A viagem de imigração era, na maioria dos grupos, feito em navios de carga, com limitação de espaços para os passageiros, deixando-as comprimidas umas às outras e sem privacidade. O numero de cada grupo, variava até sessenta pessoas por viagem. E foi assim que eles estabeleceram seus primeiros contatos com os demais imigrantes, fazendo amizades durante as longas três semanas de travessia do Atlântico. A ajuda mútua era necessária nos momentos difíceis, pois muitos sentiram enjoos e estavam enfraquecidos pela fome. Após a primeira semana, a alimentação já se tornara pouca ou estragada.
Categorie: Holambra
Holambra (1): a conquista
Holambra você conhece?
Irei a partir de hoje, contar um pouco da história da colonização holandesa, em terras hoje conhecidas como Holambra. Contarei em partes, ilustrando com algumas fotos do acervo de meu pai, Wim Welle (1915-2004).
Convido você a conhecer ou relembrar um pouco dessa linda historia!
Catharine Welle Sitta
Achterhoekers emigreren naar Brazilië
Het vertrek van het eerste contingent emigranten naar de Fazenda Ribeirão in december 1948 trok veel aandacht in de Nederlandse pers. Elke krant had wel zijn eigen invalshoek om er over te schrijven. Het Twentse dagblad Tubantia ging ook op de Algenib kijken en sprak met de Achterhoekse emigranten.
Optimistische klanken uit Brazilië
Berichten en brieven uit de pionierstijd van Holambra zijn niet zo talrijk. Een enkele keer kom je er een tegen in de pers. Dat was ook het geval toen de Nederlandse krantensite Delpher onlangs werd verrijkt met het katholieke dagblad De Maasbode. Op 12 november 1948 publiceerde deze krant een brief waarin verslag werd gedaan van de situatie op de Fazenda Ribeirão voorafgaand aan de komst van de eerste grote groepen emigranten.
Fazenda “Holambra” rendeert uitstekend
In Brazilië hebben Nederlandse boeren een goede toekomst
Van 12 tot en met 16 september 1954 vond op kasteel Bouvigne te Breda een internationaal katholiek migratiecongres plaats. Tijdens dit congres, waar katholieke organisaties uit de hele wereld die betrokken waren bij de migratie- en bevolkingsproblematiek vertegenwoordigd waren, hield ook Charles Hogenboom, voorzitter van de coöperatie Holambra, een voordracht. Voor het Bredase dagblad De Stem was het aanleiding om een artikel te wijden aan het functioneren van de jonge emigrantengemeenschap Holambra en de aandacht die er was voor het vormingswerk op de fazenda.
Braziliaanse lof voor Nederlandse boeren
Kort nadat de negatieve berichtgeving over Holambra in de Nederlandse pers was opgedroogd, verschenen er in Nederlandse kranten weer positieve berichten. Eén van die kranten was het West-Brabantse dagblad De Stem, die op 9 december 1953 een artikel publiceerde waarin vooral de Braziliaanse bewondering voor het Nederlandse emigratieproject in Brazilië centraal stond. Terloops werd nog stil gestaan op bij een ingezonden brief in het Limburgse weekblad Peel en Maas. Maar, zo schreef de krant, daar trokken de boeren op de bloeiende Fazenda zich niets van aan.
Breeduit ligt het vruchtbare heuvellandschap van de Fazenda Ribeirão, de katholieke Nederlandse boerenkolonie, in de warme voorjaarszon. De trekkers hebben in dag- en nachtploegen de rode aarde gesneden, de boeren wierpen het zaad uit en daarna was het wachten op de regen. Met een onweersbui is de wasdomgevende regen uit Braziliaanse lucht komen vallen. De droppels dansten op de pannen van de witgekalkte huizen in het Fazenda-dorp, waar nu 900 mensen wonen, 612 emigranten in gezinsverband en 300 Brazilianen die bij de boeren op de Fazenda werken. Boeren uit Limburg en Brabant, uit Gelderland en Friesland, uit de Hollanden en Overijssel. meer “Braziliaanse lof voor Nederlandse boeren”
De eerste uit Zuid-Limburg
Onlangs kreeg ik een reactie van iemand die in de krantendatabase Delpher was gestuit op het de term “Nieuw Bieze”, dat zou moeten slaan op een Nederlandse gemeenschap in Brazilië. De term kwam voor in een artikel in het Limburgs Dagblad van 23 februari 1949 waarin Albert Josef Souren uit Schaesberg vertelt over zijn aanstaande emigratie. Ook al lag de grote boerderij van zijn ouders nog vrij in het landschap, hij wilde vrij zijn en zocht daarom met zijn kersverse echtgenote een nieuwe toekomst in Brazilië.
Bestaande kolonies behoeven aanvulling
Goede mogelijkheden voor doorzetters
In 1957 bezocht Prof. Jan de Quay, commissaris van de Koningin in Noord-Brabant en voorzitter van de Raad voor de Emigratie, het adviesorgaan van de Nederlandse regering, Brazilië om na te gaan hoe het ging met de Nederlandse landbouwkolonies in de deelstaten São Paulo en Paraná. Tijdens een bijeenkomst van de Katholieke Emigratie Stichting in Brabant deed hij hiervan verslag. Hier volgt het relaas van het dagblad De Tijd.
“Voor goed geselecteerde mensen biedt Brazilië in kolonies zoals Holambra goede mogelijkheden.” Tot deze conclusie voerde de Inleiding, die de Brabantse Commissaris der koningin, prof. dr. J. E. de Quay, donderdag heeft gehouden voor de Katholieke Emigratie Stichting voor de bisdommen Breda en Den Bosch.
