De eerste uit Zuid-Limburg

Onlangs kreeg ik een reactie van iemand die in de krantendatabase Delpher was gestuit op het de term “Nieuw Bieze”, dat zou moeten slaan op een Nederlandse gemeenschap in Brazilië. De term kwam voor in een artikel in het Limburgs Dagblad van 23 februari 1949 waarin Albert Josef Souren uit Schaesberg vertelt over zijn aanstaande emigratie. Ook al lag de grote boerderij van zijn ouders nog vrij in het landschap, hij wilde vrij zijn en zocht daarom met zijn kersverse echtgenote een nieuwe toekomst in Brazilië.

Boerderij De Rouenhof. Foto: Heemkundevereniging Landgraaf

Jonge boer uit Schaesberg als pionier naar het verre Brazilië

SCHAESBERG, 22 Febr. –  De Rouenhof in Schaesberg ligt waar een boerenhof liggen moet: midden tussen de landerijen en fruitweiden in het vrije veld. Want de boer moet dicht bij zijn werk zijn. Een lange weg is maar tijdverspilling en tijd kost duur geld. Op deze jonge februarimorgen trekken dampende paarden zware mestkarren door de akkers en brommen tractors tegen de steilste ruggen van de heuvels. In de weiden worden de fruitbomen vakkundig gesnoeid en de takken, die een goede “lichaamsbouw” van de boom in de weg staan, worden afgezaagd of afgeknipt. Door de graslanden gaat, wijdbeens stappend, de zaaier, die kunstmest gooit op de dorre grasmat. De jonge veulens grasduinen wat tussen de gele “schroeven” en dartelen rond de zaaier. Deze paardenjeugd vindt het paardenleven in zo’n lenteweer de moeite waard om geleefd te worden. De tuinman heeft zijn gereedschap, dat blank geschuurd doorwinterde, van de haak genomen en een scherpe snede aan de spade gewet. Hij spit nu de zwarte grond en ziet met welbehagen de vette rosige wormen kronkelen door de aardkluiten. De grond heeft deze bewoners, die zorgen voor de luchtverversing, nodig. Zo komt de hele boerderij ln beweging. Want de boer heeft “verordonneerd” dat als het weer zo blijft, de aarde spoedig moet worden opgescheurd. Daarom wordt de bodemvoeding ­­– de mest – op de landerijen klaar gelegd en de allerbeste zaden gereed gemaakt. De winter Is voorbij. De tijd van werken, maar ook van leven is gekomen.

Nederlands vee onder tropische zon
Bij vader Souren zal een der jongens deze lente niet op zijn post verschijnen. Albert Jos. Souren is echter geen deserteur. Integendeel. Juist omdat hij boer wil blijven, gaat hij scheiden van Rouenhof. Deze grote boerderij – en ook geen andere – biedt plaats en ruimte voor 5 boerengezinnen. De oudste jongen zit reeds op een andere doening. De tweede zal hier blijven. En Albert Jozef? Hij zit krachtig en fors en zielsgelukkig voor ons in zijn ouderlijk huis? Woensdag is hij getrouwd en de veranderde levensomstandigheden doen hem het leven licht schijnen.

Albert Josef Souren

Twee gewichtige stappen
“Ik moest deze maand twee gewichtige stappen doen.” zegt hij, “trouwen en naar Brazilië gaan. Ik heb op beide vragen luidop “ja” geantwoord. Hier is voor ons jonge boeren geen toekomst. Elke duimbreed grond is bezet en de boerderijen gaan practisch naar de eerstgeboren zoon. Elk jaar gaan honderden ha. cultuurgrond aan de industrie verloren. Ik ben niet tegen industrialisatie als deze meehelpt om ons land uit de put te helpen. Hoe hoog ik de arbeid ook schat in de mijn of de fabriek, ik wil een eigen bedrijf hebben en vrij zijn. Ik kan de zon niet missen en de geur van de grond. Ik wil de dreunende stap van de paarden horen of het gegrom van de tractor op de akker. Ik wil de glanzende koeienlijven zien in de wei.”

