Op weg naar Monte Alegre (3)

Na Recife legde de “Aphard” aan in Barra een voorstad van Salvador de Bahia. Daar gingen enkele pioniers aan wal en kochten ze op de markt een grote tros bananen. Ook kregen de kolonisten van Monte Alegre te horen dat hun reisplannen waren gewijzigd. In Rio zou de zeereis eindigen en niet in Santos, zoals de bedoeling was. Ook hier keken de pioniers hun ogen uit.

Salvador de Bahia

De straatjes van Bara waren tamelijk vies. Een ‘ophaaldienst’ kent men er blijkbaar niet. De bevolking toonde een grote belangstelling voor ons. Men wenkte elkaar om toch eens te komen kijken naar die rare vreemdelingen. De mensen bleven staan op straat, of bogen zich uit de ramen en als er een tram voorbij rammelde, hing men naar buiten om ons toch maar goed te zien. Zelfs zag ik een dame voor een venster van verbazing de handen in elkaar slaan. Ook de jeugd liep ons na.
Wat was de oorzaak van dit alles? Als het ’s zomers in Nederland warm is, dan lopen de jongens, tenminste jongens van tien tot vijftien jaar, veel in korte broeken. Toen we nu de stad in wandelden, was het behoorlijk warm en de jongens hadden heel gewoon hun korte broeken aangetrokken, waar hun lange, blote benen uitstaken. En dat was voor de inwoners van Bara blijkbaar een heel gek gezicht. We hebben ons er maar niets van aangetrokken.

In Bara hebben we ook voor het eerst contact gehad met de Braziliaanse handelswereld. Dat ging zo. We liepen door de straten van Bara terug naar de boot. De vrouwen en de jongste kinderen waren vanwege de warmte aan boord gebleven. Wij wilden wel iets meenemen om ze te verrassen. Nu hadden we in Bara vele trossen bananen gezien. Dat leek ons wel een geschikt cadeau. Te meer, omdat we er zelf ook wel trek in hadden. Dus begonnen we, schoorvoetend en met grote voorzichtigheid, onze eerste transactie op het gebied van de handel.
Dat ging ongeveer als volgt. Op een hoek van een straat stond een boom. In de schaduw van die boom stonden een man en een vrouw, Brazilianen, elk met een mand bananen voor zich, die ze wilden verkopen. Eén van ons wees met zijn vinger naar de bananen. De verkoper begreep het. Er viel te handelen. Een trosje bananen ging de hoogte in. De koper vroeg wat. De verkoper trok met zijn schouders. Eén van de kopers zei weer wat: “Preço”. Dat werd begrepen. De verkoper noemde een getal, dat wij weer niet verstonden. De vingers moesten er bij te pas komen. Toen snapten we het. Zoveel bananen voor zoveel cruzeiros. Maar de candidaat-kopers hadden niet veel cruzeiros en wilden die graag in hun bezit houden. Eén van de kopers zei: “No cruzeiros”. Een ander stak zijn hand in de zak en haalde een doosje sigaretten te voorschijn. Hij hield dit de verkoopster voor en beduidde: “Zoveel bananen voor één doosje”. De vrouw hapte niet toe, maar één der omstanders ‑ er waren heel wat mensen komen toelopen ‑ bemoeide zich nu met de zaak. Hij praatte in rap Braziliaans met de vrouw. Anderen mengden zich er ook in en er kwam heel wat leven in de brouwerij.
Wij Nederlanders zeiden maar niets. Eindelijk beduidde de tussenpersoon, dat de koop doorging. En in zeer korte tijd was de mand van de Braziliaanse leeg en de armen van de Hollanders vol. Tevreden trokken wij af met onze bananen. Tevreden bleven de Brazilianen staan. Luid praatten ze en lachten, de oude vrouw het meest. Had ze de Nederlanders ‘een been uitgetrokken?’ Ik weet het niet. Maar wel weet ik, dat er wederzijdse tevredenheid bestond en dat onze vrouwen en kinderen ook heel blij waren met het geschenk. Eén van de kinderen kwam ook nog met een lekkere ananas aandragen, die het gekregen had van een bootwerker.

Een andere verrassing, die we nu juist niet zo leuk vonden, kregen we in Bara. We hadden passage geboekt tot Santos, daar dit de haven was, die het dichtst bij onze toekomstige woonplaats lag. Maar die boot lag in Bara nog niet aan de kade, toen de hofmeester bij me kwam met de tijding: “Uw groep moet niet in Santos, maar in Rio ontschepen. Dit bericht is binnengekomen met de agent van de maatschappij in opdracht van de Nederlandse legatie te Rio”. Waarvoor was dit nu nodig? De hofmeester wist het niet. We zouden het vanzelf gewaar worden en legden ons er maar rustig bij neer.
De beide laatste dagen, voor we in Rio waren, werden hoofdzakelijk gevuld met wassen, boenen en pakken. We verkeerden wel wat in spanning, want in Rio zouden we voorgoed afscheid nemen van Nederland. Op de boot immers waren we feitelijk nog voortdurend in een stukje Nederland. Dat zou nu afgelopen zijn.
Dinsdag 13 December 1949, tegen de avond, kwam Rio in zicht. Of liever, de hoge rotsen, die hier tot aan de zee reiken. Van heel ver zagen we al het zogenaamde ‘Suikerbrood’, een geweldig hoge uit de zee oprijzende rots in de vorm van een suikerbrood. Daarachter zagen we een nog hoger rotsgebergte met boven op de top een Christusbeeld. Volgens sommige schrijvers moest dat beeld op degenen, die het voor het eerst zagen, een geweldige indruk maken. Op ons was dit echter niet het geval. Wel waren we diep onder de indruk van de ontzaglijke berggevaarten, waar de grote hotels aan de voet maar lucifersdoosjes bij waren. Daar wordt men werkelijk stil van. En dan ziet men niet meer dat beeld, het werk van mensenhanden, maar alleen het werk van de grote Schepper aller dingen.

Leblon, Rio de Janeiro

Langzaam stoomde de ‘Alphard’ tussen de rotsen door de haven binnen. De pioniers keken hun ogen uit. Rio is een mooie stad en de omgeving is prachtig. We zouden die avond niet meer van boord gaan, daar het al laat geworden was en er nog heel wat formaliteiten te vervullen waren. Na een eind doorgevaren te zijn, zodat de ‘Alphard’ in het midden van de haven lag, ratelden de ankers naar beneden en weldra lag de boot stil. De eerste havenautoriteiten kwamen al spoedig aan boord. En weldra volgden er meer.
Allereerst kregen we te doen met de gezondheidsdienst. Een dokter met zijn helpers keek de gezondheidsverklaringen na en eveneens de pokkenbriefjes. Degenen, die hun pokkenbriefje niet zo gauw konden vinden, stroopten de mouwen maar even omhoog en lieten de littekens van de inenting als bewijs zien. Dat was voor de dokter een even goed bewijs, want de pokkenbriefjes kon hij toch ook niet lezen. De volgende afdeling was het nazien van de paspoorten en de verdere papieren. Nadat ook dat in orde bevonden was, kregen we nog één afdeling. Er moesten nog ‘een paar’ vingerafdrukken gemaakt worden. Slechts tweeëntwintig voor ieder persoon boven de achttien jaar. Dat ging dus nogal….


Een gedachte over “Op weg naar Monte Alegre (3)

  1. Emo Bos Beantwoorden

    Boeiend.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *