Reisindrukken van een oud-planter (7)

In zijn vijfde brief, welke verscheen in De Bergcultures van 9 juli 1938, deed Roeland Vermeulen verslag van zijn reis naar Santa Catarina, welke hij samen met Jacob Voorsluys ondernam, om zich te oriënteren op de zuivelindustrie. Dit met het oog op de bouw van een nieuwe zuivelfabriek in Carambeí.

In mijn vorigen reisbrief beloofde ik een korte reisbeschrijving door den Staat Santa Catharina te geven. Door drukken landarbeid en het bouwen onzer opstallen verliep er een langere tijdsperiode dan oorspronkelijk mijn plan was. Ik zal nu echter de beloofde indrukken doorgeven en daaraan eenige beschouwingen vastknoopen, welke·U in Indië mogelijk zullen interesseeren. De Staat Santa·Catharina ligt ten Zuiden van den Staat Paraná en ten Noorden van Rio Grande do Sul. De hoofdplaats is Florianópolis. ’s Nachts om half vier vertrokken we per auto naar Ponta Grossa, alwaar we om 5¼, uur ’s morgens onze reis per trein aanvingen. Waar een treinreis hier, zooals reeds in vorige brieven werd gememoreerd, verre van een pretje is en het een warme zomerdag beloofde te worden, lokte ons dit vooruitzicht geenszins. Toch viel de reis zeer mee, dank zij het aangename gezelschap van onzen Leider, den heer Jac. Voorsluys, en den heer Leen de Geus, die voor eigen zaken i.v.m. den afzet van zijn perenoogst, deze reis met ons meemaakte. Eerst volgden we de richting naar Curityba, de hoofdstad van Paraná, tot Ingenir Bley [Engineiro Bley in Curitiba], een kleine halte, waar we moesten overstappen in den trein, welke van Curityba komend ons in Zuidelijke richting naar Santa Catharina zou brengen. Het landschap, dat zich aan ons oog ontrolt, is, wat deze reis betreft in Paraná, practisch overal hetzelfde: oneindige vergezichten, ruimte en nogmaals ruimte, schitterend zacht-glooiend heuvelland, doorsneden door ettelijke kleine stroompjes, waarvan de oevers begroeid zijn met den typischen Paraná-den (Pinheiro), welke uitsluitend in den Staat Paraná groeit. Een in elk opzicht zonnig en vroolijk landschap. Het laatste station in Parana, Rio Negro, ligt aan den Noordelijken oever van de Rio Negro en is door een lange spoorbrug annex personen- en autobrug verbonden met de Noordelijkste stad van Santa Catharina, Mafra, een kleine industriestad, doch een belangrijk kruispunt van spoorwegen naar Joinville/S. Francisco in het Oosten; Porto União in het Westen; Itayopolis in het Zuiden en naar Curityba in het Noorden. Van Mafra buigt de spoorlijn zich om naar het Oosten in de richting van het einddoel voor dezen dag: het aan een binnenzee gelegen Joinville, dat door een spoorbrug verbonden is met het kusteilandje San Francisco.

santa-catarinaOnmiddellijk na het vertrek uit Mafra begint de omgeving een geheel ander aspect te krijgen en vertoont zij meer overeenkomst met onze mooie Indische berglandschappen. Verder gaat het nu en de spoorreis door Santa Catharina biedt inderdaad veel schoons en bezienswaardigs. Weiden en bosschen wisselen elkaar steeds af en snelstroomende rivieren en beken geven aantrekkelijke uitzichten. De reis is dan ook niet alleen voor den zakenmensch te ondernemen, doch zeker ook aan te bevelen aan de bewoners der kuststreken, daar het steeds afwisselende geaccidenteerde terrein voor de noodige afleiding zorgt. We doorsneden het met de Oostkust evenwijdig loopende kustgebergte (Sierra) en waanden ons in de Preanger terug. Een oogenblik overviel ons een gevoel van heimwee, zoozeer pakte ons het landschap, dat ons in elk opzicht aan het mooie Insulinde herinnerde. Om 9 uur ’s avonds bereikten we Joinville, een belangrijke handels- en industriestad, met veel verkeer met het achterland en in de onmiddellijke nabijheid van de haven San Francisco, waar o.a. de bekende luchtlijnen der Condor en Air France Maatschappijen hun stations hebben tot opname van passagiers, post en vracht. Dank zij den

Rua das Palmeiras, Joinville
Rua das Palmeiras, Joinville

ondernemingsgeest der groote import- en exportzaken in Joinville en de vele verkeersmogelijkheden hebben import en export zich in de laatste jaren zeer ontwikkeld. Hoewel de stad nog verschijnselen vertoont van antieke opvattingen, ziet men overal dat door verjonging, verfraaiing en moderniseering veel van het oude voor het nieuwe moest wijken. De stad groeit snel en goede hotels, café’s en clubs wedijveren om ook den veeleischenden mensch in elk opzicht te voldoen.

De volgende dagen maakten we een grooten autotocht en bezochten o.a. Jaguera, Pommerada, Blumenau, Brusque en vele andere kleinere plaatsen, waar grootere en kleinere zuivelfabrieken te bezichtigen waren. Voor mij viel hier als leek zeer veel te zien en te leeren en dank zij de vakkundige toelichtingen van onzen leider, den heer Voorsluys, gevoel ik me thans reeds een heele expert op dit gebied! Het doel, waarvoor we deze reis maakten, werd volkomen bereikt en onze eigen kolonie, Carambehy, kan slechts voordeel trekken uit hetgeen we gezien en geleerd hebben. Op onze autotochten troffen ons in de eerste plaats de uitstekende wegen en prima verkeersmiddelen. Deze laatste hebben zich gedurende de laatste jaren van Oost naar West en Noord naar Zuid volkomen aangepast aan het groeiend verkeer. Het enorme goederenvervoer wordt uitsluitend bediend door enorme vrachtwagens (caminhões), terwijl groote personen-omnibussen voor het passagiersvervoer zorg dragen. Een en ander garandeert snelle verbindingen, welke den handel en den landbouw slechts ten goede komen. Volgens verkregen inlichtingen zag het er twintig jaar geleden nog heel anders uit en ging alles nog te paard of per muilezel, zooals vroeger in ons dierbare Vaderland de trekschuit het bekende vervoermiddel was. De prima toestand der wegen viel ons des te meer op, omdat in Paraná, speciaal in de omgeving van Ponta Grossa, de algemeene wegentoestand nog heel veel te wenschen overlaat.

Overigens maakt Santa Catharina overal, waar we kwamen, een overwegend Duitschen indruk. Men heeft geen oogenblik het gevoel in Brazilië te zijn, daar de Duitsche sfeer tot diep in de binnenlanden is doorgedrongen. In de steden wordt meer Duitsch dan Braziliaansch gesproken en overal zijn Duitsche hotels, restaurants, zaken, banken en winkels. Het gedeelte van Santa Catharina, dat door ons werd doorkruist, is practisch een stukje Duitschland op zich zelf en men heeft een gevoel of men door Zuid-Duitschland reist. Wat het kolonistenleven betreft, krijgt men niet den indruk van welvaart. Integendeel, de kleine boerderijtjes, welke bij honderden aan elkaar grenzen, zien er verre van welvarend uit, terwijl het vee een armelijken indruk maakt. Oorspronkelijk kregen de kolonisten slechts kleine stukken grond toegewezen (± 10 à 16 ha) en nu in den loop der jaren de gezinnen zeer zijn vermeerderd, is het grondbezit te klein geworden, zoodat van algemeene welvaart geen sprake meer is en slechts door hard werken een eenvoudig bestaan te verkrijgen is. Hiervan is door enkele geslepen zakenmenschen misbruik gemaakt en de doorsnee kolonist zit veelal in de schuld bij een en denzelfden richard. Deze verschaft dan werkkapitaal tegen hooge rente (soms 18 à 24%) aan den kolonist, doch deze is gedoemd zijn melk, zijn product en zijn vee te· verhandelen bij den geldschieter, die ook altijd een winkel heeft, waar alles op crediet, doch peperduur te verkrijgen is. Dat deze menschen daardoor rijk werden ten koste van hunne medemenschen, is te begrijpen. Deze enkelingen zijn dan ook steeds de bezitters van de groote, moderne zuivelfabrieken, slachterijen, pelmolens, spinnerijen e.d. Wij kunnen deze toestanden geenszins apprecieeren en prefereeren verre de prettige verstandhouding in de eenvoudige en gezonde omgeving van Carambehy.

De bodem in Santa Catharina is beslist beter dan die te Carambehy, daar Santa Catharina over het geheel zwaar beboscht en dus humusrijk is. Aan verbetering van den bodem wordt echter door gebrek aan fondsen weinig of niets gedaan en hier en daar zijn reeds duidelijk de verschijnselen van uitputting waar te nemen. Hier komt weer sterk tot uiting, evenals overal elders in de wereld, dat men niet ongestraft uit den bodem kan halen zonder bijtijds den bodem terug te geven, waaraan hij behoefte heeft. Een andere kardinale fout van den Santa Catharina-kolonist is, dat hij te veel vee op zijn natuurlijke weiden laat grenzen. Daardoor zien de weiden er, hoewel mooi groen, afgegraasd uit en wordt het vee mager en schonkerig, ook al, omdat het in het geheel geen krachtvoer krijgt. Kortom, Santa Catharina, hoe mooi aan natuurschoon ook, trok ons als landbouw- en veeteeltkolonie niet aan. Integendeel, persoonlijk kreeg ik absoluut een onbehaaglijk gevoel in deze contreien en reeds tijdens deze studiereis verlangde ik vaak weer terug naar de heerlijke, vrije ruimte van Carambehy. Vermoedelijk was ook de hitte debet aan dit verschijnsel, want de temperatuur was in deze dagen vaak ondraaglijk. We noteerden gedurende dien tijd soms een temperatuur van 38° C, en waren het smelten nabij. Het klimaat van de hoogvlakte van Paraná is dan ook verre te prefereeren boven dat van Santa Catharina. De “niet te warme zomers” en milde winters van Paraná trekken ons meer aan dan de snikheete zomers en vaak gure en koude winters van Santa Catharina.

Overigens hebben de Duitschers hier veel en mooi werk verricht. Inderdaad zijn ook hier helden van den arbeid aan het werk geweest. Er is hier gestreden en geleden en moeizaam hebben deze pioniers onder de meest onmenschelijke omstandigheden onder het dreigende gevaar van den doodelijken insectensteek, den giftigen slangenbeet en den pijl der Indianen, moeten kampen en lijden. Daarvoor waren menschen noodig met een vast vertrouwen in het leven en in de toekomst. Door de hoop naar een beter menschelijk bestaan werden de meesten geleid en hierheen getrokken en het waren zeker niet de slechtste zonen en dochters van daar ginds, die hier een nieuw vaderland zochten. Voor duizenden Duitschers is Brazilië een tweede Vaderland geworden en alleen in de Zuidelijke staten als: Rio Grande do Sul, Santa Catharina, Paraná, São Paulo, Minas en Rio de Janeiro wonen minstens 500.000 burgers met Duitsch bloed. Gemakkelijk was het niet voor den beginnenden kolonist, hetzij Duitscher, Italiaan, Hollander of wie dan ook. Zij vestigden zich in de wildernis en bewerkten den maagdelijken bodem en arbeidden rusteloos van den morgen tot den avond, terwijl hun gezondheid bedreigd werd door de zonnehitte en storm- en regenvlagen het dak hunner schamele hutten doordrongen. Hun bestaan werd verpest door de muskieten, vliegen, spinnen, slangen en ander ongedierte, dat in grooten getale hen steeds kwelde.

Zij, die (zooals wij nu) in vogelvlucht het land doorreizen in moderne vervoersmiddelen, zien slechts het uiterlijke der dingen. Men oordeelt dan vaak oppervlakkig en onbillijk en becritiseert ten onrechte de weinige beschaving, de platte uitspraak en de ruwheid van den doorsnee kolonist. Men doet dan den vlijtigen, braven en hardwerkenden landarbeider groot onrecht aan, want de kolonist moet werken, altijd maar werken en vaak alle levensgenot opofferen, zeker in den eersten tijd. Dit is meestal de eenige reden, waardoor de vervreemding ontstaat tusschen hem en de geciviliseerde wereld.Men moet eerst nadenken, ernstig nadenken en daarna pas oordeelen. Dit heb ik op deze reis wederom goed gevoeld en ook begrepen. Wie naar Brazilië wil komen moet flink zijn, arbeidzaam en hoofdzakelijk op eigen kracht vertrouwen. Slechts hij die Ausdauer bezit en vertrouwen in de overwinning, heeft groote kans van slagen.

Wij bezochten op onze reis ook een Italiaansche kolonie, waar in hoofdzaak de wijncultuur werd beoefend. Hoewel deze cultuur op primitieve wijze werd gedreven en de menschen oogenschijnlijk in zeer behoeftige omstandigheden verkeerden, heerschte hier, volgens bekomen inlichtingen, meer welvaart dan in het Duitsche, door ons bezochte, gedeelte. Deze Italianen verbouwen in de ravijnen ook rijst op precies dezelfde wijze als de Javaan zijn sawah’s [velden] bewerkt. De groote gezinnen verrichten hier speciaal bij den “padisnit” [rijstoogst] goede diensten en de sawah’s maakten een keurigen indruk op ons.

Hiermede gaf ik eenige indrukken van mijn Santa Catharina-reis. Wij zagen en leerden veel en waren blij weer op Carambehy terug te zijn. Vermoeid, doch wijzer kwamen we terug. Ik eindig dezen brief met de volgende opgedane ervaring: Voor degene, die evenals ik, zijn wandelstok zal opnemen om in Brazilië zijn geluk te zoeken, geldt één ding zeker, nl.: Hij vindt het niet gereed; hij moet het weten te zoeken en op te bouwen!

Reisindrukken van een oud-planter (4)

In zijn tweede brief in het Indische weekblad De Bergcultures beschreef Roeland Vermeulen het onstaan van Carambeí en de situatie op de kolonie, zoals hij die bij zijn aankomst aantrof. ‘Het ligt hier in het hartje van Zuid-Brazilië als een typisch stukje Holland, zóó mooi en zóó rustig en met zulke door en door kerngezonde en oprechte Hollanders, dat onwillekeurig de harten warmer kloppen,’ aldus Vermeulen.

Carambehy
In dezen brief wil ik trachten een zoo nauwkeurig mogelijk beeld te geven van de geschiedenis, den huidigen stand van zaken en de toekomstmogelijkheden van deze Nederlandsche boerenkolonie. De gegevens zijn gebaseerd op eigen indrukken, opgedaan tijdens m’n drie maanden verblijf in deze kolonie, gecombineerd met verschillende mededeelingen van den leider der kolonie, den heer Jac. Voorsluys, en tevens geput uit een rapport van den Nederlandschen consul te São Paulo van 14 November 1933.

brazilrailwaycompanyDe eerste kolonisten arriveerden circa 26 jaar geleden uit de omgeving van Dordrecht in Brazilië en kochten land van de Southern Brazil Lumber en Colonisation Company, welke tot de Brasil Railway groep behoorde [1]. Zij ondervonden vele teleurstellingen en hadden met groote moeilijkheden te kampen, doch dank zij de goede en degelijke eigenschappen van ons ras, welke juist onder zware omstandigheden het beste naar voren treden, overwon men tenslotte alles en ontstond langzaam maar zeker een mooie, bloeiende kolonie, welke thans aan een 30-tal families op eigen grond een behoorlijk bestaan geeft.

Waar de oudste kolonisten als veeboeren in hoofdzaak naar grasland zochten, vonden zij dit te Carambehy en ontwikkelde zich het melkbedrijf snel, naast landbouw voor veevoeder en voedselgewassen voor eigen gebruik. Voor het verwerken der melkproductie werd eene coöperatieve zuivelfabriek opgericht, welke reeds thans te weinig capaciteit bezit en ook niet aan de eischen van een eenigszins modern zuivelbedrijf voldoet, doordat gaandeweg de melkproductie zich in zeer stijgende lijn beweegt door het gestaag uitbreiden der kolonie en de systematische selectie van het melkvee. De afzet der geproduceerde melk, boter en kaas heeft grootendeels plaats in het nabij gelegen Ponta Grossa op ± 20 km afstand en met ca 30.000 inwoners en in de hoofdstad van den staat Parana (Curityba) met ca 140.000 inwoners.

Vooral door de verbetering van den veestapel in de kolonie is de melkproductie aanzienlijk gestegen en voldoet het min of meer primitieve gebouwtje, waarin de zuivelbereiding werd ondergebracht, niet meer aan de eischen der moderne bedrijven, te meer daar in São Paulo, Santa Catherina en Minas Geraes o.a. onder buitenlandsche leiding meerdere up to date inrichtingen voor boter- en kaasbereiding werden opgericht, welke vlotte afname van hun producten vinden op de markten van Rio de Janeiro, São Paulo, Bahia en Penambuco, groote steden met respectievelijk 3.000.000, 1.400.000, 300.000 en 400.000 inwoners.

Toch valt hetgeen door onze Hollandsche kolonisten werd bereikt alleszins te loven. De boter en kaas van Carambehy heeft een zeer goeden naam en wordt in Ponta Grossa en Curityba grif verkocht. Het zou zeker aanbeveling verdienen, dat een en ander bij de Nederlandsche Regeeringsautoriteiten werd onder het oog gebracht, zoodat meer aandacht aan deze Hollandsche kolonie werd geschonken. Het werk, verricht door een handjevol rasechte Hollanders, verdient zeker meer belangstelling, te meer daar het de bewoners dezer kolonie gelukt is in elk opzicht hunne nationaliteit hoog te houden en te bewaren. De vorige Gezant, Zijne Excellentie Mr. B.J. Hubrecht, die de kolonie persoonlijk bezocht heeft, zal dit desgevraagd zeker spontaan beamen. Het heeft ons, den heer W.F. Bisschoff, gepensionneerd luitenant-kolonel van het Indische Leger en mij, dan ook ten zeerste bevreemd, dat deze kolonie zoo weinig bekendheid geniet. Het ligt hier in het hartje van Zuid-Brazilië als een typisch stukje Holland, zóó mooi en zóó rustig en met zulke door en door kerngezonde en oprechte Hollanders, dat onwillekeurig de harten warmer kloppen en de gedachten teruggaan naar onze bakermat in ’t hooge Noorden.

Ik breng dit speciaal naar voren, omdat deze kolonie nog zoovele mogelijkheden biedt. De afzet in den vorm van consumptiemelk, boter en gepasteuriseerde kaas kan voor een ettelijke malen grootere melkproductie worden gevonden, terwijl daarnaast zeker ook de mogelijkheid bestaat van fabricatie van gecondenseerde melk en melkpoeder, waarvoor eveneens ruime afzet is. Concurrentie van het buitenland is uitgesloten, daar de invoerrechten dezer artikelen hooger zijn dan de engros-prijzen van het eigen fabrikaat. Boter en gecondenseerde melk worden dan ook niet geïmporteerd, kaas slechts in speciale kwaliteiten, welke echter peperduur zijn en uitsluitend door de meer gegoeden worden gekocht. Nieuwelingen kunnen dus met een markt rekening houden, welke meer dan beschermd is tegen buitenlandsche concurrentie, terwijl bovendien het bevolkingscijfer door den natuurlijken groei en de immigratie snel stijgt.

De kolonie ligt overigens eveneens zeer gunstig voor landbouwmogelijkheden, in een koel en aangenaam klimaat en de onmiddellijke nabijheid van de spoorlijn, welke São Paulo met Porto Alegre, de hoofdstad van den Staat Rio Grande do Sul, verbindt. Ponta Grossa breidt zich in snel tempo uit en is een middelpunt van spoor- en autolijnen. De groote moeilijkheid voor vele kolonisten in Brazilië, gelegen in de beperkte vervoersmogelijkheden hunner producten, bestaat dus voor Carambehy niet.

Ligging en klimaat
Het klimaat heeft veel overeenstemming met het Indische bergklimaat. In den zomer kan het overdag wel eens warm zijn, doch minder dan in Holland. De nachten zijn bijna steeds koel en men slaapt zelfs in den warmsten tijd practisch altijd onder een deken. Het klimaat is dan ook bijzonder aangenaam. Vriezen doet het in den winter overdag nooit. ’s Nachts kan de thermometer wel eens enkele graden onder het nulpunt gaan. De warmste maanden zijn december tot en met februari, terwijl de drie voorafgaande en opvolgende maanden even frisch zijn als in Holland de maanden april en mei. In de zomermaanden regent het veel, terwijl het in de wintermaanden Juni tot en met Augustus overdag meestal stralend zonnig weer is. In dit gezonde klimaat degenereert het Hollandsche ras dan ook heelemaal niet, hetgeen de kinderen is aan te zien. Allen zien er blozend en welvarend uit.

De hoogteligging gaat van 1000 tot 1200 meter boven den zeespiegel op ± 26° Z.B. De zeewind (Oostenwind) is overheerschend. De gronden zijn niet rijk, met name arm aan kalk, en kunnen vergeleken worden met goede geestgronden in Holland. De bovenlaag is diep en varieert van 2 tot 13 meters en meer, is goed waterhoudend en bijzonder dankbaar voor fosforbemesting. De bodemanalyse luidt: 40% grof zand, 7% fijn zand, 41% klei of leem en 12% humus. De gemiddelde verzadigingsgraad is 26, kaligetal 10 en fosforzuurgetal 0. Met kunst- en stalmest is alles van dezen grond te maken. Het terrein is één uitgestrekte, onafzienbare, glooiende hoogvlakte.

Op de koloniegronden groeien momenteel peren, pruimen, appels, perziken, sinaasappelen, citroenen, kaki- en vijgeboomen, verder aardbeien, moerbeien en bramen, welke ’t over het algemeen alle goed doen. Voor eigen gebruik worden verschillende groenten en aardappelen verbouwd. Tot op heden was echter de melkerij steeds de hoofdbron van bestaan en werd aan landbouw slechts weinig gedaan, daar het benoodigde veevoer zeer goedkoop kon worden ingekocht. Nu dit niet meer het geval is, verkeert de kolonie in een overgangstijdperk (meer landbouw), met alle daaraan verbonden moeilijkheden.

De heeren H. Borger (oud Java-rubberadministrateur) en J. van Raaij (gewezen Deliplanter) hebben een begin gemaakt met een tung (Aleurites fordii) aanplant en het ligt in hun bedoeling later een oliefabriek te bouwen ter bereiding der Chineesche houtolie. In hoeverre de tung het hier zal doen, zal de toekomst moeten leeren, daar “wind” hier een fatale factor is, welke vooral aan de jonge boompjes veel schade berokkent. Toch hebben beide planters het volste vertrouwen in de toekomst.

Beschikbaar land
De familie de Geus, de pioniers der voortrekkers, thans bestaande uit Arie, Leen en Jan de Geus en hunne zwagers, Hendrik Harms en Jacob Voorsluys, den huidigen leider der kolonie, bezitten behalve hunne eigen hoeven met bijbehoorend land helaas nog slechts een paar honderd ha grasland; dat nog voor verkoop bestemd is. Een aaneengesloten complex van ruim 5000 ha land werd indertijd gekocht door hun inmiddels overleden vader, respectievelijk schoonvader, wijlen den heer Aart de Geus. Met de weinige nog beschikbare gronden kan de kolonie zich nog maar weinig uitbreiden, hetgeen naar mijne meening zeer te betreuren is. Wel ligt in de onmiddellijke nabijheid dezer kolonie en aansluitend aan dit areaal de eveneens zeer gunstig gelegen fazenda “Areiao”, groot 5.697 ha netto en behoorende aan Dr. Altivo Leite te São Paulo, welke fazenda een schitterend geheel zou vormen met onze bestaande kolonie en nog gelegenheid te over zou bieden tot vestiging van diverse Hollandsche en/ of Indische families. Deze fazenda werd mij te koop aangeboden voor ± 350 contos de reis of ± f 42.000.- in Hollandsch geld. Dit zou zeker een mooie geldbelegging zijn voor een kapitaalkrachtig lichaam of persoon, die de fazenda in ± 100 deelen zou kunnen verkavelen en te koop aanbieden, waarbij zeker een mooie winst te boeken zou zijn. Ook deze aangelegenheid verdient m.i. de volle aandacht der Nederlandsche autoriteiten in het direct belang der landgenooten in deze kolonie en mede in verband met eventueele immigratiemogelijkheden hierheen.

Ik voeg hieraan toe, dat de tegenwoordige Gouverneur van Paraná, Zijne Excellentie ManueI Ribas, met volle sympathie en in elk opzicht het streven onzer kolonisten steunt. De eigendomspapieren zijn volkomen in orde. De Southern Brazil Lumber en Colonisation Company verkreeg haar landbezit bij den aanleg van den spoorweg rechtstreeks van de Regeering. De kolonisten op Carambehy zijn dan ook volkomen zeker van hun bezit.

Bewoners
Er wonen hier bijna uitsluitend Hollanders en nog enkele Duitschers, de meesten eenvoudige, doch oprechte menschen. In den laatsten tijd zijn er diverse nieuwe kolonisten bijgekomen, waaronder van zeer goede familie, o.a. een meester in de rechten, een oud-inspecteur van Onderwijs, een eigenaar eener kweekerij en hoenderpark in Holland, diverse oud-administrateurs, een oud-commissaris van Politie en een oud-hoofdofficier uit Ned.-Indië, terwijl nog enkele gepensionneerden t.z .t. uit . Indië verwacht worden. Over het algemeen belijden de kolonisten den gereformeerden godsdienst, doch men is zeer verdraagzaam tegenover andersdenkenden.

De meeste oudere kolonisten wonen in bescheiden huizen, behalve een, die zich een mooi steenen huis heeft laten bouwen, terwijl een ander met den bouw eener steenen boerderij doende is. De komst der meer intellectueele nieuwkomers heeft als gevolg gehad, dat er verschillende mooie huizen bijgekomen zijn.

Een bestaan is op Carambehy zeker mogelijk, mits men over voldoende kapitaal beschikt. Het leven is hier goedkoop, vooral als men veel, wat voor eigen gebruik noodig is, zelf gaat verbouwen. Echter dient men hiermee geduld te hebben, daar het land eerst ontgonnen en bemest moet worden en men dus pas in het tweede jaar resultaat mag verwachten. Liefhebbers van rust en natuur vinden hier een dorado. Men moet echter alle luxe opzij kunnen zetten, tenzij men over een ruimere beurs beschikt, want dan bieden de groote steden dezelfde geneugten en verleiding als overal elders in de wereld.

Verschenen in De Bergcultures van 8 januari 1938.

[1] De Brazil Railway Company, opgericht in 1906, die de pioniers van Carambeí land verschafte, had verschillende werkmaatschappijen. Eén daarvan was de Southern Brazil Lumber & Colonization Company. Toen de spoorwegmaatschappij in 1917 in bezit kwam van de Braziliaanse overheid, ging de Lumber & Colonization Company verder als zelfstandige onderneming, totdat ook dit bedrijf in 1938 werd genationaliseerd door de regering van Getúlio Vargas.

Reisindrukken van een oud-planter (3)

In het laatste deel van zijn eerste brief aan de Bergcultures gaf R.A.M. Vermeulen zijn eerste indrukken weer van de kosten van levensonderhoud in zijn nieuwe vaderland Brazilië.

Brazilië
Brazilië als land trekt ons geenszins aan. Noch ’t land zelf, noch zijn bewoners kunnen ons bijster bekoren. Op onzen leeftijd past men zich niet zoo gemakkelijk aan. We kwamen echter niet voor Brazilië, doch voor Carambehy en dan is er slechts één loflied. ’t Is hier zóó rustig, zóó eenvoudig en zóó mooi, met een verrukkelijk klimaat, dat we onmiddellijk bij onze eerste kennismaking hier aanvoelden, dat we den juisten weg gekozen hadden. Indië bracht ons veel moois, doch ook veel tegenslag. Hier zullen we na 35 jaar ingespannen arbeid de verdiende rust zeker vinden.Voor kapitaalkrachtige menschen zijn er hier vele mogelijkheden. Wij zullen straks met een eenvoudig opgezet vee- en landbouwbedrijf, annex groenten- en vruchtentuin met mogelijk nog een klein areaal tung (aleurites fordii) zeker een volkomen –bevredigende eindperiode van ons bestaan vinden.

Men moet in Brazilië een groot onderscheid ·maken tusschen eigen fabrikaat (nacional) en ingevoerde goederen (importade). Men constateert direct, dat ’t eerste zeer goedkoop en het tweede even duur is als in Europa en overal elders in de wereld. In de groote zaken der groote steden ziet men bijna uitsluitend geïmporteerde goederen, welke als regel van veel betere kwaliteit zijn dan ’t eigen fabrikaat. Een uitzondering hierop is het bier, dat zeker gelijkgesteld kan worden met het beste Duitsche bier en bovendien zeer billijk in prijs is. Uit het bovenstaande kunt U direct concludeeren, dat de tourist in dit land meestal duur uit is, terwijl degenen, die zich hier blijvend willen vestigen, zeer goedkoop kunnen leven. Een Hollander, gewezen Deli-administrateur, woont met z’n vrouw en twee kinderen reeds eenige jaren in Curityba, de hoofdstad van den staat Paraná. Curityba is een aardige stad, welke vergeleken kan worden met b.v. Haarlem of Leiden. Hij bewoont er in de buitenwijken een aardige villa. Z’n zoon bezoekt het gymnasiurn en z’n dochtertje een uitstekende zustersschool. Volgens z’n mededeelingen leeft hij daar gemakkelijk van conto per maand, dat is dus in Hollandsch geld ± f 180.-. De bewoners te Carambehy besteden ongeveer f 60.- à f 100.- per maand om te kunnen leven. Men mag dan echter niet uit ’t oog verliezen, dat zij veel zelf planten en verbouwen, eigen vee bezitten en practisch niets uitgeven aan uitgaan. Hoogstens gaan ze éénmaal per maand naar Ponta Grossa 30 km) per wagen of per fiets. De onverharde Gouvernements-hoofdwegen zijn volgens onze begrippen in de regenmaanden echter slecht.

Voor kleine renteniers zijn de levensomstandigheden hier bijzonder gunstig, daar de rentevoet hoog is. Vele banken geven direct opneembaar meestal reeds 5% en veilige staatspapieren meestal 8% rente.- In de kolonie zelf wordt, naar ik vernam, zelfs onderling geld uitgeleend tegen 10% rente. Met een kapitaaltje van 15 mille heeft men gauw een jaarlijksch inkomen van ± 10 conto’s per jaar, van welk bedrag men in de kolonie reeds eenvoudig en zorgenloos leven kan. Daarbij komt dan echter nog de reis van Indië hierheen, welke met de K. P. M. (1ste kl. tot Singapore) aansluitend op de Zuid-Amerikalijn der Osaka Shosen Kaisha Line (1ste kl.) tot aankomst op Carambehy op rond f 1000.- per volwassene gesteld dient te worden. Een eenvoudige en geriefelijke woning bouwt men van 15 tot 25 conto’s, terwijl de aankoop van eigen grond, inclusief overschrijvingskosten en omrastering op ± f 15.- per ha gesteld moet worden. Voor vele menschen zonder pensioen is dit m.i. een uitkomst. Het oprichten eener boerderij van ±50 à 60 ha, inclusief een degelijke houten woning met steenen fundament (8 X 12 m oppervlakte), houten schuur, stallen· en ’t noodige vee en kleiner gedierte (varkens, geiten, kippen, e.d.), komt op ± f 8000.- te staan. Daarbij is dan een reserve-kapitaal van f 2000.- gewenscht. Heeft men pensioen, dan is alles natuurlijk veel eenvoudiger. Richt men alles op meer bescheiden schaal in, dan zal, volgens mijne inzichten, toch minimum 5 mille benoodigd zijn. De oudste ingezetenen hier noemen lagere bedragen, doch voor oud-Indischgasten lijken me mijn cijfers meer aan den veiligen kant. T.z.t. als ik uit eigen ervaring meer juiste gegevens ter beschikking heb, zal ik deze gaarne volledig doorgeven.

Thans vangt de nieuwe taak aan en zal ik vooral in de eerste maanden veel in beslag genomen worden. U kunt echter binnen afzienbaren tijd m’n volgenden brief tegemoet zien met uitvoerige mededeelingen over ’t kolonie-leven, hare bewoners, het vee- en landbouwbedrijf, de tung (houtolie) -kansen en andere eigen bevindingen. Heden eindig ik. Wij hebben ’t hier zeer naar onzen zin.

Verschenen in De Bergcultures van 25 december 1937.