Souren is de eerste jonge boer in Zuid-Limburg, die de sprong naar Brazilië waagt. Hij heeft zich reeds lang aangemeld en toen een vorig jaar Miltenburg en Cruijsen onder auspiciën van de K.N.B.T.B. konden vertrekken, was Albert Jos. toch wel jaloers. Deze jaloersheid was weldra over toen hij hoorde, dat hij in 1949 aan de beurt zou komen. Donderdag 24 Februari vertrekken hij en zijn jonge vrouw, Cornelia Maria Cremers van Leenhof, met de “Alphard” via Rotterdam naar Brazilië. Souren kent de route al van buiten. Van Rotterdam gaat het schip naar Lissabon, vervolgens naar Madeira of de Canarische eilanden. Vermoedelijk doet de “Alphard” ook Rio de Janeiro aan. De emigranten zullen in Santos aan land gaan.
Dan gaan we met de trein via São Paulo naar Campinas. Van hieruit wordt de tocht met wagens gemaakt naar Nieuw Bieze [Fazenda Ribeirão, M.S.]. Dit is de plaats, waar de Nederlandse kolonie gevestigd wordt. We gaan bij deze uitzending met z’n veertigen.”

Eén van de eerste honderd
Albert Josef is trots dat hij bij de eerste 100 behoort, die in het nieuwe stukje “Nederland over de zee” zich zullen vestigen. Hij weet, dat de mouwen daarginds steeds opgestroopt zullen moeten blijven en dat Brazilië nog geen gebraden duiven kent, die daar zo maar rondvliegen. Al zijn kennis, al zijn kracht zal hij naast en achter die van zijn kameraden moeten stellen, om samen een nieuwe toekomst te bouwen. “De grondbasis van ons bestaan aldaar”, zo vertelt hij ernstig, “zal de zuivel zijn. Het is daarom van zoveel waarde, dat er reeds Nederlands vee is en dat er nu ook vee meegaat. Ook zal gebruiksvee voor de handel worden gefokt. De kippenhouderij en de tuinbouw bieden ook wel perspectieven. De verbouw van koffie zal niet worden voortgezet, wel de maïsteelt.”

Cornelia Souren-Cremers

Dan verhaalt hij – hij is al thuis in Brazilië – dat het gedeelte, waar zij zich vestigen, bergachtig is en veel op Zuid- Limburg lijkt. De wegen zijn er slecht en fietsen kunnen er geen dienst doen. “Wij zullen alles doen op coöperatieve grondslag. Er wordt de kern van een dorp gebouwd met een kerk, een school en winkels. De nieuwe boerderijen zullen verspreid liggen in het veld. Ook zal er een zuivelfabriek verrijzen. De werkzaamheden zullen gezamenlijk worden verricht. Een gedeelte van het loon wordt uitbetaald. De rest wordt in de familiepot gestopt. Pootaardappelen uit Nederland zitten er reeds in de grond en wij zullen ook proeven nemen met rogge en tarwe.”

Of het lukt? De jonge Souren haalt de schouders op. Als dat tegenslaat, zullen ze iets anders proberen, tot ze succes hebben. De stad Campinas ­– 150.000 inwoners – ligt slechts op 35 km afstand. Het dichtstbijzijnde missiestation “Mogi Mirim” bereikt men in twee uur gaans.

“Vader vindt het erg, dat ik ga. Maar hij is boer in hart en nieren. Hij weet me in goede hoede – rector Sijen gaat ook mee – en ziet me ’t liefst als boer. En mijn vrouw?”

“Ik ga graag,” besluit deze. “Ik zal het huishouden doen en de koeien melken. Goede mensen, mensen die het goede willen komen overal terecht”

Goede reis, aardig gespan Rouenhof en Geleenhof. Goede vaart en een behouden wacht in jullie nieuwe vaderland!

 

 


Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *