Een korte geschiedenis van Holambra (II)

Voorafgaande aan mijn oude Holambra-boek, waarvan ik een nieuwe editie aan het voorbereiden ben, werd in 1989 mijn doctoraalscriptie ‘Met kompas emigreren’ gepubliceerd. Hierin beschreef ik reeds de belangrijkste ontwikkelingen rond Holambra gedurende de moeilijke beginjaren. Het tweede deel van deze korte geschiedenis beschrijft de moeilijkheden en het aantreden van regeringscommissaris Charles Hogenboom. Voor wie mijn scriptie nog eens na wil lezen, die kan hier de [pdf] vinden. De inleiding van ‘Met kompas emigreren’ is ook te lezen op mijn website www.marismits.nl.

De berichten over de financiële moeilijkheden waarin de Cooperativa Holambra verkeerde, vormden voor de Nederlandse regering de aanleiding om in augustus 1950 een commissie naar Brazilië te sturen om een onderzoek te doen naar de situatie op Holambra. Deze Commissie Van Roggen-Van Waveren concludeerde dat de Cooperativa Holambra niet in staat was haar schulden te betalen. Met de middelen waarover de kolonie beschikte, was het onmogelijk om de opzet en exploitatie te verwezenlijken. De leiding had nagelaten zich voldoende rekenschap te geven van de voor landbouw en veeteelt van de Nederlandse situatie afwijkende omstandigheden. Verder was er sprake van een gebrek aan administratie en aan ervaring in het beheer van de kolonie. De kolonie zou pas kunnen renderen in 1952-53 als aan bepaalde voorwaarden zou worden voldaan. Deze waren: (1) dat de coöperatie voor de jaren 1951-52 zou kunnen beschikken over 12 miljoen cruzeiros of 2,5 miljoen gulden, (2) dat de leiding vervangen zou worden door een bestuur met meer organisatorisch en commercieel inzicht, (3) dat er voorlopig geen nieuwe emigratie zou plaatsvinden en ( 4) dat er regelmatige controle zou komen over het door de leiding gevoerde beleid.

Fazendahuis, in gebruik als klooster van de zusters
Fazendahuis, in gebruik als klooster van de zusters

De behandeling van het rapport in het parlement leidde tot de conclusie dat liquidatie van Holambra noch de belangen van de kolonisten noch de Nederlandse belangen in Brazilië zou dienen. De Nederlandse regering stelde daarom ook voor een lening groot 2,5 miljoen gulden ter beschikking gesteld door onder andere de Centrale Coöperatieve Boerenleenbank te verstrekken, die door de Nederlandse overheid voor 90% werd gegarandeerd. De KNBTB zou instaan voor de overige 10%. Daarnaast zou een regeringscommissaris worden aangesteld die ter plaatse de belangen van de Nederlandse regering zou behartigen. Deze diende. met als uitgangspunt bet rapport Van Roggen-Van Waveren, na te gaan welke juridische en economische reorganisatie diende te worden uitgevoerd teneinde een bedrijfsvoering te verkrijgen waardoor het mogelijk zou worden met een minimum aan verdere investeringen de kolonie zo snel mogelijk renderend te maken.

Als regeringscommissaris werd voorgesteld C.J.J. Hogenboom. Deze was eerder werkzaam geweest bij de Senembang-maatschappij, waarvoor hij jarenlang in Nederlands-Indië verbleef. Hij was een totaal ander persoon dan Heymeijer. Heymeijer was een idealist die serieus getracht heeft zijn ideaal van een nieuwe gemeenschap te realiseren, maar hij maakte daarbij één grote fout: zo’n gemeenschap bestaat uit mensen met ieder een eigen karakter. Het bleek onmogelijk boeren, gewend als zij waren om zelfstandig te werken, te laten samenwerken binnen coöperatief verband, waarbij de resultaten niet direct zichtbaar werden. Toen de samenwerking steeds stroever bleek te verlopen, kwam ook Heymeijer tot de conclusie dat het tijdperk van idealistisch coöpereren (Van der Mast vergeleek dit systeem met dat van een Russische kolchoz) zo spoedig mogelijk moest worden beëindigd. Heymeijer was geen organisator. Door de zwakte van zijn leiding ging vaak onnodig kapitaal verloren. Hogenboom daarentegen was een uitstekend organisator die in de gestelde omstandigheden de vereiste maatregelen wist te nemen. De aan hem opgedragen taak Holambra te reorganiseren zodat het geheel rendement zou gaan opleveren wist hij dan ook volledig waar te maken. Zijn beleid was echter hard en niet altijd even tactvol. Talloze emigranten voelden zich in de eerste jaren van Hogenbooms bewind, omdat zij geen vertrouwen hadden in zijn saneringsbeleid, genoodzaakt met achterlating van een groot deel van hun kapitaal, Holambra te verlaten.
Alvorens verder te spreken over het bewind-Hogenboom is het noodzakelijk nog even stil te staan bij de gemaakte fouten, voor zover ze in het voorafgaande nog niet zijn besproken. Reeds bij de selectie van de emigranten werden fouten gemaakt. Zo emigreerden er teveel grote gezinnen met kleine kinderen, waardoor het produktieve element in de kolonie erg smal was. Daarnaast bestonden er grote verschillen in ingebracht kapitaal. Naast rijke boeren konden ook boeren emigreren met geringe kapitaalinbreng, alsmede mensen met beperkte kennis van de landbouw. Het kostte veel moeite, wegens het gekozen coöperatieve systeem, voldoende grote boeren te interesseren voor Holambra. Volgens Hack had dit tot gevolg dat ook boeren werden toegelaten die zich verrijkt hadden tijdens de bezetting, die echter gezien hun mentaliteit, niet geschikt waren voor het coöperatief werken.

HogenboomHogenboom werd naar Holambra gezonden met uitgebreide bevoegdheden. Hij zou de hoogste autoriteit worden, waarbij de coöperatie alle steun en medewerking zou verlenen voor het uitvoeren van de aan hem opgedragen taak. Verder zou er geen enkel besluit worden genomen of uitgevoerd, voordat Hogenboom daartoe machtiging had verleend. Naar de mening van Hogenboom was er bij aankomst sprake van een gezagscrisis. Volgens hem lieten velen, toen hij zich in juni 1951 definitief vestigde op Holambra, blijken blij te zijn met zijn terugkeer (reeds in het begin van dat jaar was hij op Holambra om een inventarisatie te maken van de toestand op de kolonie). Hogenboom voerde de noodzakelijke reorganisatie met straffe hand door. Aan de heersende wantoestanden werd een einde gemaakt. Niet alle emigranten konden zich evenwel verenigen met de wijze waarop Hogenboom Zijn reorganisatie doorzette. Enkele van hen verklaarden in geen geval “met die koeliedrijver” in zee te willen gaan en zegden hun lidmaatschap van de coöperatie op. Volgens Hogenboom maakten enkelen zich schuldig aan het clandestien verhandelen van goederen die toebehoorden aan de coöperatie. In juli 1951 vertrokken vier families naar Não Me Toque, gelegen in de zuidelijke staat Rio Grande do Sul en vormden daar, tezamen met een drietal Gelderse emigranten die zich daar reeds bevonden, het begin van een nieuwe kolonie die voornamelijk gevormd zou worden door voormalige Holambra-emigranten. In augustus vertrokken nog eens twee families naar Não Me Toque.

Toen Hogenboom in juni 1951 aankwam bleek de financiële situatie uiterst zorgelijk te zijn geworden. Er was nauwelijks geld meer aanwezig voor het dagelijkse levensonderhoud. Hogenboom zond dan ook een telegram waarin dringend gevraagd werd om de eerste f 550.000,- over te maken “aangezien géén, herhaal, geen middelen meer aanwezig zijn”. Door het aangaan van de nieuwe lening was het noodzakelijk geworden dat de kolonisten een nieuwe overeenkomst met de coöperatie tekenden. Dit nieuwe contract, opgesteld in het Nederlands, werd in november 1951 aan de leden van de coöperatie voorgelegd. Hoewel aanvankelijk een aanzienlijk deel van de leden weigerde te tekenen, wist de leiding uiteindelijk de meeste boeren ertoe te bewegen dit nieuwe contract, waarin het eigendomsrecht van het eigen bedrijf na een periode van elf jaar in het vooruitzicht werd gesteld, te ondertekenen. Boeren die weigerden te tekenen, konden niet meer rekenen op crediet van de coöperatie. Door deze maatregel werd de ‘zwarte’ handel buiten de coöperatie om nog verder aangewakkerd.

Hogenboom was naar Holambra gekomen als regeringscommissaris en gemachtigde van de KNBTB om de zakelijke belangen van de Nederlandse staat en van de bond waar te nemen door het uitvoeren van de noodzakelijke reorganisatie. Heymeijer werkte aanvankelijk als voorzitter van de coöperatie mee aan het reorganisatiebeleid van Hogenboom. In januari 1952 droeg hij het voorzitterschap over aan Hogenboom, maar bleef nog aan als bestuurslid. In het midden van 1952 kwamen Heymeijer en Hogenboom steeds meer tegenover elkaar te staan, hetgeen ertoe leidde dat Heymeijer vanaf 8 oktober 1952 geheel buiten de leiding kwam te staan en zich schaarde onder de critici van Hogenbooms bikkelharde reorganisatiebeleid, die aandrongen op interventie vanuit Nederland. Heymeijer verbleef nog enige tijd op Ribeirão, maar moest het stellen zonder de vergoeding die hij voorheen als bestuurslid van de coöperatie mocht ontvangen. Volgens mgr. Hanssen, die in die tijd talloze brieven ontving vanuit Brazilië, had hij een aanbod om naar Canada te gaan afgeslagen. Heymeijer keerde in 1953 gedesillusioneerd terug naar Nederland. Het KNBTB-bestuur toonde zich bereid, omdat men zich wegens het verleden niet kon distantiëren van Heymeijer, hem tijdelijk op te vangen maar wilde hem onder geen beding meer in dienst nemen. Heymeijer was uitgerangeerd.

Lees verder in deel III.


Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *