door malaria en ander tropische ziekten. Van de 176 personen die gezond in Pau d’Alto waren gearriveerd – waaronder 60 Zeeuwen – was in november 1858 al meer dan de helft gestorven. De meeste Zeeuwse landverhuizers verlieten na enkele jaren de kolonie. In 1866 waren er nog slechts 9 zeeuwen overgebleven. Ook de 73 emigranten die zich in de Colônia Militar do Urucú (nu Teofilo Otini) vestigden, verging het niet veel beter. Onder de emigranten bevonden zich ook ontslagen arbeiders die gewerkt hadden bij de aanleg van het Kanaal door Zuid-Beveland.

De meeste emigranten (504 in totaal) waren afkomstig uit West-Zeeuws-Vlaanderen en vestigden zich tussen 1859 en 1862 in Santa Leopoldina in Espirírito Santo in nederzettingen die Holanda en Holandinha werden genoemd. In verslagen van de provincie Zeeland stonden zij zonder uitzondering te boek als armlastig of minvermogend. De meesten van hen waren landarbeider. Onder hen bevonden zich mogelijk ook mensen die eerder veroordeeld waren wegens bedelen, criminaliteit en banditisme.

Ook de Zeeuws-Vlaamse emigranten kwamen in kommervolle omstandigheden terecht. De Zwitserse diplomaat Johann Jakob von Tschudi omschreef hun situatie in 1860 als armzalig. Na 1862 kwamen er in Holanda geen Zeeuwse families meer bij en begon een lange periode van isolement. De mooie beloften en prachtige contracten bleken leugens en bedrog te zijn. De grond was slecht, zat vol stenen en moest worden afbetaald. Verder waren er geen voorzieningen, zoals een kerk, een school, een dokter en een winkel voor handen. Verschillende families trokken weg. De achterblijvers waren op elkaar aangewezen en wisten door dit isolement en de saamhorigheid hun Zeeuwse identiteit te handhaven. In de jaren twintig van de vorige eeuw werd de omvang van de Zeeuwse gemeenschap nog geschat op honderd. In die jaren was er nog contact via de Nederlandse zending, maar die ging daarna verloren om pas in de jaren zeventig weer te worden opgenomen.

Overigens zijn de Zeeuwen niet de enige Nederlanders die tussen 1858 en 1862 naar Brazilië zijn vertrokken. Blijkens een door Swierenga opgemaakte lijst van emigranten die tussen 1835 en 1880 naar Zuid-Amerika zijn vertrokken, emigreerden in dezelfde tijd 204 personen uit Gelderland en 46 uit Overijssel naar Brazilië. Een groot deel hiervan had de zuidelijke deelstaat Rio Grande do Sul als bestemming. Overigens kwam ook een belangrijk deel van de Zeeuwse emigranten uit Schouwen-Duiveland en Zuid-Beveland daar terecht.

Argentinië
Dertig jaar na het begin van de eerste Zuid-Amerikaanse emigratiegolf deed zich een nieuwe voor. Dit keer was Argentinië het land van bestemming. Ook de Argentijnse regering voerde een actief beleid om in Europa immigranten te werven. Reeds in 1871 opende het land een immigratiebureau in Antwerpen. In 1888 begon de regering met het werven van boeren om de pampa’s te bevolken. ‘Gobernar es poblar’ (regeren is bevolken) was in die jaren in Argentinië een populaire leus. De Argentijnse regering subsidiëerde volledig de overtocht van Europes immigranten tot 60 jaar. Tevens werd goedkoop land in het vooruitzicht gesteld en werden in grote steden speciale immigrantenhotels ingericht.

In Nederland was het tij gunstig voor emigratie. Door de goedkope graanimporten uit de Verenigde Staten werd de Nederlandse akkerbouw zwaar getroffen door een landbouwcrisis. Deze crisis was vooral merkbaar in akkerbouwstreken in Groningen, Friesland en Zeeland. De Argentijnse regering deed er daarom ook alles aan om een deel van de potentiële emigranten, die voor het merendeel naar Noord-Amerika vertrokken, te bewegen om voor haar land te kiezen. De overtocht naar Argentinië werd mogelijk gemaakt door de start in december 1888 van de stoombootverbinding op Buenos Aires van de Nederlandsch-Amerikaansche Stoomvaart Maatschappij (NASM), voorloper van de Holland-Amerika Lijn (HAL). In totaal emigreerden tussen 1888 en 1891 4474 Nederlanders naar Argentinië, waarvan het merendeel afkomstig was uit Groningen, Friesland en Zeeland. Van hen waren 3742 emigranten, 84% van het totaal, zogenoemde kredietpassagiers. Zoals uit de onderstaande Argentijnse statistiek blijkt, arriveerden ook het merendeel van de ca. Belgen en Fransen dankzij de door Argentinië beschikbaar gestelde kredietpassages. Van de Spanjaarden en Engelsen was die maar voor de helft het geval, terwijl het merendeel van de Duitsers, Oostenrijkers, Zwitsers en Italianen hun overtocht zelf betaalde.

A tabel

Het Argentijnse streven om vooral boeren aan te trekken werd echter niet bewaarheid. Circa 40% van de emigranten was geen boer, maar ambachtsman of losse arbeider. De meeste emigranten werden te werk gesteld op het platteland bij grootgrondbezitters. Door de erbarmelijke leef- en werkomstandigheden stierf een derde van de kolonisten door ziekte, honger of armoede. Al in 1890 constateerde de Commissaris-Generaal van het Argentijnse Departement van Immigratie dat een deel van deze ellende ook te wijten viel aan de verleende kredietpassages: ‘Zij bezaten niet het minste kapitaal, en in ’t algemeen evenmin een voor ons land geschikt beroep. Ten einde de passage machtig te worden, deden zij de valsche verklaring, dat zij landbouwers waren en met het doel terugbetaling van het ontvangen voorschot te vermijden, teekenden zij valsche schuldbekentenissen met valsche namen.’ Er heerste ‘overal bedrog in deze uit de laagste klasse der maatschappij voortgekomen immigratie. Ontbloot van alle energie, waren deze elementen ook niet in staat tegen hunne oude gewoonten te reageeren in het nieuwe land hunner vestiging; zij konden tot den vooruitgang van ons land niet bijdragen. Twee derde van de kredietimmigratie was slecht.’

A ArgentiniëKort na de aankomst van de eerste Nederlandse emigranten werd Argentinië getroffen door een zware economische crisis. Landeigenaren moesten noodgedwongen hun kolonisten ontslaan, die op zoek moesten naar nieuwe werkzaamheden. Meer dan 300 wanhopige families uit de landbouwkolonies en de steden klopten aan bij de Nederlandse consul-generaal Leonard van Riet met het verzoek om een retourpassage naar Nederland. Het consulaat hielp alleen weduwes met kleine kinderen. Daarnaast verleende de in 1889 in Buenos Aires opgerichte Nederlandse vereniging aan circa 200 Nederlandse gezinnen en ongehuwden onderstand.

Uiteindelijk is een kwart van de emigranten naar Nederland teruggekeerd. Veel berooide emigranten vestigden in steden als Buenos Aires en Rosario. Alleen in Tres Arroyos kwam een (nog steeds bestaande) Nederlandse gemeenschap tot ontwikkeling. Door de slechte berichten uit Argentinië en het stoppen van de door de Argentijnse staat beschikbaar gestelde gesubsidieerde overtochten, kwam de emigratie al snel tot stilstand. In 1890 staakte de NASM daarop de bootverbinding met Buenos Aires.

Mislukking en nieuwe start
In 1908 kwam een nieuwe emigratiegolf richting Zuid-Amerika op gang, die zich dit keer richtte op Brazilië. Een jaar eerder had de Braziliaanse regering besloten een actief beleid te gaan voeren voor het aantrekken van emigranten. Een “Commissie voor de Propaganda en Economische Uitbreiding van Brazilie” werd naar Europa gestuurd om emigranten te werven voor het bevolken van “kolonies”. Eén van de afdelingen van de commissie was gevestigd in Antwerpen en maakte van daaruit propaganda in Nederland. Dat de commissie succes had werd bovendien in de hand gewerkt door het feit dat de Koninkijke Hollandsche Lloyd in 1907 vanuit Amsterdam een passagiersverbinding had geopend richting Zuid-Amerika. De combinatie van propaganda met een vrije passage en het vooruitzicht op land tegen aantrekkelijke afbetalingsvoorwaarden en de beschikbaarheid van een directe bootverbinding had direct succes. In 1908 en 1909 vertrokken respectievelijk 1037 en 1036 Nederlandse emigranten naar Brazilië. Het merendeel van de landverhuizers was dit keer afkomstig uit Zuid-Holland. Hieronder bevonden zich veel bootwerkers die waren ontslagen tijdens een staking in 1907 in de Rotterdamse haven. Hoewel zij in de contracten die zij tekenden opgaven landbouwer te zijn, ging dit slechts op voor een kleine minderheid. Volgens een collega-emigrant waren de havenwerkers zelfs in staat ‘gekookte bonen te planten’. Mislukking lag dan ook op de loer.

