Op zaterdag 31 januari 2015 ging in Vlissingen de documentaire ‘Braziliaanse Koorts’ in première. De film, gemaakt door Arjan van Westen en Monique Schoutsen, werd mogelijk gemaakt door crowdfunding. Sinds de zomer van 2013 waren zij present op vele Zeeuwse jaarmarkten om geld bijeen te verzamelen om de film te kunnen maken. Van de benodigde 25.000 euro wisten zij aldus 22.000 euro bijeen te brengen. Enkele subsidies, zoals van Dutch Culture en OOS International, gaven de filmmakers het laatste zetje.
Het plan om de film over de Zeeuwse nazaten in Brazilië te maken is ontsproten aan het boek Op een dag zullen ze ons vinden van Ton Roos en Margje Eshuis. Roos en Eshuis waren in de jaren ’70 en ’80 in de deelstaat Espírito Santo werkzaam als zendingsmedewerkers. Zij kwamen in die tijd in contact met de inwoners van het dorpje Holanda, die bij nader inzien afstamden van landarbeiders uit Zeeuws-Vlaanderen, die rond 1860 waren geronseld voor een nieuwe toekomst in Brazilië. De Braziliaanse werkelijkheid bleek echter totaal anders te zijn dan ze werd voorgespiegeld. De omgeving van Holanda, maar ook andere locaties in Espírito Santo waar zich Zeeuwen hadden gevestigd, was echter moeilijk toegankelijk en amper geschikt voor landbouw. Bovendien ontbeerden de emigranten de vaardigheden om een bloeiend landbouwbedrijf op te zetten. Tot in de jaren twintig van de vorige eeuw was er nog contact met Nederland, waarna dit contact werd verbroken.
‘Braziliaanse Koorts’ volgt nauwgezet het ontstaan en de ontwikkeling van de Nederlandse gemeenschappen in Espírito Santo en het aangrenzende deel van de deelstaat Minas Gerais. De film bevat interviews met archivarissen, historici en journalisten in Zeeland en Brazilië, die de emigratie van de Zeeuwen nader verklaren. Vervolgens wordt ingezoomd op oudere nazaten, die nog steeds een Zeeuws-Vlaams dialect spreken, een erfenis van een langdurig isolement. De laatste decennia gaat het langzaamaan beter waardoor de invloed van de omliggende Braziliaanse samenleving groter is geworden en het dialect werd vervangen door het Portugees.
In het tweede deel van de film wordt ingezoomd op de herontdekking van de Zeeuwen. De filmmakers konden dankbaar gebruikmaken van super-8 films van Roos en Eshuis, om iets van de Zeeuwse gemeenschap in de jaren ’70 te laten zien. De herontdekking leidde direct ook vanuit Zeeland tot hulpacties, waarvan de resultaten op zijn minst discutabel waren. Alleen Zeeuwse nazaten hadden recht op hulp, terwijl hun niet-Zeeuwse buren niet mochten meeprofiteren. De hulpacties waren misschien wel goed bedoeld, maar weinig effectief. De Zeeuwse nazaten profiteerden meer van de economische voorspoed van Brazilië van de laatste decennia.
In de film komt vrijwel elke historische episode in de geschiedenis van de Zeeuwen van Espírito Santo aan de orde. Zo ook, zoals gezegd de aanwezigheid van Roos en Eshuis, de hulpacties van de stichting Zeebra (Zeeland-Brazilië) en het onderzoek van de Zeeuws-Vlaamse antropoloog Frans Buysse. Dat eind jaren tachtig al een documentaire over Holanda werd gemaakt, blijft echter onvermeld. In deze documentaire uit de reeks ‘Hollander voor de eeuwigheid’ werd vooral ingezoomd op Holanda als gemeenschap en de wijze waarop de inwoners na 130 jaar hun ‘Hollandse’ identiteit beleefden. Vanwege de juridische problemen rond de filmmaker konden Van Westen en Schoutsen geen gebruik maken van deze oude documentaire. ‘Braziliaanse Koorts’ is daarentegen het werk van historici en vertelt op het filmdoek een geschiedenis. Aan het einde laten de filmmakers zien hoe de cirkel weer rond is. Zij portretteren een nazaat van de Zeeuwse landarbeiders die in 2003 in Brazilië werd geronseld met het verhaal dat in Nederland het geld voor het oprapen ligt. In Amstelveen ervaart zij op haar beurt wat het is om onder valse voorwendselen een nieuw bestaan te moeten opbouwen in een nieuw land, waar zij niet gewenst is en ook geen werk kan vinden en veroordeeld is tot een marginaal bestaan als illegaal.