Prof. De Quay, die vorig jaar een reis van drie weken door Brazilië heeft gemaakt, schetste Brazilië als een land, dat in al zijn aspecten verschilt van Nederland: het is katholiek, maar de godsdienstige beleving is heel anders; allerlei gewoonten en gebruiken wijken totaal af van de onze en de zon staat er in het noorden.
Hoe gaat het nu de Nederlanders, die naar dit land geëmigreerd zijn? Het was prof. De Quay gebleken, dat zij bij de Brazilianen een bijzonder goede naam hebben gekregen, ook bij de burgerlijke en kerkelijke autoriteiten. Waarschijnlijk is men zo op hen gesteld, omdat ze iets complementairs hebben. De waardering betreft vooral Holambra, de nederzetting, die na de oorlog een streek van uitgemergelde grond tot een welvarend landbouwgebied heeft gemaakt.
Brazilië is het enige land, dat collectieve immigratie in kolonies toestaat. Het is dank zij dit systeem, dat een aantal Nederlanders er een bestaan heeft gevonden. De individuele immigratie daarentegen stelt bijzonder hoge eisen en houdt grote gevaren in.
Prof. De Quay gaf hierna zijn indruk weer van de drie Nederlandse kolonies, die hij heeft bezocht. Carambeí, de oudste, die in 1911 is gesticht, is nog altijd een gesloten, Nederlandse gereformeerde eenheid van rijkere boeren. De kinderen huwen onder elkaar. De kolonie heeft één grote zorg: komen er mensen bij uit Nederland? Van na de oorlog dateert de nederzetting Castrolanda, ook een stukje Nederland, waar integratie nog nauwelijks waarneembaar is: zelfs In het economische vlak is deze nog betrekkelijk beperkt. Eveneens naoorlogs is Holambra, de katholieke nederzetting. Helaas zijn thans de naweeën nog aanwezig van de mislukkingen, die deze kolonie heeft gehad in de beginjaren, toen twee groepen zich hebben afgescheiden. De afgescheiden groepen: Tronco en Nao Me Toque, staan beide zwak, maar teruggaan naar Holambra is blijkbaar niet mogelijk. Wellicht kan de volgende generatie de kloof overbruggen. De sanering in Holambra zelf, waaraan ir. Hogeboom “met terecht harde hand” leiding heeft gegeven, heeft tot goede resultaten geleid. Hoewel de mensen ‑ als alle emigranten ‑ enig heimwee blijven houden, zijn ze wel tevreden. Zij hebben succes behaald met de subtropische produkten. Ook Holambra is echter een volkomen Nederlandse gemeenschap, die zich wellicht pas over 40 jaar met de Braziliaanse zal vermengen. Deze vermenging is voor de katholieken gemakkelijker dan voor de gereformeerden, maar ze zal voor allen maar langzaam verlopen. Ook voor de bewoners van Holambra is aanvoer van nieuwe mensen daarom van groot belang.
Een moeilijkheid voor de emigratie naar Brazilë blijft, dat men er als boer niet kan beginnen zonder een kapitaal, dat gewoonlijk op ƒ 20.000 wordt gesteld. Werken met Nederlandse leningen is niet mogelijk en in Brazilië is er grote kapitaalschaarste. Toch zal Brazilië, dat zo graag Nederlandse nederzettingen ziet, dat kapitaal moeten verschaffen. De emigranten, die naar Brazilië gaan, zullen een groot doorzettingsvermogen moeten hebben, niet te sentimenteel moeten zijn en geen ruzie moeten maken over kleinigheden. Het maakt weinig verschil of ze van het zand of van de klei komen, aangezien ze toch op heel andere cultures moeten overschakelen.
“Nederlandse” koffie uit Brazilië
In het eerste decennia van het bestaan is er op Holambra volop geëxperimenteerd met diverse akkerbouwgewassen. Nadat in het begin de nadruk lag op in Nederland gangbare gewassen als aardappelen en tarwe, werd langzamerhand overgeschakeld op tropische gewassen. Zo werd er ook begonnen met de verbouw van koffie, een teelt die in de omgeving van Holambra al een eeuw op grote schaal plaatsvond. In 1957 vond de eerste koffieoogst plaats. Eind van dat jaar werden de eerste koffiebalen naar Nederland vervoerd. Diverse kranten, zoals ook het protestantse dagblad Trouw hebben hieraan aandacht besteed. meer ““Nederlandse” koffie uit Brazilië”
Nederlandse boeren in Brazilië staan voor enorme mogelijkheden
In maart 1954 bezocht een journalist van het katholieke dagblad De Tijd de jonge kolonie Holambra. Hij was onder de indruk wat er allemaal was bereikt, maar liet niet onvermeld dat er nog steeds een grote schuldenlast op de kolonie rustte. Maar Ribeirão gaat een grote toekomst tegemoet, zo stelde hij vast.
Een autorit van ruim twee uur brengt ons van São Paulo naar Mogi Mirim, waar de Fazenda “Ribeirao” ligt, ” ten westen van de grote stad, bijna aan het einde van de prachtige autoweg, die 40 km verder het binnenland in halt houdt voor een weidse woestenij. We waren, zoals de lezers weten, naar São Paulo gevlogen om aldaar een festival bij te wonen, niet bepaald een daverend evenement in de reeks, die we al achter de rug hadden. En er was slechts een vaag verlangen in ons, als we dan toch in de buurt waren, eens kennis te gaan maken met de Nederlandse boeren, die de Nederlandse Fazenda bewonen, waarover in het provinciale deel van de Nederlandse pers een en ander te doen is geweest, nu enkele jaren geleden.(…)
meer “Nederlandse boeren in Brazilië staan voor enorme mogelijkheden”