A Z-BrazilieDe emigranten kwamen terecht in kolonies in de zuidelijke deelstaten Paraná en Rio Grande do Sul en in de staat Minas Gerais. De meesten van hen zijn maar korte tijd in de kolonies gebleven. Als snel kwamen er bij de Nederlandse gezant in Rio verzoeken binnen om terug te keren naar Nederland. In totaal zou de Nederlandse regering tussen 1910 en 1913 aan 580 Nederlanders retourpassages verlenen. Verder waren vanuit de zuidelijke deelstaat Rio Grande do Sul al in 1909 327 emigranten naar Argentinië vertrokken, terwijl anderen zich vanuit de kolonies vestigden in Braziliaanse steden. Door de negatieve berichtgeving over de immigratie en het snelle vertrek van veel emigranten uit de kolonies besloot de Braziliaanse regering met ingang van 1910 de verstrekking van vrije passages te staken. Voor de Nederlandse regering waren de berichten aanleiding om een ieder, die geen landbouwer was of over enige middelen beschikten, ten sterkste te ontraden naar Brazilië te emigreren. Het gevolg van de bemoeienis van beide regeringen was dat het aantal Nederlanders dat emigreerde sterk terugliep.

A Brazilië immigratie
Nederlandse immigratie in Brazilië, 1908-1916

Na de scherpe terugval stabiliseerde de emigratie naar Brazilië zich voor enkele jaren rond de ca. 250 per jaar. Onder de emigranten bevonden zich ook enkelen die eerder met steun van de Nederlandse overheid waren teruggekeerd. Zij wilden terugkeren omdat zij terdege mogelijkheden zagen in Brazilië. Samen met enkele nieuwe emigranten stonden zij aan de wieg van de oudste succesvolle groepsvestiging in Brazilië, Carambeí. Deze kolonie ging in 1911 van start nadat enkele enkele Nederlandse emigranten van Gonçalves Junior erin waren geslaagd in Carambeí grond te verwerven van de Brazil Railway Company. Hun positieve verhalen waren voor familieleden en bekenden uit hun dorp van herkomst een reden om nu ook naar Brazilië te vertrekken. De pioniers van Carambeí waren afkomstig uit het Zuid-Hollandse ’s-Gravendeel en de Haarlemmermeer.

Met het aflopen van de mislukte emigratie naar Brazilië groeide wederom de migratiebeweging naar Argentinië. Van 1905 tot en met 1917 vertrokken 2200 Nederlanders naar dit land. Het merendeel van deze emigranten waren zakenlieden en kooplui. Boeren en ongeschoolde arbeiders vormen nog slechts een kleine minderheid. Dit was ook het geval in de jaren twintig, toen zich nog eens 1200 Nederlanders in Argentinië vestigden. Een deel van de boeren die vertrokken ging de bestaande Nederlandse kolonie Tres Arroyos versterken.

A migratie Z-AmerikaDe Koninklijke Hollandsche Lloyd heeft een belangrijke rol gespeeld bij de groei van de emigratie naar Zuid-Amerika in de zeven jaren voor het begin van de Eerste Wereldoorlog. De grafiek laat het verloop van de emigratie vanuit de Nederlandse havens naar Zuid-Amerika zien. We kunnen constateren dat vanaf 1907 de KHL deze migratiebeweging volledig voor zijn rekening heeft genomen. Het merendeel van de migranten waren afkomstig uit het Duitse achterland. Net als uit de statistiek van de Braziliaanse immigratiedienst wat betreft de Nederlandse migratie naar voren kwam, zien we ook hier dat in 1910 de het aantal landverhuizers dat via de KHL vertrok sterk terugliep. Oorzaak was het feit dat de Braziliaanse overheid geen vrije passages meer verstrekte. Dit was een tijdelijke dip, die zich daarna weer herstelde. Terwijl de Nederlandse emigratie stabiel bleef op het lage niveau van ca. 250 per jaar, was het herstel vooral toe te schrijven aan het feit dat met name Duitse emigranten nog wel gebruik konden maken van door de Braziliaanse overheid verstrekte passages.

Waar zijn de emigranten gebleven? Voor het merendeel van de emigranten naar Brazilië en Argentinië geldt dat ze niet in staat waren om terug te keren vanwege hun kommervolle leefomstandigheden. Van hen die naar Europa terugkeerden, is waarschijnlijk een deel na enige tijd opnieuw geëmigreerd en ditmaal naar Noord-Amerika. Illustratief zijn in dit geval de lotgevallen van de familie Drenth uit Westerlee in Oost-Groningen. Antko Drenth, zijn vrouw Reina Dijk en hun drie kinderen emigreerden in 1889 naar Argentinië. Zij kwamen aanvankelijk op de pampa’s terecht. Toen Antko als gevolg van de crisis in Argentinië werd ontslagen begon ht gezin aan een zwerftocht door Argentinië op zoek naar een nieuw bestaan. Toen die ook niets opleverde, kwamen zij in 1891 in op een koffieplantage in Brazilië terecht. Antko Drenth en twee van hun kinderen zijn daar gestorven. Met financiële hulp van familie en bekenden keerden Reina Dijk met twee kinderen in november 1893 terug naar Nederland. In 1905 en 1906 emigreerden zij naar Michigan in de V.S.

Lezing gehouden op 13 september 2014 voor Genootschap Amstelodanum in Koffiehuis van de Koninkijke Hollandsche Lloyd ter gelegenheid van Open Monumentendag.

Bewaren