Naar aanleiding van het artikel in het weekblad Peel en Maas, dat behoorlijke voorlichting over de Fazenda Ribeirão wel was te krijgen, klommen enkele Venrayse emigranten, die inmiddels de Fazenda hadden verlaten in de pen om hun visie op het gebeuren op te tekenen. In het artikel, dat op 28 november 1953 in het weekblad verscheen, gingen zij ook uitvoerig in op de vestiging van voormalige Holambra-emigranten in Não Me Toque in de zuidelijke deelstaat Rio Grande do Sul.

We zouden graag zien, dat U ons ook eens aan het woord laat over de in Uw blad behandelde kwesties over de emigratie naar Brazilië en speciaal over de kwestie Fazenda Ribeirão. Wij menen op grond van onze ervaringen hierover ook het een en ander te kunnen vertellen. Dit kan dan tevens dienen tot rechtzetting van verschillende feiten, maar heeft als hoofddoel een behoorlijke voorlichting aan aspirant-emigranten voor Brazilië.
Zoals u allen bekend is, zijn ongeveer 5 jaren geleden 7 Venrayse families naar Brazilië geëmigreerd, nl. de families Lamers, Van Ass, Spreeuwenberg, allen uit Ysselsteyn, Jan en Toon Michels, Volen, Nabuurs van het Veulen en Philipsen uit Oirlo. Van deze families is alleen Johan Nabuurs nog op de Fazenda gebleven. Nu zal elke Venrayenaar zich toch wel afvragen, waarom zijn al deze mensen, die u allen wel zult kennen, vertrokken? Waarom wij vertrokken zijn, zullen wij trachten u zo goed mogelijk uit te leggen.
De toestand op de Fazenda

Door verschillende oorzaken stond de Fazenda Ribeirão voor een faillissement, en wel om de volgende redenen. Ten eerste, veel te groots van opzet, met als gevolg geweldige uitgaven die niet leiden tot rechtstreekse productie. Ten tweede, het coöperatieve stelsel veel te ver doorgevoerd, met als gevolg, noodzakelijke grote administratieve arbeid, die ieder lid minstens tweehonderd gulden per maand kostte en uitschakeling van het particuliere initiatief. Ten derde, het dictatoriale optreden van de toenmalige leider, zodat het onmogelijk was van koers te veranderen vóór het reeds te laat was. Ten vierde, veel te weinig gebruik maken van de gegevens en voorlichtingen van het landbouwkundig proefstation in Campinas, en raadgevingen van bekwame Braziliaanse boeren uit de naaste omgeving.
Dit zijn in het kort de voornaamste punten waarom deze onderneming niet kon slagen. Vele emigranten waren radeloos en wanhopig. Er was voor ons nog een lichtpunt, nl. mogelijke hulp uit het vaderland. Hierdoor kunt u ook begrijpen dat uit onze brieven de hopeloze toestand niet viel op te merken, want als wij hulp wilden krijgen uit Holland, dan maar doen alsof alles koek en ei was. Zo werd het ons steeds voorgehouden, want indien men in de Kamer zou weten, hoe de toestand werkelijk was, hadden we geen schijn van kans. Dus maar optimistische brieven schrijven.
En werkelijk we kregen hulp in de vorm van een lening van twee en half miljoen. Eigenlijk was het toen al te laat. Het kalf was al meer dan half verdronken, toen men de put voor de helft dempte. Met die lening kregen we ook de heer Hogenboom, die de zaak wel eens op z’n poten zou zetten. Als het niet goedschiks zou gaan, dan kwaadschiks. “Wie zich niet bindend wou onderwerpen kon vertrekken of moest vertrekken. Men kon gaan als men wou, men was helemaal vrij,” zei Hogenboom op een vergadering. Natuurlijk vertrouwende op de hulpeloosheid van de leden, van wie de meesten nog staatarm waren. En velen nog geen Portugees spraken. De meesten onder ons hadden dan ook allang door, dat we van de regen in de drup waren beland. Maar dit stond bij allen bijna vast: als ik maar wat geld in handen heb, poets ik de plaat.

Contracten
We moesten eerst een stuk ondertekenen, dat iedereen verplicht was, te kopen en te verkopen door bemiddeling der coöperatie, waarbij werd voorop gesteld 15 pct. voor de coöperatie, plus aftrek van onkosten. Zo ontvingen boeren, die hun eieren leverden aan de coöperatie, veel minder als de opkopers betaalden, die ze afhaalden aan huis. Dan moest nog een contract getekend worden, een soort pachtcontract, dat zo zwaar en onmogelijk was als een doodvonnis. Dit contract luidde eerst aldus: men moest ongeveer tien tot twaalf jaar lang plus minus 3000 cruzeiros per jaar opbrengen per hectare, wat tegen de toenmalige koers ongeveer 600 gulden uitmaakte. Dit contract is nadien verschillende malen gewijzigd, omdat niemand er bijna voor voelde dit stuk te tekenen.
Er waren in die tijd ongeveer 25 zelfstandige boeren. Van het gezegde van de heer Hogenboom “men kan gaan als men wil, we houden hier niemand vast”, maakten al spoedig zes leden gebruik om te vertrekken. Dit waren allen zelfstandige boeren die een weinig kapitaal hadden. De Fazenda was toen in 1951 al voor twee derde leeggelopen, als de heer Hogenboom niet alles in het werk had gesteld, om zijn eerste gezegde ongedaan te maken en het vertrek zo veel mogelijk te bemoeilijken en te verhinderen.
Trouwens de meesten konden niet weg vanwege gebrek aan financiën. Deze zes families trokken allen naar de staat Rio Grande do Sul en vestigden zich bij het stadje Não-Me-Toque, waar reeds enige Hollanders woonden. Er was daar een gymnasium van de Hollandse paters Franciscanen, die in Venray zo goed bekend zijn. De bevolking was er voor 80 pct. Duitsers, in Brazilië geboren, zodat men er ook veel meer Europese cultuur en gebruiken aantrof, waaraan wij Hollanders gewend zijn.
Op de Fazenda bleef het toen ongeveer een jaar vrij kalm. Enige leden waren, ondanks gemis aan kapitaal toch nog naar elders vertrokken. Maar toen kwam het bewuste contract weer op de proppen. Een kleine groep kon men tot tekenen overhalen. Maar het gros weigerde beslist. Deken Bemelmans zou u over die toestand meer kunnen vertellen. Met mooie woorden, beloften en dreigementen werd er geprobeerd de leden dit stuk te doen tekenen. En werkelijk een gedeelte van deze bijna radeloos geworden mensen tekenden het contract. Velen zeiden: het kan me ook niets meer schelen, wat er met mij gebeurt. Verder werden nieuwe emigranten uit Holland aangevoerd, om de groep der getekenden te versterken.
Dwang
Het was in die dagen op de Fazenda nog erger dan in de Duitse bezettingstijd. Razzia’s, door politie huiszoekingen, arrestaties, zelfs laffe aanrandingen van Fazenda-bewoners door Hogenboom’s “Grüne Polizei”, zelfs zware mishandelingen kwamen er voor. Er werd van alles geprobeerd, om de niet getekenden tot tekenen te dwingen, of de Fazenda met achterlating van heel hun bezit te verlaten.
Degenen, die weigerden om te tekenen hadden echter ook niet stil gezeten en van hun advocaat vernomen, dat de heer Hogenboom daartoe de macht en het recht miste. Tenslotte wonnen zij deze strijd in zoverre, dat ze vrij konden vertrekken, als ze maar niet meer meenamen dan ze nog bezaten, of als ze hun bedrijf konden overdoen aan andere gegadigden. Velen hebben dat dan ook gedaan en verkochten hun bedrijf voor een appel en een ei en vertrokken van de Fazenda. Een groep van twaalf vestigde zich, onder leiding van de ook u bekende pater Strooband in de staat Paraná. De overigen trokken bijna allen naar Não-Me-Toque, waar thans een groep van dertig oud-Fazendabewoners samen een hechte gemeenschap vormen. Er is daar thans ook een coöperatie gesticht, samen met enkele Duits-Brazilianen.
Degenen, die hier in 1951 zijn aangekomen maken het allen goed, ja sommigen zelfs zeer goed. De regering kijkt dan ook met bewondering neer op hetgeen er door deze Hollanders wordt gepresteerd op het gebied van de landbouw. Ook de groep in Paraná maakt het goed en stichtte ook reeds een coöperatie.
Juiste gegevens