‘Braziliaanse Koorts’ is een fascinerende documentaire geworden als eerbetoon aan de Zeeuwse emigranten die onder de belofte van een gouden toekomst terecht kwamen in bittere armoede. De filmmakers kwamen net op tijd. Over tien à vijftien jaar is er in Brazilië waarschijnlijk niemand meer te vinden die een Zeeuws-Vlaams dialect spreekt.
De DVD van Braziliaanse Koorts is te verkrijgen door 15 euro over te maken op NL06 RABO 0137776128 op naam van Kadekoorts (En vermeld uiteraard uw naam en adresgegevens)
De documentaire Braziliaanse koorts over de dramatische geschiedenis van de ca. 700 Zeeuwen die rond 1860 naar Brazilië emigreerden nadert zijn voltooiing. Enkele dagen geleden plaatsten de filmmakers Arjan van Westen en Monique Schoutsen een trailer op het web.
In de trailer beelden van een aantal ‘Zeeuwse Brazilianen’ die in de documentaire zijn te zien. Zoals bijvoorbeeld Madalena Boone uit Garrafão, Alfredo Heule uit Holandinha en Anton Schaffel uit Alto Jequitibá.
De muziek komt van Brasil, de titelsong gemaakt door Broeder Dieleman en Pim van de Werken. Voorafgaand aan de release van de documentaire wordt dit nummer op digitale single uitgebracht.
In 1998 hield de Nederlands-Amerikaanse emigratiehistoricus Robert P. Swierenga onder de titel ‘A Paradise that never was’ tijdens een internationaal historisch congres een voordracht over de Nederlandse emigratie naar Argentinië in de jaren 1888-1890. Hij concludeerde dat deze emigratiebeweging een individuele beweging was die werd ingegeven door een zoektocht naar werk en handel en werd aangemoedigd door het ontvangende land. Dit in tegenstelling tot de veel grotere emigratiebeweging naar Noord-Amerika die samenhing met familiebanden en de mogelijkheid om land te verwerven en waarbij religieuze overwegingen vaak een rol speelden bij de beslissing om te emigreren. De conclusies van Swierenga zijn ook van toepassing op de emigratie die zich eerder in de jaren 1858-1962 en later tussen 1908 en 1913 heeft voorgedaan en die zicht richtte op Brazilië. De drie emigratiegolven die zich vóór 1940 hebben gericht op Zuid-Amerika, hadden enkele gemeenschappelijke kenmerken.
– Georganiseerde propaganda vanuit het land van bestemming, al dan niet ondersteund door lokale agenten die emigranten ronselden met de belofte van een gratis overtocht en de belofte van land onder gunstige afbetalingsvoorwaarden;
– De start van rechtstreekse bootverbindingen naar Zuid-Amerika;
– Individuele emigratie, zonder familiebanden en kerkelijke leiders;
– Overgeleverd zijn aan de grillen van lokale grondeigenaren en koloniedirecteuren. Veel misstanden;
– Slechte voorzieningen ter plaatse (zelf woning moeten bouwen en grond ontginnen).
De emigratiegolf van 1858-1862 was vooral manifest in Zeeland. In totaal 774 landverhuizers uit Schouwen-Duiveland, Zuid-Beveland en West-Zeeuws-Vlaanderen trokken in die jaren naar Brazilië. De emigratie werd aangemoedigd door de in 1855 opgerichte Associação Central de Colonização (ACC), die met behulp van het Antwerpse emigratiekantoor Steinmann & Co. Propaganda maakte op het Zeeuwse platteland. In een wervingsfolder werd gesproken over een vrije overtocht, een stuk ontgonnen grond van bijna 10.000 vierkante meter, een comfortabel huis, een kleine koffieplantage, er was maïs, maniok en bonen geplant, kippen en varkens aanwezig om een veehouderij te beginnen, en alle andere producten die nodig waren voor de eerste oogst, te gebruiken voor de afbetaling van de verstrekte voorschotten. De voorgespiegelde vooruitzichten wakkerden in de Zeeuwse dorpen de ‘Braziliaanse koortsen’ aan. Landarbeiders zonder grond zagen een schitterende mogelijkheid voor zich om boer te worden en eigen grond te verwerven.
