In zijn derde brief aan het Indische weekblad De Bergcultures, welke op 22 januari 1938 in het blad verscheen, ging Roeland Vermeulen verder met zijn beschrijving van het leven op Carambeí. Hoewel hijzelf katholiek was en zijn dochter op een katholiek internaat in Ponta Grossa plaatste, was hij goed bevriend met de dominee van de kolonie, William Muller.
School, Kerk enz.
De kinderen der kolonisten ontvangen het hoogstnoodige Nederlandsche onderwijs in een schooltje, dat door de kolonie zelf werd gebouwd. Als leerkrachten zijn aanwezig een hoofdonderwijzer uit Nederland [1], terwijl de echtgenoote van den meester in de rechten, die vroeger onderwijzeres te Amsterdam was, eveneens les geeft. De verplichte vakken in het Portugeesch worden door eene onderwijzeres met akte Portugeesch gegeven. Aangezien wij persoonlijk wat het onderwijs betreft hoogere eischen stellen, deden we ons dochtertje van acht jaar op een R.K.-internaat van Duitsche Zusters te Ponta Grossa. Zij zal daar zeker onder Duitsche en Braziliaansche meisjes van goede familie èn het Duitsch èn het Braziliaansch grondig leeren, hetgeen hier wel een vereischte is, vooral voor de jeugd, die hier haar carrière wil zoeken. Het is voor ons ouderen een groot inconvenient [ongemak], als men geen Braziliaansch spreekt of verstaat. Dat ondervindt men telkens, als men in de steden vertoeft. Op Carambehy komt van deze studie vrijwel niets, omdat uitsluitend Hollandsch gesproken wordt en men slechts sporadisch Brazilianen ontmoet, zoodat de gelegenheid om de taal te leeren spreken practisch niet bestaat. Het R.K.-internaat te Ponta Grossa heeft een uitstekende reputatie, het is van eerste standing en er wordt goed onderwijs gegeven. De totale verpleegkosten, inclusief schoolgelden, boeken, baden, muzieklessen enz. bedragen voor ons dochtertje maandelijks slechts f 20 totaal, hetgeen dus wel heel billijk is.
Het meerendeel, der Nederlandsche kolonisten·is aangesloten bij de Ned.-Herv. Kerk-gemeenschap. De kolonie bezit een eigen kerkje·en de godsdienstoefeningen worden geleid door Ds. Muller, een humaan en hulpvaardig mensch, die zijn volle energie aan de koloniebelangen geeft, en die dan ook de algeheele sympathie geniet van zijn gemeente. Zijn houding en standpunt tegenover de andersdenkenden zijn hoogst sympathiek. Ook zijn eega verdient en geniet alle achting en is hier zeer bemind. Als oud-verpleegster staat zij iedereen en, op elk uur van den dag bij en bewijst zij groote diensten aan het algemeen belang. De Heer en Mevrouw Muller zijn een groote stuwkracht en van onschatbare waarde voor deze kolonie en het is dan ook te hopen, dat zij hunne krachten en energie nog vele jaren aan het koloniebelang zullen blijven wijden.
Het is een zeer gelukkig verschijnsel, dat de kolonie èn door de school èn door de kerk haar Nederlandsch karakter zoo zuiver bewaard heeft en zeker ook in staat zal zijn dit te blijven doen. Verscheidene jongens en meisjes komen reeds op huwbaren leeftijd en het is een verheugend feit, dat in den laatsten tijd meer nieuw bloed in de kolonie is gekomen, daar de onderlinge huwelijken der oorspronkelijke kolonisten, die veelal familie van elkaar waren, op den duur degeneratie van het ras tot gevolg zouden hebben.
Opzet voor nieuwe kolonisten, transportmiddelen enz.
Voor degenen, die van het landleven houden, is hier een rustig en tevreden bestaan te vinden, te meer, daar het klimaat zoo gezond is. Malaria noch mijnwormziekte of gele koorts komen hier voor. Wel wordt men hier in den zomer door zandvlooien geplaagd. Deze onaangename diertjes hebben de onhebbelijke gewoonte in de huid der voeten, liefst vlak bij of onder de nagels te dringen en daar hun eitjes te leggen. Gelukkig zijn ze er gemakkelijk uit te halen en krijgt men daarin snel de noodige routine. Door het dragen van hooge laarzen en het dagelijks controleeren der voeten kan men deze plaag tot een minimum beperken. Zoodra het kouder begint te worden verdwijnen de vlooien vanzelf.
Het beste transportmiddel in de kolonie is “paard” of “paard en wagen”. De kolonisten zijn in doorsnee uitstekende ruiters en kleine jongens en meisjes van 7 à 8 jaar rijden als volleerde circusartiesten. Zooals reeds werd beschreven is het land een mooi heuvelachtig grasland, afgewisseld door vlakten en doorsneden met vele grootere en kleine rivieren, waarlangs bosch groeit. De vergezichten zijn schitterend en de zonsondergang bij bewolkten hemel is inderdaad uniek.
De ervaring heeft geleerd, dat ca 50 ha voor een veehouder, die intensief wil werken (d.w.z. met aanleg van kunstweiden, voldoende bouwland voor maïs e.d., benevens groenvoer, boomgaard, groentetuin, aardappelenverbouw, pluim- en kleinvee o.a.) volkomen voldoende zijn. De werkkrachten zijn hier duur en schaarsch, vooral in vergelijking tot de normale uitgaven voor levensonderhoud. Men betaalt hier voor een boerenknecht met vrouw 300 milreis per maand, doch men is tevens verplicht voor deze menschen een eenvoudige woning te bouwen, welke op circa 4 à 5 conto’s komt te staan. Het aanbod is uiterst gering en men dient tevreden te zijn met hetgeen men krijgen kan. Dagloonen bedragen hier 10 milreis per dag. Dagelijks slaken we dan ook de verzuchting: “hadden we maar een paar onzer trouwe Javaantjes ter beschikking” en inderdaad . denken we met heimwee terug aan deze gewillige en vlijtige arbeidskrachten. Iedereen, die hier vooruit wil komen, moet zelf meewerken, zoowel de Heer als de Vrouw des huizes en dit is voor ons oud-Indischgasten wel een tegenstelling met de groote verwennerij in Indië.
Het leven hier heeft echter zijn groote bekoring en men went snel aan deze nieuwe leefwijze, welke geheel op Noord-Amerikaansche wijze is ingericht. De heerlijke “vrijheid”, welke men hier geniet, vergoedt zooveel, dat men de inconveniënten van het nieuwe bestaan gaarne op den koop toe neemt. Families met groote gezinnen zijn hier zeker op hun plaats, daar zoons en dochters door de personeelsschaarschte van groote waarde zijn. De oudste kolonisten-families tellen meestal 9 à 12 kinderen en zelfs meer en dat is in deze omgeving zeer normaal. De onderlinge samenleving is gezellig en men houdt op zijn tijd van een pretje. We maakten hier een picnic mede, waaraan oud en jong deelnamen en men amuseerde zich kostelijk.
Het Kerstfeest in de Kerk werd door oud en jong op eenvoudige, doch waardige wijze gevierd en wij hebben slechts bewondering voor hetgeen de promotors van dit mooie feest met bescheiden middelen bereikt hebben. De organisatie liet niets te wenschen over. Ook de a.s. groote gebeurtenis in ons Koninklijk Huis zal hier feestelijk worden gevierd [2]. Een feestcommissie is reeds doende het feest-programma voor te bereiden en als straks in het Moederland en in Ned.-Oost- en -West-Indië feest gevierd wordt, zal het handjevol oprechte Hollanders hier in de binnenlanden van Zuid-Brazilië zeker niet nalaten hunne beste wenschen uit te spreken en mee te jubelen ter eere der beminde Prinses en haar kindje…
Behalve de veeteelt en landbouw kunnen hier m.i. de varkensteelt, aardappelen en graangewassen en mogelijk ook de ricinuspittencultuur loonend beproefd worden. Daar de kunstmest vrijgesteld is van invoerrechten, is hij hier billijk te krijgen.
Belastingen en contributies
Wat belastingbetalen betreft, is het hier een dorado. We betalen hier geen andere directe belastingen dan uitsluitend grondbelasting, t.w. 300 reis (d.w.z. ± 4 Hollandsche centen) per ha grondbezit. That is all! Na onze ervaringen in Nederland en Ned.-Indië dus inderdaad een land van belofte.
Noten.
[1] Keimpe van der Meer.
[2] Vermeulen doelde hier op de a.s. bevalling van kroonprinses Juliana. Op 31 januari 1938 werd haar dochter prinses Beatrix geboren.