In Holland zegt men dat de narigheid ontstaan is o.a. door de slechte financiële toestand van de Fazenda in het begin. Maar nog nooit is een coöperatie onder zulke gunstige omstandigheden begonnen, als de Fazenda Ribeirão. Al die leden hadden hun bezittingen in geld of inventaris in deze coöperatie gestoken. En er waren erbij van zeventig, tachtig en zelfs ver over de honderdduizend gulden. Daarbij gaf de staat São Paulo nog honderdduizend cruzeiros per lid, wat toch ook nog 15 tot 20.000 gulden betekent. Later werd er door de Hollandse regering nog een crediet verstrekt van twee en een half miljoen gulden. Bovendien is de Fazenda gekocht op zeer gunstige betalingscondities.
Een ander argument is, dat de boeren zelfstandigheid gewend zijnde, zich hier niet konden aanpassen. Dat het voor een boer, die jaren lang zelfstandig gewerkt heeft niet meevalt zich de wet te laten voorschrijven, is begrijpelijk, als die boer zijn zuur verdiend geld op zo’n oneconomische wijze ziet verknoeien.
Het aantal vertrokken boeren wordt in Holland ofwel verdraaid, ofwel doodgezwegen. Maar het wil toch wel zeggen, als volgens nauwkeurig bijgehouden statistiek, op heden van de Fazenda vertrokken: 67 leden, gehuwd of ongehuwd, een totaal van 325 personen, waarvan 60 een bedrijf voerden of daar spoedig voor in aanmerking kwamen. Verder zijn nog naar elders vertrokken: 25 niet-leden, gehuwd of ongehuwd, samen 51 personen. Dit geeft een totaal van 376 personen. Op 23 mei j.l. waren op de Fazenda of op weg daarheen 62 families, waarvan er 54 het Braziliaans contract getekend hadden. Tezamen 293 personen. Verder nog op de Fazenda aanwezige peronen zijn de Zeer Eerw. Pater, de Eerw. Zusters, kantoorpersoneel etc. tezamen 38 personen. Een totaal dus van 331 personen. Zo komen we tot de conclusie, dat een groter aantal personen de Fazenda verlaten hebben, dan er nu nog aanwezig zijn.
Opbrengsten

Over de opbrengsten hoort men fantastische cijfers. Deze uit 331 personen bestaande bevolking schijnt in Holland geboekt te staan voor 600, met een bezit aan kippen van 70.000 stuks. Deze 62 families zouden dus ieder 1100 kippen moeten hebben. Wat zeer twijfelachtig is. Ook al de andere cijfers zijn ver overdreven. Bv. een aardappeloogst van 20.000 kg. is daar nog nooit voortgekomen. Als men een gemiddelde opbrengst neemt van 6000 kg. is men beslist niet aan de lage kant.
Het is echter niet onze bedoeling om alles op de Fazenda te gaan afkammen, maar we willen u eenvoudig de waarheid doen toekomen. Wij, oud-Venrayenaren, raden u ten sterkste af, om onder de huidige voorwaarden lid te worden van de Cooperativa Holambra op de Fazenda Ribeirão. De voorwaarden dien men daar stelt door het bewuste contract zijn veel te zwaar. Natuurlijk zullen de lasten iets kleiner worden, als er meer mensen op de Fazenda komen. Maar dat er nog steeds met verlies gewerkt wordt, weten wij zeker.
Wil iemand naar de Fazenda emigreren, laat hij dan eerst inzage eisen van de contracten die hij moet tekenen en men houde er rekening mee, dat men de grond daar niet hoger mag daar niet hoger mag aanslaan, wat de financiële opbrengst betreft, dan gewone zandgrond in Holland.
Emigratie naar Brazilië
Voor iemand die geld heeft en naar Brazilië wil emigreren, raden we u Rio Grande do Sul aan, of Paraná. Maar nooit als enkeling. Emigreren is moeilijk, dat hebben we aan den lijve ondervonden. Als men geen geld heeft, blijf weg uit Brazilië, want arbeid wordt hier slecht betaald.
Iemand met geld en karakter, die wil werken, slaagt hier zeker en is er in enkele jaren bovenop. Vooral omdat hij het grote voordeel heeft van de ervaring opgedaan door zijn landgenoten. Er zijn hier goede scholen, doktoren en hospitalen. De wegen echter laten nogal iets te wensen over, maar er wordt aan de verbetering gewerkt. Het klimaat is goed. Er wordt hier in hoofdzaak tarwe, aardappelen, mais en mandioca geteeld. De weiden zijn slecht. Het land kost hier ongeveer 300 gulden per hectare. Wie inlichtingen wil hebben, wend u dan tot de voorzitter van onze coöperatie “Gaulanda”, den heer Jac. van Riel.
We hopen, dat u thans weet, hoe het uw land- en dorpsgenoten op de Fazenda is vergaan. Ook hopen wij, dat we hebben bijgedragen om de vraag te beantwoorden, van de aspirant-emigrant, die de waarheid zocht.
Vele groeten uw oud-dorpsgenoten.
H. van Ass,
M. Spreeuwenberg
J. Michels
A. Michels
Não-Me-Toque, Rio Grande do Sul, Brasil, 6-11-1953.
2 gedachten over ““Men kan gaan als men wil…””