Op 20 mei 1858 kwam de eerste groep emigranten uit Schouwen-Duiveland en Zuid-Beveland aan in Rio de Janeiro aan. Zij werden overgebracht naar Pau d’Alto in Espírito Santo. Het aan hen toegewezen land was nog oerwoud en de hen voorgespiegelde comfortabele woningen waren niet meer dan hutjes met palmbladeren als dak. De kolonisten werden bovendien geteisterd door malaria en ander tropische ziekten. Van de 176 personen die gezond in Pau d’Alto waren gearriveerd – waaronder 60 Zeeuwen – was in november 1858 al meer dan de helft gestorven. De meeste Zeeuwse landverhuizers verlieten na enkele jaren de kolonie. In 1866 waren er nog slechts 9 zeeuwen overgebleven. Ook de 73 emigranten die zich in de Colônia Militar do Urucú (nu Teofilo Otini) vestigden, verging het niet veel beter. Onder de emigranten bevonden zich ontslagen arbeiders die gewerkt hadden bij de aanleg van het Kanaal door Zuid-Beveland.
De meeste emigranten (504 in totaal) waren afkomstig uit West-Zeeuws-Vlaanderen en vestigden zich tussen 1859 en 1862 in Santa Leopoldina in Espirírito Santo in nederzettingen met de namen Holanda en Holandinha. In verslagen van de provincie Zeeland stonden zij zonder uitzondering te boek als armlastig of minvermogend. De meesten van hen waren landarbeider. Onder hen bevonden zich mogelijk ook mensen die eerder veroordeeld waren wegens bedelen, criminaliteit en banditisme.
Ook de Zeeuws-Vlaamse emigranten kwamen in kommervolle omstandigheden terecht. De Zwitserse diplomaat Johann Jakob von Tschudi omschreef hun situatie in 1860 als armzalig. Na 1862 kwamen er in Holanda geen Zeeuwse families meer bij en begon een lange periode van isolement. De mooie beloften en prachtige contracten bleken leugens en bedrog te zijn. De grond was slecht, zat vol stenen en moest worden afbetaald. Verder waren er geen voorzieningen, zoals een kerk, een school, een dokter en een winkel voorhanden. Verschillende families trokken weg. De achterblijvers waren op elkaar aangewezen en wisten door dit isolement en de saamhorigheid hun Zeeuwse identiteit te handhaven. In de jaren twintig van de vorige eeuw werd de omvang van de Zeeuwse gemeenschap nog geschat op honderd. In die jaren was er nog contact via de Nederlandse zending, maar die ging daarna verloren om pas in de jaren zeventig weer te worden opgenomen.
Overigens zijn de Zeeuwen niet de enige Nederlanders die tussen 1858 en 1862 naar Brazilië zijn vertrokken. Blijkens een door Swierenga opgemaakte lijst van emigranten die tussen 1835 en 1880 naar Zuid-Amerika zijn vertrokken, emigreerden in dezelfde tijd 204 personen uit Gelderland en 46 uit Overijssel naar Brazilië. Een groot deel hiervan had de zuidelijke deelstaat Rio Grande do Sul als bestemming. Overigens kwam ook een belangrijk deel van de Zeeuwse emigranten uit Schouwen-Duiveland en Zuid-Beveland daar terecht.
Dertig jaar na het begin van de eerste Zuid-Amerikaanse emigratiegolf deed zich een nieuwe voor. Dit keer was Argentinië het land van bestemming. Ook de Argentijnse regering voerde een actief beleid om in Europa immigranten te werven. Reeds in 1871 opende het land een immigratiebureau in Antwerpen. In 1888 begon de regering met het werven van boeren om de pampa’s te bevolken. ‘Gobernar es poblar’ (regeren is bevolken) was in die jaren in Argentinië een populaire leus. De Argentijnse regering subsidiëerde volledig de overtocht van Europes immigranten tot 60 jaar. Tevens werd goedkoop land in het vooruitzicht gesteld en werden in grote steden speciale immigrantenhotels ingericht.
In Nederland was het tij gunstig voor emigratie. Door de goedkope graanimporten uit de Verenigde Staten werd de Nederlandse akkerbouw zwaar getroffen door een landbouwcrisis. Deze crisis was vooral merkbaar in akkerbouwstreken in Groningen, Friesland en Zeeland. De Argentijnse regering deed er daarom ook alles aan om een deel van de potentiële emigranten, die voor het merendeel naar Noord-Amerika vertrokken, te bewegen om voor haar land te kiezen. De overtocht naar Argentinië werd mogelijk gemaakt door de start in december 1888 van de stoombootverbinding op Buenos Aires van de Nederlandsch-Amerikaansche Stoomvaart Maatschappij (NASM), voorloper van de Holland-Amerika Lijn (HAL). In totaal emigreerden tussen 1888 en 1890 4470 Nederlanders naar Argentinië, waarvan het merendeel afkomstig was uit Groningen en Friesland. Zuid-Beveland leverde ca. 600 landverhuizers. Het Argentijnse streven om vooral boeren aan te trekken werd echter niet bewaarheid. Circa 40% van de emigranten was geen boer, maar ambachtsman of losse arbeider. De meeste emigranten werden te werk gesteld op het platteland bij grootgrondbezitters. Door de erbarmelijke leef- en werkomstandigheden stierf een derde van de kolonisten door ziekte, honger of armoede.
Kort na de aankomst van de eerste Nederlandse emigranten werd Argentinië getroffen door een zware economische crisis. Landeigenaren moesten noodgedwongen hun kolonisten ontslaan, die op zoek moesten naar nieuwe werkzaamheden. Meer dan 300 wanhopige families uit de landbouwkolonies en de steden klopten aan bij de Nederlandse consul-generaal Leonard van Riet met het verzoek om een retourpassage naar Nederland. Het consulaat hielp alleen weduwes met kleine kinderen. Uiteindelijk is een kwart van de emigranten naar Nederland teruggekeerd. Veel berooide emigranten vestigden in steden als Buenos Aires en Rosario. Alleen in Tres Arroyos kwam een (nog steeds bestaande) Nederlandse gemeenschap tot ontwikkeling. Door de slechte berichten uit Argentinië een het stoppen van de door de Argentijnse staat beschikbaar gestelde gesubsidieerde overtochten, kwam de emigratie al snel tot stilstand. In 1890 staakte de NASM daarop de bootverbinding op Buenos Aires.
In 1908 kwam een nieuwe emigratiegolf richting Zuid-Amerika op gang, die zich dit keer richtte op Brazilië. Een jaar eerder had de Braziliaanse regering besloten een actief beleid te gaan voeren voor het aantrekken van emigranten. Een “Commissie voor de Propaganda en Economische Uitbreiding van Brazilie” werd naar Europa gestuurd om emigranten te werven voor het bevolken van “kolonies”. Eén van de afdelingen van de commissie was gevestigd in Antwerpen en maakte van daaruit propaganda in Nederland. Dat de commissie succes had werd bovendien in de hand gewerkt door het feit dat de Koninkijke Hollandsche Lloyd een jaar eerder vanuit Amsterdam een passagiersverbinding had geopend richting Zuid-Amerika. De combinatie van propaganda met een vrije passage en het vooruitzicht op land tegen aantrekkelijke afbetalingsvoorwaarden en de beschikbaarheid van een directe bootverbinding had direct succes. In 1908 en 1909 vertrokken respectievelijk 1037 en 1036 Nederlandse emigranten naar Brazilië. Het aandeel Zeeuwse emigranten was beperkt; het merendeel van de landverhuizers was afkomstig uit Zuid-Holland. Hieronder bevonden zich veel bootwerkers die waren ontslagen tijdens een staking in 1907 in de Rotterdamse haven. Hoewel zij in de contracten die zij tekenden opgaven landbouwer te zijn, ging dit slechts op voor een kleine minderheid. Volgens een collega-emigrant waren de havenwerkers zelfs in staat ‘gekookte bonen te planten’. Mislukking lag dan ook op de loer.
De emigranten kwamen terecht in kolonies in de zuidelijke deelstaten Paraná en Rio Grande do Sul en in de staat Minas Gerais. De meesten van hen zijn maar korte tijd in de kolonies gebleven. Als snel kwamen er bij de Nederlandse gezant in Rio verzoeken binnen om terug te keren naar Nederland. In totaal zou de Nederlandse regering tussen 1910 en 1913 aan 580 Nederlanders retourpassages verlenen. Opmerkelijk is verder dat met name vanuit de zuidelijke deelstaat Rio Grande do Sul al in 1909 327 emigranten naar Argentinië waren vertrokken. De kolonie die gedurende korte tijd de meeste Nederlanders huisvestte was Gonçalves Junior in Paraná. In deze kolonie, die onder emigranten bekend stond als het vrouwenkerkhof, werd de basis gelegd voor de oudste succesvolle groepsvestiging in Brazilië, Carambeí. In 1911 slaagden enkele emigranten van Gonçalves Junior erin bij de spoorwegmaatschappij grond te verwerven. Nadien zouden emigranten uit Nederland deze groepsvestiging versterken en werd er een begin gemaakt met familieleden en voormalige dorpsgenoten.
Waar zijn de emigranten gebleven? Voor het merendeel van de Zeeuwse emigranten naar Brazilië en Argentinië geldt dat ze niet in staat waren om terug te keren vanwege hun kommervolle leefomstandigheden. Behalve in Espírito Santo in Brazilië zijn er waarschijnlijk ook in Argentinië nog nazaten van Zeeuwse emigranten te vinden. Van hen die naar Europa terugkeerden, is waarschijnlijk een deel na enige tijd opnieuw geëmigreerd en ditmaal naar Noord-Amerika. Illustratief zijn in dit geval de lotgevallen van een niet-Zeeuwse familie, nl. de familie Drenth uit Westerlee in Oost-Groningen. Antko Drenth, zijn vrouw Reina Dijk en hun drie kinderen emigreerden in 1889 naar Argentinië. Zij kwamen aanvankelijk op de pampa’s terecht. Toen ze als gevolg van de crisis in Argentinië werden ontslagen begonnen zij een zwerftocht door Argentinië op zoek naar een nieuw bestaan. Toen die ook niets opleverde, kwamen zij in 1891 in op een koffieplantage in Brazilië terecht. Antko Drenth en twee van hun kinderen zijn daar gestorven. Met financiële hulp van familie en bekenden keerden Reina Dijk met twee kinderen in november 1893 terug naar Nederland. In 1905 en 1906 emigreerden zij naar Michigan in de V.S.
Lezing gehouden op 18 juli 2014 in Middelburg tijdens de Viering 200 jaar Provincie Zeeland: Komen, gaan en terugkeren.
Een half jaar geleden presenteerden twee Nederlandse documentairemakers, Arjan van Westen en Monique Schoutsen hun plannen voor het maken van een nieuwe documentaire over de nazaten van de Zeeuwse emigranten in Espírito Santo. Het geld hoopten zij bijeen te krijgen door middel van crowdfunding. Via hun website www.braziliaansekoorts.nl kon je een financiële bijdrage storten, waarbij de hoogte van de donatie bepalend was voor wat je er als donateur voor terug zou krijgen. Afhankelijk van de hoogte van de bijdrage kreeg je na verschijning een exemplaar van de DVD toegestuurd, een exemplaar van het boek Op een dag zullen ze ons vinden van Ton Roos en Margje Eshuis, vermelding van je naam op de aftiteling of een uitnodiging voor de première. Arjan en Monique hebben de afgelopen zomer op talloze markten in Zeeland gestaan om hun project te promoten. Daarnaast waren ze geregeld te gast in regionale en landelijke media. En met succes! Momenteel is 19.000 van de benodigde 25.000 euro binnen. Ze hebben daarom besloten de film te maken in de wetenschap dat de komende maanden de resterende 6000 euro nog binnen zal komen.
Komende maanden start het filmen in Zeeland en in maart gaan Arjan van Westen en Monique Schoutsen naar Brazilië. Hun streven is om de documentaire net voor het WK voetbal af te hebben.
Om alvast in de stemming te komen, volgen hier nogmaals de twee korte films die Eline Jongsma en Kel O’Neill in 2012 maakten in Holanda, Espírito Santo. Ongetwijfeld wordt de nieuwe documentaire veel informatiever dan deze filmische impressies.
Op 13 juni j.l. is dan eindelijk de Onderzoeksgids Nederlandse groepsemigratie naar Brazilië, 1822-1992 verschenen. De publicatie werd in 2012 samengesteld door de historicus Lodewijk Hulsman in opdracht van het Nationaal Archief. De gids biedt een overzicht van de dossiers die in diverse Nederlandse archieven te vinden zijn over de Nederlandse emigratie naar Brazilië. Het door Hulsman verrichte onderzoek werd verricht in het kader van het Gemeenschappelijk Cultureel Erfgoedprogramma, waarvoor het Nederlandse Nationaal Archief nauw samenwerkte met het Arquivo Nacional in Rio de Janeiro. Het idee om aandacht te besteden aan de Nederlandse emigratie naar Brazilië was een verzoek van het Arquivo Nacional. De Brazilianen hebben het voornemen om een soortgelijk onderzoek te gaan doen in hun archieven.
Behalve een overzicht van relevante archiefdossiers in verschillende overheids- en particuliere archieven in Nederland, bevat de gids ook een thematisch deel met een overzicht van de Nederlandse gemeenschappen in Brazilië en enkele onderzoeksthema’s. De gids wordt afgesloten met een vrijwel volledige bibliografie van in Nederland en in Brazilië verschenen boeken, artikelen en scripties.
Parallel aan het onderzoek van Lodewijk Hulsman kregen twee jonge filmmakers, Kel O’Neill en Eline Jongsma van het Nationaal Archief de opdracht een aantal korte films te maken over de onverwachte gevolgen van Nederlands kolonialisme. Zij bezochten ook nazaten van Nederlandse emigranten. Eén van de filmimpressies handelt over Holanda in Espírito Santo. Hoewel de kolonie nog steeds wordt gekenmerkt door een relatief isolement, is blijkens de beelden de tijd niet stil blijven staan. Jonge meiden die zich bezig houden met hun uiterlijk; in de steden van Brazilië zie je niet anders. De korte film van O’Neill en Jongsma echter niet meer dan een filmische impressie. Het wachten is op de documentaire de Braziliaanse Koorts die Arjan van Westen en Monique Schoutsen komend jaar willen realiseren.
Hieronder alvast de impressie van Holande (ES) van O’Neil en Jongsma uit 2012.
Twee documentairemakers, de historicus/freelance journalist Arjan van Westen en zijn vrouw Monique Schoutsen werken momenteel aan een nieuwe documentaire over de nazaten van de emigranten, die rond 1860 vanuit Zeeland zich hebben gevestigd in Espírito Santo. Van Westen en Schoutsen proberen het geld voor hun plannen bijeen te krijgen via crowdfunding. De bedoeling is dat het publiek ervoor zorgt dat er voldoende geld binnenkomt om de film te maken. In ruil voor een financiële bijdrage krijgt men later een dvd en verschijnt de naam van de begunstiger op de aftiteling van de documentaire.
Aanleiding voor de nieuwe plannen is het boek Op een dag zullen ze ons vinden van Ton Roos en Margje Eshuis. Dit boek, verschenen in 2008, vertelt op aangrijpende wijze hoe de emigratie tussen 1858 en 1862 vanuit Zeeland heeft plaatsgevonden en hoe het de emigranten en hun nazaten is vergaan. Lange tijd leefden deze emigranten geïsoleerd en was het contact met Nederland verbroken. In de jaren zeventig werd dit contact hersteld en werkten Roos en Eshuis lange tijd onder hen als zendingswerkers.
Van Westen en Schoutsen zijn overigens niet de eerste documentairemakers die Holanda in Espírito Santo hebben bezocht. In 1990 werd in de reeks ‘Hollanders voor de eeuwigheid’ op de Nederlandse TV een documentaire over de Zeeuwen uitgezonden. En vorig jaar bezochten de jonge documentairemakers Eline Jongsma en Kell O’Neill Holanda in het kader van hun Empire Project, waarin zij op zoek gingen naar de onverwachte gevolgen van het Nederlandse kolonialisme in Azië, Afrika, Noord- en Zuid-Amerika.
Om hun documentaireplannen te promoten, verschijnen de initiatiefnemers, maar ook Ton Roos, op het moment regelmatig in de media. Op 27 mei waren ze te gast bij de EO-radio. Voor meer informatie, kijk op de website van de documentairemakers. In de Provinciale Zeeuwse Courant van 9 mei 2013 verscheen een artikel met de titel ‘Het Zeeuws in Brazilië is bijna dood’. Op Youtube is trouwens een overzicht te vinden van de namen van de Zeeuwse emigranten.